ECLI:NL:RBAMS:2024:7801

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
81-077375-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het vangen van knobbelzwanen en dierenmishandeling in het kader van de Wet natuurbescherming en Wet dieren

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen beschuldigd werd van het vangen van knobbelzwanen in de periode van 3 juni 2021 tot en met 20 augustus 2021. De verdachte werd ervan beschuldigd opzettelijk knobbelzwanen te hebben gevangen, bijeengebracht en vervoerd, terwijl er in Nederland hoogpathogene vogelgriep was geconstateerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten handelingen heeft verricht die in strijd zijn met de Wet natuurbescherming en de Wet dieren. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan dierenmishandeling en het voorhanden hebben van munitie buiten de wapenkluis. De rechtbank heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken opgelegd, evenals een taakstraf van 100 uur. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte, die niet eerder veroordeeld was. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming van de vogelstand en het welzijn van dieren, vooral in het licht van de volksgezondheid.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 81.077375.21
Datum uitspraak: 17 oktober 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
wonende op het adres [adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.S. de Weijer en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T.J. Roest Crollius, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank wijst tegelijkertijd met dit vonnis ook vonnis in de zaken van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij
1: in de periode van 3 juni 2021 tot en met 20 augustus 2021 samen met een ander (opzettelijk) op verschillende plekken in het Groene Hart in Nederland knobbelzwanen heeft gevangen;
2: in de periode van 3 juni 2021 tot en met 20 augustus 2021 samen met een ander als houder van dieren (opzettelijk) op verschillende plekken in Nederland zwanen heeft gevangen, bijeengebracht, vervoerd of verhandeld terwijl er in Nederland hoogpathogene vogelgriep voorkwam;
3: op 20 augustus 2021 in Nieuwerbrug aan den Rijn samen met een ander (opzettelijk) 30 knobbelzwanen voor verkoop heeft vervoerd en/of voor verkoop onder zich gehad en/of ten verkoop heeft aangeboden;
4: op 20 augustus 2021 in Nieuwerbrug aan den Rijn samen met een ander 30 knobbelzwanen heeft mishandeld dan wel zonder redelijk doel hun gezondheid of welzijn heeft benadeeld;
5: op 20 augustus 2021 in Nieuwerbrug aan den Rijn 25 steel shot patronen en 300 shotgun patronen voorhanden heeft gehad buiten de wapenkluis.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd om van de ten laste gelegde feiten kennis te nemen en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten bewezen kunnen worden verklaard.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat feit 1 bewezen kan worden, behalve ten aanzien van het tenlastegelegde vangen van knobbelzwanen in Kockengen. Hij heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feiten 2, 3 en 4. Ten aanzien van feit 5 heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht feit 3 niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. In het dossier bevindt zich namelijk geen bewijs dat de knobbelzwanen te koop zijn aangeboden of bedoeld waren voor verkoop. Nu dit een bestanddeel van de tenlastegelegde delictsomschrijving is, kan reeds daarom geen bewezenverklaring van het ten laste gelegde volgen.
4.3.2.
Het oordeel over het onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde
Feit 1
In artikel 3.1 van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) staat dat het verboden is om opzettelijk van nature in Nederland levende vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn te doden of vangen. De knobbelzwaan is een soort die onder dit verbod valt.
Haastrecht, Reeuwijk, Harmelen en Linschoten
Het voertuig van verdachte, een Ford Focus met kenteken [kenteken 1] , en het voertuig van [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), een Mitsubishi Pajero met kenteken [kenteken 2] , waren door de politie voorzien van peilbakens. Uit de gegevens van het peilbaken aan de auto van verdachte blijkt dat deze op de avonden van 8 juli 2021, 13 augustus 2021 en
16 augustus 2021 een weiland ingereden is in respectievelijk Haastrecht, Reeuwijk en Harmelen. Op 19 augustus 2021 is de auto naar een boerderij in Linschoten gereden. De auto vertrok daarbij telkens vanaf het adres van [medeverdachte 1] . Op 8 juli 2021 was ook de auto van [medeverdachte 1] in hetzelfde weiland in Haastrecht als de auto van verdachte.
Verdachte heeft hierover op zitting het volgende verklaard. Hij en [medeverdachte 1] zijn op 8 juli ieder zelf naar het weiland gegaan. Op de overige voornoemde data reed verdachte met [medeverdachte 1] samen naar en van de locaties. [medeverdachte 1] ving daar zwanen, waarbij verdachte soms ook hielp door de zwanen op te drijven zodat [medeverdachte 1] ze kon vangen. Op 16 augustus 2021 was ook [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) er bij.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte op voornoemde data samen met de medeverdachte [medeverdachte 1] en op 16 augustus 2021 ook met medeverdachte [medeverdachte 2] knobbelzwanen heeft gevangen. Elk van de verdachten heeft handelingen verricht die nodig waren om het feit te kunnen plegen.
Partiële vrijspraak: Kockengen
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte op 11 augustus 2021 in Kockengen een of meer knobbelzwanen heeft gevangen. Uit het dossier blijkt weliswaar dat verbalisanten op 3 augustus 2021 op de betreffende locatie in Kockengen knobbelzwanen hebben gezien en dat deze er op 12 augustus niet meer zaten, maar het enkele feit dat de auto van medeverdachte [medeverdachte 1] in de avond van 11 augustus 2021 ongeveer een half uur heeft stilgestaan op die locatie vindt de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
Feit 2
De rechtbank heeft onder 1 bewezen verklaard dat verdachte samen met anderen diverse keren knobbelzwanen heeft gevangen. Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij en [medeverdachte 1] de zwanen meenamen en vervolgens in een veewagen deden die op het terrein van [medeverdachte 1] stond. Op het erf van [medeverdachte 1] vond op 20 augustus 2021 een doorzoeking plaats en zijn in de veewagen achter op het erf 30 knobbelzwanen aangetroffen.
Dit alles vond medio 2021 plaats en in die periode is er op meerdere momenten sprake geweest van met vogelgriep besmette vogels in de buurt van waar het vangen en vervoeren plaatsvond. Uit de verklaring van deskundige [naam] blijkt onder meer dat het vogelgriepvirus overdraagbaar is, dat bij surveillance in Nederland hoog-pathogene H5 virusinfectie vaak wordt vastgesteld bij vrijlevende knobbelzwanen en dat het vangen van en de handel in knobbelzwanen een aanzienlijk risico met zich brengt voor verspreiding van hoog-pathogene H5 virussen. Er is daarnaast een risico op besmetting van mensen die bij deze vangst en handel betrokken zijn.
Verdachte en [medeverdachte 1] hebben samen de zwanen gevangen, vervoerd en vervolgens bijeengebracht in de veewagen. De rechtbank merkt hen op grond van deze feiten beiden aan als houder van de zwanen. Ook verdachte moet van de gevaren die vogelgriep met zich meebrengt op de hoogte zijn geweest, gelet op de nieuwsberichten daarover. Verdachte had op zijn minst redelijkerwijs kunnen vermoeden dat door zijn handelen een besmetting met of verspreiding van een dierziekte of een zoönose kon worden veroorzaakt. Verdachte en [medeverdachte 1] hebben desondanks de zwanen gevangen, vervoerd en bijeengebracht en zij hebben daarbij geen maatregelen getroffen om besmetting of verspreiding van mogelijke ziekte te voorkomen. Zij hebben hiermee in strijd met artikel 2.11 lid 2 van de Wet dieren gehandeld.
Verdachte en [medeverdachte 1] hebben deze handelingen ook opzettelijk verricht. Voor dit feit gaat het om kleurloos opzet en daarbij hoeft het opzet enkel gericht te zijn op de strafbaar gestelde gedraging zelf, niet op het niet-naleven van een wettelijke verplichting.
Zij hebben verder de handelingen samen verricht. Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, zodat de rechtbank medeplegen bewezen zal verklaren.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde bestanddeel “verhandelen”, nu hiervoor geen bewijs in het dossier zit. Ook is er geen bewijs dat de strafbare handelingen hebben plaatsgevonden in Kockengen, IJsselstein en Driebruggen.
Feit 4
Bij de doorzoeking van het terrein van [medeverdachte 1] op 20 augustus 2021 zijn in de veewagen 30 zwanen aangetroffen. Een verbalisant van de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (hierna: NVWA) heeft beschreven dat het ging om een ruimte van 5 à 6 vierkante meter, dat de vloer nat was van de mestresten, dat er geen voer, drink- of zwemwater was en dat jonge zwanen kennelijk vertrapt waren door ouderdieren. Een aantal dieren was bij aankomst in de opvang overleden en ook was een zwaan er zo slecht aan toe dat deze later door een dierenarts geëuthanaseerd is. Een dierenarts die als getuige is gehoord heeft aangegeven dat door deze situatie de dieren onnodig lijden en letsel werd toegebracht en dat de gezondheid en het welzijn van de dieren is geschaad. De rechtbank acht verdachte, samen met [medeverdachte 1] , hiervoor verantwoordelijk.
De rechtbank heeft onder 1 bewezen verklaard dat verdachte samen met anderen diverse keren knobbelzwanen heeft gevangen. Verdachte heeft op zitting verklaard dat ze de zwanen in een veewagen deden die op het terrein van [medeverdachte 1] stond. Verdachte heeft gesteld dat hij de dieren daar alleen maar bracht. Dit ontslaat verdachte echter niet van de verantwoordelijkheid voor het welzijn van de dieren. Ook verdachte wist van deze situatie en hij is er mede verantwoordelijk voor dat de dieren zo zijn opgesloten.
Verdachte en [medeverdachte 1] hebben de zwanen samen in deze ruimte opgesloten en zij hadden beiden voor fatsoenlijke omstandigheden voor de zwanen moeten zorgen. Door de dieren in deze ongeschikte ruimte te plaatsen zonder voedsel en drinkwater, waar ze onder meer letsel bij elkaar konden veroorzaken, hebben zij de gezondheid en het welzijn van al deze dieren benadeeld. De rechtbank acht dierenmishandeling bewezen en zal ook hier medeplegen bewezen verklaren.
Feit 5
De rechtbank zal dit feit bewezen verklaren. De rechtbank leest het in de eerste regel van het onder 5 ten laste gelegde vermelde “2022” als “2021”, omdat van een kennelijke misslag sprake is. De verbetering van deze misslag schaadt verdachte niet in zijn verdediging. Uit het dossier blijkt duidelijk dat het om 20 augustus 2021 ging, de datum waarop de doorzoeking bij verdachte heeft plaatsgevonden. Voor verdachte was duidelijk om welke beschuldiging het ging en waartegen hij zich moest verdedigen. Dat heeft hij ter zitting ook gedaan.
Bij de doorzoeking op het adres van verdachte hebben verbalisanten in zijn garage munitie aangetroffen. Verdachte bezit op dat moment een jachtakte maar de munitie ligt buiten de kluis terwijl deze volgens de voorschriften in een kluis moet worden opgeslagen. Verdachte heeft verklaard dat dit zijn munitie is en dat het vanwege ruimtegebrek en nalatigheid buiten de kluis ligt. Onder deze omstandigheden gold ook voor verdachte het verbod van artikel 26 Wet wapens en munitie.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1
op tijdstippen in de periode van 3 juni 2021 tot en met 20 augustus 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen of een ander opzettelijk knobbelzwanen heeft gevangen, immers heeft hij en/of zijn mededader(s)
a. op of omstreeks 8 juli 2021 te Haastrecht, gemeente Krimpenerwaard en
b. op of omstreeks 13 augustus 2021 te Reeuwijk, gemeente Reeuwijk-Bodegraven en
c. op of omstreeks 16 augustus 2021 te Harmelen, gemeente Woerden en
d. op of omstreeks 19 augustus te Linschoten, gemeente Montfoort
knobbelzwanen gevangen;
2
op tijdstippen in de periode van 3 juni 2021 tot en met 20 augustus 2021 te
- Haastrecht, gemeente Krimpenerwaard en
- Reeuwijk, gemeente Reeuwijk-Bodegraven en
- Harmelen, gemeente Woerden en
- Linschoten, gemeente Montfoort en
- Nieuwerbrug aan den Rijn, gemeente Reeuwijk-Bodegraven
tezamen en in vereniging met een ander, als houder van dieren die redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen een besmetting met dan wel de verspreiding van een dierziekte of een zoönose als bedoeld in het eerste lid kon worden veroorzaakt, opzettelijk dergelijk handelen of nalaten niet achterwege heeft gelaten, terwijl dit in redelijkheid kon worden gevergd en niet alle maatregelen die in redelijkheid konden worden gevergd heeft genomen, teneinde zodanige besmetting of verspreiding te voorkomen, immers hebben hij en zijn mededaders, terwijl er in Nederland hoogpathogene vogelgriep voorkwam, zwanen gevangen en bijeengebracht op het adres [adres 2] en vervoerd;
4
op 20 augustus 2021 te Nieuwerbrug aan den Rijn, gemeente Bodegraven-Reeuwijk tezamen en in vereniging met een ander zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was bij 30 knobbelzwanen (Cygnus olor) pijn of letsel heeft veroorzaakt dan wel de gezondheid of het welzijn van die dieren heeft benadeeld, immers:
- hadden deze dieren te weinig bewegingsruimte en
- beschikten deze dieren niet over water en voer en
- waren de dieren sterk vervuild met mest;
5
op 20 augustus 2021 te Nieuwerbrug aan den Rijn, gemeente Bodegraven-Reeuwijk munitie van de categorie III voorhanden heeft gehad, immers had hij:
- 25 steel shot patronen Bornaghi CAL 12 / 70 mm en
- shotgun patronen 12G Black Gold Steel High Performance 4-32 voorhanden buiten de wapenkluis in de garage op perceel [adres 3] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Bewijs

De rechtbank baseert haar overtuiging dat verdachte de bewezen geachte feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Het overzicht van de bewijsmiddelen is opgenomen in
bijlage IIbij dit vonnis. Die bijlage hoort bij dit vonnis en maakt daar deel van uit.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen

9.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen en een geldboete van € 1.500,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 30 dagen.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte een geldboete op te leggen. Hij heeft daarbij verzocht om rekening te houden met het feit dat de rol van verdachte kleiner was dan die van [medeverdachte 1] . Verdachte heeft spijt dat hij heeft geholpen. Hij heeft sindsdien niet meer voor [medeverdachte 1] gereden en is niet met politie in aanraking gekomen. Hij is niet eerder veroordeeld en het betreft een oudere zaak.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in de zomer van 2021 schuldig gemaakt aan het samen met anderen vangen van in het wild levende knobbelzwanen uit weilanden op diverse plaatsen in het Groene Hart. Op dat moment was op diverse plekken in de omgeving bovendien vogelgriep bij vogels geconstateerd. Ze hebben vervolgens deze zwanen vervoerd en in een veewagen op het terrein van [medeverdachte 1] bij elkaar gezet. Verdachte en [medeverdachte 1] hebben daarbij geen maatregelen getroffen om besmetting of verspreiding te voorkomen. Vervolgens hebben zij niet zorg gedragen voor het welzijn van de zwanen die ze hadden gevangen. Ze hebben de dieren in een veel te kleine, smerige ruimte laten verblijven, waarbij de dieren geen voedsel en water hadden. Door de slechte omstandigheden is uiteindelijk een aantal zwanen overleden. Daarnaast is bij verdachte, in strijd met de voorwaarden van de aan hem verleende vergunning, munitie op verschillende plaatsen buiten de kluis aangetroffen. Verdachte heeft daarmee de Wet wapens en munitie overtreden door munitie voorhanden te hebben.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 19 augustus 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder door de strafrechter veroordeeld is.
Verdachte heeft zich aan ernstige feiten schuldig gemaakt. Het gaat hier om regels ter bescherming van de vogelstand, het welzijn en de gezondheid van dieren en de volksgezondheid. Verdachte heeft zich hierom niet bekommerd, maar enkel oog gehad voor zijn eigen handelen. De rechtbank houdt er bij de bepaling van de strafmaat rekening mee dat verdachte niet eerder veroordeeld is voor een strafbaar feit en dat verdachte op de zitting een deels bekennende verklaring heeft afgelegd. De rechtbank acht, naast een taakstraf, een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Hiermee wijkt de rechtbank af van de eis van de officier van justitie. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de feiten te ernstig om te volstaan met een taakstraf. De voorwaardelijke gevangenisstraf wordt dus opgelegd om de ernst van de feiten te benadrukken en om aan verdachte een stok achter de deur te geven. Gaat de verdachte opnieuw in de fout, dan weet hij dat daaraan direct consequenties verbonden kunnen worden. Alles afwegende veroordeelt de rechtbank verdachte tot een taakstraf voor de duur van honderd uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank zou aan verdachte anders een taakstraf van 120 uur hebben opgelegd.

10.Beslag

Onder verdachte is zijn auto (Ford Focus) met kenteken [kenteken 1] in beslag genomen. De officier van justitie heeft verzocht de auto verbeurd te verklaren. De verdediging heeft geen standpunt ten aanzien van de auto ingenomen. Verder is € 3.401,- in beslag genomen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dit bedrag kan worden teruggegeven. De raadsman heeft teruggave aan de rechthebbende verzocht en gezegd dat dat een ander dan verdachte is.
Verbeurdverklaring
De auto behoort aan verdachte toe. De onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zijn met dit voertuig begaan, waarbij de laadruimte van het voertuig is aangepast c.q. ingericht om de knobbelzwanen mee te vervoeren. Het voertuig wordt daarom verbeurd verklaard.
Teruggave
Nu het geld niet in relatie staat tot de feiten waarvoor verdachte veroordeeld wordt dient dit geld aan de rechthebbende te worden teruggegeven.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, de artikelen 1, 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 2.1, 2.11, 8.11 en 8.12 van de Wet dieren en artikel 3.1 van de Wet natuurbescherming.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het
onder 3ten laste gelegde
niet bewezenen spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart
bewezendat verdachte het onder
1, 2, 4 en 5ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 3.1 lid 1 van de Wet natuurbescherming, meermalen gepleegd;
Feit 2:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 2.11 tweede lid Wet dieren, opzettelijk begaan;
Feit 4:
een gedraging in strijd met een voorschrift gesteld bij artikel 2.1 eerste lid van de Wet dieren, meermalen gepleegd;
Feit 5:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat deze straf
niet ten uitvoergelegd zal worden,
tenzijlater anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 100 (honderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 (vijftig) dagen.
Verklaart
verbeurd:
5: goednr. 684562, omschrijving: Blauw, merk: Ford, 1 stk personenauto [kenteken 1]
Gelast de
teruggaveaan de rechthebbende van:
1: goednr. 684552, omschrijving: geld, € 190,-
2: goednr. 684558, omschrijving: geld, € 2.750,-
3: geen goednr., omschrijving: geld, € 6,-
4: goednr. 684555, omschrijving: geld, € 455,-
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A.E. Wijnker, voorzitter,
mrs. M. Smit en M. Nieuwenhuijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Steenbakkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 oktober 2024.