ECLI:NL:RBAMS:2024:7797

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
81-077401-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het vangen van knobbelzwanen en dierenmishandeling in het kader van de Wet natuurbescherming en Wet Dieren

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij het vangen van knobbelzwanen in Nederland. De verdachte werd beschuldigd van meerdere overtredingen van de Wet natuurbescherming en de Wet Dieren, waaronder het opzettelijk vangen van knobbelzwanen in een periode waarin vogelgriep was geconstateerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten op verschillende locaties in het Groene Hart knobbelzwanen heeft gevangen, bijeengebracht en vervoerd, zonder de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen om besmetting met vogelgriep te voorkomen. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van dierenmishandeling, omdat de gevangen zwanen in ongeschikte omstandigheden werden gehouden zonder voldoende voedsel en water. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het medeplegen van het vangen van knobbelzwanen, dierenmishandeling en het in bezit hebben van het verboden middel Aldicarb. De rechtbank heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, samen met een taakstraf van 140 uur en een geldboete van € 2.500,-.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 81.077401.21
Datum uitspraak: 17 oktober 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
wonende op het adres [adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.S. de Weijer en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.L. Baar naar voren hebben gebracht.
De rechtbank wijst tegelijkertijd met dit vonnis ook vonnis in de zaken van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd –van beschuldigd dat hij
1: in de periode van 3 juni 2021 tot en met 20 augustus 2021 samen met een ander (opzettelijk) op verschillende plekken in het Groene Hart in Nederland knobbelzwanen heeft gevangen;
2: in de periode van 3 juni 2021 tot en met 20 augustus 2021 samen met een ander (opzettelijk) op verschillende plekken in Nederland zwanen heeft gevangen, bijeengebracht, vervoerd of verhandeld terwijl er in Nederland hoogpathogene vogelgriep voorkwam;
3A: op 20 augustus 2021 in Nieuwerbrug aan den Rijn samen met een ander (opzettelijk) gefokte vogels van verschillende soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn en niet genoemd in bijlagen A, B, C en D van de CITES-basisverordening onder zich heeft gehad en/of heeft verhandeld;
3B: op 20 augustus 2021 in Nieuwerbrug aan den Rijn samen met een ander (opzettelijk) 30 knobbelzwanen voor verkoop heeft vervoerd en/of voor verkoop onder zich gehad en/of ten verkoop heeft aangeboden;
4: op 20 augustus 2021 in Nieuwerbrug aan den Rijn samen met een ander 30 knobbelzwanen heeft mishandeld dan wel zonder redelijk doel hun gezondheid of welzijn heeft benadeeld;
5: op 20 augustus 2021 in Nieuwerbrug aan den Rijn samen met een ander (opzettelijk) Aldicarb heeft gebruikt, terwijl dat middel niet is goedgekeurd in de EG-verordening die ziet op gewasbeschermingsmiddelen.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd om van de ten laste gelegde feiten kennis te nemen en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten bewezen kunnen worden verklaard.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft het vangen van knobbelzwanen op 19 augustus 2021 bekend en de verdediging heeft vrijspraak verzocht voor het overige dat onder 1 ten laste is gelegd.
De raadsman heeft bepleit dat feit 2 niet kan worden bewezen, omdat de periode niet bewezen kan worden en het feit niet gekwalificeerd kan worden. Verder moet voor feit 3A vrijspraak volgen omdat van de eenden niet kan worden vastgesteld dat het ging om soorten die een gesloten pootring moesten hebben en uit het dossier blijkt niet dat de knobbelzwanen, brandganzen en fazanten niet volgens voorschrift geringd waren. Voor feit 3B geldt dat niet bewezen kan worden dat de zwanen ter verkoop onder verdachte aanwezig waren.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 4, maar heeft wel verzocht het feit te kwalificeren als overtreding van artikel 2.2 lid 8 Wet dieren. Ten aanzien van feit 5 geldt dat er geen sprake van opzet is geweest.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van het onder 3B ten laste gelegde
De rechtbank acht feit 3B niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. In het dossier bevindt zich geen bewijs dat de knobbelzwanen te koop zijn aangeboden of bedoeld waren voor verkoop. Nu dit een bestanddeel van de tenlastegelegde delictsomschrijving is, kan reeds daarom geen bewezenverklaring van het ten laste gelegde volgen.
4.3.2.
Het oordeel over het onder 1, 2, 3A, 4 en 5 ten laste gelegde
Feit 1
In artikel 3.1 van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) staat dat het verboden is om opzettelijk van nature in Nederland levende vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn te doden of vangen. De knobbelzwaan is een soort die onder dit verbod valt.
Haastrecht, Reeuwijk, Harmelen en Linschoten
Het voertuig van [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ), een Ford Focus met kenteken [kenteken 1] , en het voertuig van verdachte, een Mitsubishi Pajero met kenteken [kenteken 2] , waren door de politie voorzien van peilbakens. Uit de gegevens van het peilbaken aan de auto van [medeverdachte 2] blijkt dat deze op de avonden van 8 juli 2021, 13 augustus 2021 en 16 augustus 2021 een weiland ingereden is in respectievelijk Haastrecht, Reeuwijk en Harmelen. Op 19 augustus 2021 is de auto naar een boerderij in Linschoten gereden. De auto vertrok daarbij telkens vanaf het adres van verdachte. Op 8 juli 2021 was ook de auto van verdachte in hetzelfde weiland in Haastrecht als de auto van [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 2] heeft hierover op zitting het volgende verklaard. Hij en verdachte zijn op 8 juli ieder zelf naar het weiland gegaan. Op de overige voornoemde data reed [medeverdachte 2] met verdachte samen naar en van de locaties. Verdachte ving daar zwanen, waarbij [medeverdachte 2] soms ook hielp door de zwanen op te drijven zodat verdachte ze kon vangen. Op 16 augustus 2021 was ook [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) er bij. Verdachte heeft op zitting bekend dat hij het feit op 19 augustus 2021 heeft gepleegd.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte op alle voornoemde data samen met medeverdachte [medeverdachte 2] en op 16 augustus 2021 ook met medeverdachte [medeverdachte 1] knobbelzwanen heeft gevangen. Elk van de verdachten heeft handelingen verricht die nodig waren om het feit te kunnen plegen.
Partiële vrijspraak: Kockengen
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte op 11 augustus 2021 in Kockengen een of meer knobbelzwanen heeft gevangen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] hebben ontkend dat zij op deze dag zwanen hebben gevangen. Uit het dossier blijkt weliswaar dat verbalisanten op 3 augustus 2021 op de betreffende locatie in Kockengen knobbelzwanen hebben gezien en dat deze er op 12 augustus niet meer zaten, maar het enkele feit dat de auto van verdachte in de avond van 11 augustus 2021 ongeveer een half uur heeft stilgestaan op die locatie vindt de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
Feit 2
De rechtbank heeft onder 1 bewezen verklaard dat verdachte samen met anderen diverse keren knobbelzwanen heeft gevangen. [medeverdachte 2] heeft op zitting verklaard dat hij en verdachte de zwanen meenamen en vervolgens in een veewagen deden die op het terrein van verdachte stond. Verdachte heeft op zitting verklaard dat ze dit op 19 augustus 2021 hebben gedaan en de rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat verdachte dit ook op andere data gedaan heeft. Op het erf van verdachte vond op 20 augustus 2021 een doorzoeking plaats en zijn in de veewagen achter op het erf 30 knobbelzwanen aangetroffen.
Dit alles vond medio 2021 plaats en in die periode is er op meerdere momenten sprake geweest van met vogelgriep besmette vogels in de buurt van waar het vangen en vervoeren plaatsvond. Uit de verklaring van deskundige [naam 1] blijkt onder meer dat het vogelgriepvirus overdraagbaar is, dat bij surveillance in Nederland hoog-pathogene H5 virusinfectie vaak wordt vastgesteld bij vrijlevende knobbelzwanen en dat het vangen van en de handel in knobbelzwanen een aanzienlijk risico met zich brengt voor verspreiding van hoog-pathogene H5 virussen. Er is daarnaast een risico op besmetting van mensen die bij deze vangst en handel betrokken zijn.
Verdachte en [medeverdachte 2] hebben samen de zwanen gevangen, vervoerd en vervolgens bijeengebracht in de veewagen. De rechtbank merkt hen op grond van deze feiten beiden aan als houder van de zwanen. Verdachte moet van de gevaren die vogelgriep met zich meebrengt op de hoogte zijn geweest, gelet op de nieuwsberichten daarover. Verdachte had op zijn minst redelijkerwijs kunnen vermoeden dat door zijn handelen besmetting met of verspreiding van een dierziekte of een zoönose kon worden veroorzaakt. Verdachte en [medeverdachte 2] hebben desondanks de zwanen gevangen, vervoerd en bijeengebracht en zij hebben daarbij geen maatregelen getroffen om besmetting of verspreiding van mogelijke ziekte te voorkomen. Zij hebben hiermee in strijd met artikel 2.11 lid 2 van de Wet dieren gehandeld. Anders dan de raadsman heeft gesteld ziet deze bepaling niet enkel op beroepsmatige houders maar op alle houders.
Verdachte en [medeverdachte 2] hebben deze handelingen ook opzettelijk verricht. Voor dit feit gaat het om kleurloos opzet en daarbij hoeft het opzet enkel gericht te zijn op de strafbaar gestelde gedraging zelf, niet op het niet-naleven van een wettelijke verplichting.
Zij hebben verder de handelingen samen verricht. Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, zodat de rechtbank medeplegen bewezen zal verklaren.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde bestanddeel “verhandelen”, nu hiervoor geen bewijs in het dossier zit. Ook is er geen bewijs dat de strafbare handelingen hebben plaatsgevonden in Kockengen, IJsselstein en Driebruggen.
Feit 3A
Op het erf van verdachte zijn bij de doorzoeking op 20 augustus 2021 diverse (water)vogels aangetroffen. Deze vogels zijn door een verbalisant van de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (hierna: NVWA) bekeken en hij heeft vastgesteld om welke soorten het ging. Het betreft hier de vogels die in volières, diverse ruimtes en een afgezet deel van de sloot zaten. Verdachte heeft verklaard dat de vogels op het erf van hem en zijn zoon (medeverdachte [medeverdachte 1] ) waren. [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat er alleen slobeenden van hem waren. Uit de verklaring van verdachte bij de politie, zijn verklaring op zitting en onderzoek aan de ringen blijkt dat het allemaal gefokte vogels waren; door die verdachte zelf gefokt of van derden gekocht.
Verdachte heeft gesteld dat de eenden die door de verbalisant als wilde eend zijn aangemerkt een andere soort betrof. De rechtbank heeft echter geen reden om te twijfelen aan de deskundigheid van de verbalisant en gaat daarom uit van het proces-verbaal dat hij hierover heeft opgesteld. De rechtbank stelt op basis van dat proces-verbaal en de bijlage daarbij vast dat het gaat om 3 knobbelzwanen (buiten de veewagen), 3 tafeleenden, 8 pijlstaarteenden, 71 wilde eenden, 12 kuifeenden, 3 brandganzen, 15 krakeenden en 4 bosfazanten.
Uit het destijds geldende artikel 3.24 lid 1 van het Besluit natuurbescherming (hierna: Bnb) volgt dat het verboden is om gefokte vogels voorhanden te hebben of te verhandelen van soorten als bedoeld in artikel 1 Vogelrichtlijn, zijnde soorten die natuurlijk in het wild leven op Europees grondgebied, en die niet genoemd zijn in bijlage A, B, C of D bij de CITES-basisverordening. Ook is verboden producten of eieren daarvan voorhanden te hebben. Een uitzondering hierop geldt volgens artikel 3.19 van de Regeling natuurbescherming als het gaat om aantoonbaar gefokte vogels van deze soorten en hun producten of eieren. Daarbij geldt voor vogels die vallen onder de Vogelrichtlijn dat ze moeten zijn voorzien van gesloten pootringen zoals bedoeld in artikel 3.28 lid 1 van het Bnb. Het moet gaan om een door een Nederlandse vogelbond voor de betreffende soort afgegeven pootring. Als een vogel van deze soort dus geen, geen gesloten of een onjuiste pootring heeft, geldt de vrijstelling niet en blijft het verbod in stand. De op de tenlastelegging genoemde soorten vallen (behoudens vrijstelling) onder dat verbod.
Knobbelzwanen
Voor een van de drie zwanen geldt dat deze een te grote en niet-gesloten ring om de poot had. De tweede zwaan had een te grote ring. Van de derde zwaan kan niet worden vastgesteld dat die niet op de juiste wijze is geringd. Het enkele feit dat de ring niet aan verdachte is afgegeven is daartoe onvoldoende, omdat handel (onder voorwaarden) is toegestaan en verdachte heeft verklaard dat hij deze zwaan heeft gekocht.
Eenden
De tafeleenden, pijlstaarteenden, kuifeenden en krakeenden droegen allemaal pootringen die voor een andere (onbeschermde) soort waren afgegeven. De wilde eenden waren allemaal niet geringd.
Brandganzen
De brandganzen droegen te grote pootringen.
Bosfazanten
De 4 bosfazanten droegen pootringen die voor een andere (onbeschermde) soort waren afgegeven.
Verdachte heeft al deze vogels voorhanden gehad zonder dat hij aan de voorwaarden voor vrijstelling van het verbod heeft voldaan, zodat hij artikel 3.24 lid 1 van het Bnb heeft overtreden. De rechtbank verklaart het tenlastegelegde feit bewezen, behoudens het voorhanden hebben van één zwaan.
Opzet
Verdachte heeft de vogels ook opzettelijk voorhanden gehad. Hiermee is aan het vereiste kleurloos opzet voldaan en de rechtbank zal opzet dan ook bewezen verklaren.
Partiële vrijspraak
Verdachte heeft verklaard dat de vogels van hem waren. De rechtbank heeft in het dossier geen bewijs aangetroffen dat verdachte de vogels samen met een ander voorhanden heeft gehad zodat zij verdachte zal vrijspreken van het bestanddeel “medeplegen”.
Dit geldt ook voor het tenlastegelegde bestanddeel “verhandelen” nu uit het dossier niet is gebleken dat hij de vogels heeft verhandeld.
Feit 4
Bij de doorzoeking van het terrein van verdachte op 20 augustus 2021 zijn in de veewagen 30 zwanen aangetroffen. Een verbalisant van de NVWA heeft beschreven dat het ging om een ruimte van 5 à 6 vierkante meter, dat de vloer nat was van de mestresten, dat er geen voer, drink- of zwemwater was en dat jonge zwanen kennelijk vertrapt waren door ouderdieren. Een aantal dieren was bij aankomst in de opvang overleden en ook was een zwaan er zo slecht aan toe dat deze later door een dierenarts geëuthanaseerd is. Een dierenarts die als getuige is gehoord heeft aangegeven dat door deze situatie de dieren onnodig lijden en letsel werd toegebracht en dat de gezondheid en het welzijn van de dieren is geschaad. De rechtbank acht verdachte, samen met [medeverdachte 2] , hiervoor verantwoordelijk.
De rechtbank heeft onder 1 bewezen verklaard dat verdachte samen met anderen diverse keren knobbelzwanen heeft gevangen. [medeverdachte 2] heeft op zitting verklaard dat ze de zwanen in een veewagen deden die op het terrein van verdachte stond. Verdachte heeft erkend op 19 augustus 2021 zwanen in de veewagen te hebben gestopt.
Verdachte en [medeverdachte 2] hebben de zwanen samen in deze ruimte opgesloten en zij hadden beiden voor fatsoenlijke omstandigheden voor de zwanen moeten zorgen. Door de dieren in deze ongeschikte ruimte te plaatsen zonder voedsel en drinkwater, waar ze onder meer letsel bij elkaar konden veroorzaken, hebben zij de gezondheid en het welzijn van al deze dieren benadeeld. De rechtbank acht dierenmishandeling bewezen en zal ook hier medeplegen bewezen verklaren.
Feit 5
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 20 augustus 2021 is een pot met een metalen deksel aangetroffen met daarin kleine korreltjes met een zwart-blauwe kleur. Deze stond in een kast waar voornamelijk linnen in lag. Ook in de schuur die op het perceel van verdachte staat, is een potje met kleine zwart-blauwe korreltjes aangetroffen. Dit potje had een rode deksel.
Bij inbeslagname is aan het potje met de rode deksel een SIN-nummer toegewezen. Uit het rapport van het NFI volgt dat de inhoud van dit potje is onderzocht en dat het Aldicarb betreft. Het NFI heeft de inhoud van een tweede pot onderzocht en hoewel niet via het SIN-nummer kan worden vastgesteld dat dit de pot is die in de kast is gevonden, concludeert de rechtbank dat het wel om deze pot gaat. De omschrijving van de pot en de inhoud door de verbalisant komt overeen met de omschrijving daarvan door het NFI. Bovendien zijn de potten samen naar het NFI gestuurd en staat bij de zaakgegevens van het rapport dat het om dezelfde verdachte gaat. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de inhoud van beide potjes Aldicarb betreft.
De potjes met Aldicarb zijn bij verdachte aangetroffen. Aldicarb is een gewasbeschermingsmiddel dat niet meer is toegelaten en niet is goedgekeurd door de Europese Unie. Het is verboden een dergelijk middel te gebruiken. Uit de Wet gewasbeschermingsmiddelen volgt dat onder “gebruiken” ook wordt verstaan de aanwezigheid van een werkzame stof in een gebouw. Door Aldicarb in zijn woning en schuur te hebben, heeft verdachte dit verboden middel gebruikt. De rechtbank verklaart het onder 5 ten laste gelegde bewezen.
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte dit opzettelijk heeft gedaan. Verdachte heeft verklaard dat hij niet meer wist dat de potjes er stonden, maar de rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig. Verdachte had de schuur in gebruik en de kledingkast stond op een plek waar verdachte dagelijks langskwam. De rechtbank acht bewezen dat verdachte wist dat de Aldicarb er stond. Hiermee is ook voldaan aan het hier vereiste kleurloos opzet.
De rechtbank heeft in het dossier geen bewijs gezien dat verdachte dit samen met een ander heeft gedaan zodat zij verdachte zal vrijspreken van het bestanddeel “medeplegen”.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1
op tijdstippen in de periode van 3 juni 2021 tot en met 20 augustus 2021 op diverse locaties in Nederland tezamen en in vereniging met anderen of een ander opzettelijk knobbelzwanen heeft gevangen, immers heeft hij en/of zijn mededader(s)
a. op of omstreeks 8 juli 2021 te Haastrecht, gemeente Krimpenerwaard en
b. op of omstreeks 13 augustus 2021 te Reeuwijk, gemeente Reeuwijk-Bodegraven en/of
c. op of omstreeks 16 augustus 2021 te Harmelen, gemeente Woerden en/of
d. op of omstreeks 19 augustus te Linschoten, gemeente Montfoort,
knobbelzwanen gevangen;
2
op tijdstippen in de periode van 3 juni 2021 tot en met 20 augustus 2021 te
- Haastrecht, gemeente Krimpenerwaard en
- Reeuwijk, gemeente Reeuwijk-Bodegraven en
- Harmelen, gemeente Woerden en
- Linschoten, gemeente Montfoort en
- Nieuwerbrug aan den Rijn, gemeente Reeuwijk-Bodegraven,
tezamen en in vereniging met een ander, als houder van dieren die redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen een besmetting met dan wel de verspreiding van een dierziekte of een zoönose als bedoeld in het eerste lid kon worden veroorzaakt, opzettelijk dergelijk handelen of nalaten niet achterwege heeft gelaten, terwijl dit in redelijkheid kon worden gevergd en niet alle maatregelen die in redelijkheid konden worden gevergd heeft genomen, teneinde zodanige besmetting of verspreiding te voorkomen, immers hebben hij en zijn mededaders, terwijl er in Nederland hoogpathogene vogelgriep voorkwam, zwanen gevangen en bijeengebracht op het adres [adres 1] en vervoerd;
3A
op 20 augustus 2021 te Nieuwerbrug aan den Rijn, gemeente Bodegraven-Reeuwijk opzettelijk
- 2 knobbelzwanen (Cygnus olor) en
- 3 Tafeleenden (aythya ferina) en
- 8 Pijlstaarteenden (Anas acuto) en
- 71 Wilde eend(en) (Anas platyrhynchos) en
- 12 kuifeend(en) (Aythya fuligula) en
- 3 brandganzen (Branta leucopsis) en
- 15 krakeenden (Anas (MArea) strepera) en
- 4 bosfazant(en) (Phasianus colchicus),
onder zich heeft gehad op en nabij het erf aan de [adres 1] ;
4
op 20 augustus 2021 te Nieuwerbrug aan den Rijn, gemeente Bodegraven-Reeuwijk tezamen en in vereniging met een ander zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij 30 knobbelzwanen (Cygnus olor) pijn of letsel heeft veroorzaakt dan wel de gezondheid of het welzijn van die dieren heeft benadeeld, immers:
- hadden deze dieren te weinig bewegingsruimte en
- beschikten deze dieren niet over water en voer en
- waren de dieren sterk vervuild met mest;
5
op 20 augustus 2021 te Nieuwerbrug aan den Rijn, gemeente Bodegraven-Reeuwijk opzettelijk 2 potten met korrels Aldicarb heeft gebruikt, door dit middel aanwezig te hebben in een kledingkast nabij de achteringang van de woning en in een schuur nabij de volière aan de [adres 1] , terwijl de stof niet was goedgekeurd als basisstof op grond van artikel 23 van verordening (EG) 1107/2009.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Bewijs

De rechtbank baseert haar overtuiging dat verdachte de bewezen geachte feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Het overzicht van de bewijsmiddelen is opgenomen in
bijlage IIbij dit vonnis. Die bijlage hoort bij dit vonnis en maakt daar deel van uit.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Anders dan de raadsman heeft betoogd, richt artikel 2.11 lid 2 Wet Dieren zoals het destijds gold zich niet enkel tot vee- of pluimveehouders. Uit de wettelijke bepaling volgt deze beperking niet en evenmin volgt dat naar het oordeel van de rechtbank uit de door de raadsman aangehaalde wetsgeschiedenis. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

9.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 140 uur, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 70 dagen en een geldboete van € 2.500,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 50 dagen. De officier van justitie heeft daarbij opgemerkt dat hij, als de redelijke termijn niet was overschreden, een taakstraf van 160 uur zou hebben gevorderd en een geldboete van € 3.000,-.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn, dat ook dieren in beslag genomen zijn die buiten de strafzaak vallen en dat de eerdere veroordelingen van verdachte al van ongeveer zeven jaar geleden zijn. Een taakstraf zou erg belastend zijn gezien de overige bezigheden van verdachte.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in de zomer van 2021 schuldig gemaakt aan het samen met anderen vangen van in het wild levende knobbelzwanen uit weilanden op diverse plaatsen in het Groene Hart. Op dat moment was op diverse plekken in de omgeving bovendien vogelgriep bij vogels geconstateerd. Ze hebben vervolgens deze zwanen vervoerd en in een veewagen op het terrein van verdachte bij elkaar gezet. Verdachte en medeverdachte hebben daarbij geen maatregelen getroffen om besmetting of verspreiding te voorkomen. Vervolgens hebben zij niet zorg gedragen voor het welzijn van de zwanen die ze hadden gevangen. Ze hebben de dieren in een veel te kleine, smerige ruimte laten verblijven, waarbij de dieren geen voedsel en water hadden. Door de slechte omstandigheden is uiteindelijk een aantal zwanen overleden. Verder heeft verdachte vogels gehouden van soorten die enkel mogen worden gehouden als zij van de juiste pootringen voorzien zijn. De vogels waren echter niet correct geringd en daarmee heeft verdachte zich niet gehouden aan de regels die zijn opgesteld voor de natuurbescherming. Tenslotte had verdachte twee potjes Aldicarb in zijn huis en schuur staan. Aldicarb is een giftig bestrijdingsmiddel dat vanaf 2004 verboden is om te gebruiken.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 12 augustus 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van minder feiten dan de officier van justitie, maar acht een hogere straf dan geëist passend.
Verdachte heeft zich aan ernstige feiten schuldig gemaakt. Het gaat hier om regels ter bescherming van de vogelstand, het welzijn en de gezondheid van dieren en de volksgezondheid. Verdachte heeft zich hierom niet bekommerd, maar enkel oog gehad voor zijn eigen handelen. De rechtbank maakt uit de verklaring die verdachte op zitting heeft afgelegd op dat hij een flinke stok achter deur nodig heeft om hem te weerhouden van het plegen van nieuwe feiten. Verdachte heeft op de zitting niet getoond dat hij inziet dat zijn handelen fout is geweest. Dit is temeer zorgelijk, gelet op de erbarmelijke omstandigheden waaronder de zwanen in de veewagen zijn aangetroffen. Het leek verdachte niet veel te deren. Verdachte is bovendien eerder veroordeeld voor het vangen van een zwaan, terwijl verdachte dat op zitting bleef ontkennen. Die eerdere veroordeling heeft op verdachte kennelijk niet zo veel indruk gemaakt, want hij heeft opnieuw zwanen gevangen. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank vindt een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op zijn plaats. Deze voorwaardelijke straf wordt dus opgelegd als stok achter de deur en om de ernst van de feiten te benadrukken. De rechtbank heeft nog overwogen om aan deze voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarde van een houdverbod voor watervogels te verbinden. Daarvoor wordt nu niet gekozen, omdat het door het openbaar ministerie niet is geëist en ook de rechtbank dat op dit moment nog geen passende sanctie vindt. Wel moet verdachte een geldboete van € 2.500,- voldoen en vindt de rechtbank een taakstraf van 140 uren passend en geboden. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. Zonder overschrijding van die termijn zou de rechtbank 160 uur taakstraf hebben opgelegd.
Verdachte moet uit deze straf begrijpen dat hij ernstig de fout in is gegaan en dat wanneer hij opnieuw in de fout gaat daaraan direct consequenties verbonden kunnen worden in de vorm van een celstraf. Hij zal er dan ook rekening mee moeten houden dat hij in dat geval een nieuwe straf en alsnog een houdverbod voor watervogels opgelegd kan krijgen.

10.Beslag

Onder verdachte zijn een geldbedrag van € 6.220,-, diverse vogels, vanghaken, pootringen en 2 potjes Aldicarb in beslag genomen. De officier van justitie heeft verzocht de vogels en pootringen voor onbeschermde soorten verbeurd te verklaren en hij heeft gesteld dat de geëiste geldboete kan worden verrekend met het geldbedrag van € 5.000,- en dat voor het resterende bedrag het beslag kan worden opgeheven. De Aldicarb moet worden onttrokken aan het verkeer, net als de pootringen voor beschermde vogelsoorten. De raadsman heeft aangegeven dat hij niet over een beslaglijst beschikt en heeft gevraagd waarom de officier van justitie alleen over € 5.000,- spreekt terwijl er meer geld in beslag is genomen.
Verbeurdverklaring
De vogels onder nummer 5 t/m 9 en 11 t/m 13 van de beslaglijst behoren aan verdachte toe. Nu met betrekking tot die voorwerpen het onder 3A bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard. Dit geldt ook voor de zwanenhaken (nrs. 14, 15 en 20).
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot de voorwerpen 17 en 18 (Aldicarb) het onder 5 bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Nu de voorwerpen 16 en 19 (pootringen) zijn aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl zij kunnen dienen tot het begaan van een soortelijk misdrijf en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Teruggave
Nu het geld niet in relatie staat tot de feiten waarvoor verdachte veroordeeld wordt, dient dit geld aan hem te worden teruggegeven.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 1a, 2, en 6 van de Wet economische delicten, de artikelen 2.1, 2.11, 8.11 en 8.12 van de Wet dieren, de artikelen 3.1 en 3.38 van de Wet natuurbescherming, artikel 3.24 van het Besluit natuurbescherming en artikel 19 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder
3Bten laste gelegde
niet bewezenen spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart b
ewezendat verdachte het onder
1, 2, 3A, 4 en 5ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
1:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 3.1 eerste lid van de Wet natuurbescherming, meermalen gepleegd;
2:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 2.11 tweede lid van de Wet dieren, opzettelijk begaan;
3A:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 3.38 eerste lid van de Wet natuurbescherming, opzettelijk begaan;
4:
een gedraging in strijd met een voorschrift gesteld bij artikel 2.1 eerste lid van de Wet dieren, meermalen gepleegd;
5:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 19 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, opzettelijk begaan.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat deze straf
niet ten uitvoergelegd zal worden,
tenzijlater anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 140 (honderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 70 (zeventig) dagen.
Veroordeelt verdachte voorts tot betaling van een
geldboete van € 2.500,-(tweeduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 35 (vijfendertig) dagen.
Verklaart
verbeurd:
5: omschrijving NVWA-2050-20210820-01, 11 stk vogel Knobbelzwanen
6: omschrijving NVWA-2050-20210820-02, 3 stk vogel Tafeleenden
7: omschrijving NVWA-2050-20210820, 8 stk vogel Pijlstaarteenden
8: omschrijving NVWA-2050-20210820-05, 12 stk vogel Kuifeenden
9: omschrijving NVWA-2050-20210820-06, 62 stk vogel Wilde eenden
10: omschrijving NVWA-2050-20210820-07, 9 stk Casarca’s
11: omschrijving NVWA-2050-20210820-08, 3 stk vogel Brandganzen
12: omschrijving NVWA-2050-20210820-09, 4 stk vogel Fazanten
13: omschrijving NVWA-2050-20210820-11, 15 stuk vogel Krakeenden
14: goednr. 684618, omschrijving: 3 stk gereedschap, zwanenhaken
15: goednr. 684619, omschrijving: 1 stk gereedschap, gardena aangepaste zwanenhaak
20: goednr. 684700, omschrijving: 1 stk gereedschap, zwanenhaak
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
16: goednr. 684620, omschrijving: 1 PR ring, pootringen
17: goednr. 689058, omschrijving: 1 pot niet te definiëren goederen, strooibusje met aldicarb
18: goednr. 684622, omschrijving: 1 pot niet te definiëren goederen, strooibus met aldicarb
19: goednr. 684692, omschrijving: 1 stk ring, pootringen verschillende kleur
Gelast de
teruggaveaan verdachte van:
1: goednr. 684671, omschrijving: geld, € 970
2: goednr. 684640, omschrijving: : geld, € 250
3 en 4: goednr. 684631, € 5.000,-
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A.E. Wijnker, voorzitter,
mrs. M. Smit en M. Nieuwenhuijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Steenbakkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 oktober 2024.
Bijlage I – Tenlastelegging
[…]
[…]
21.18
[…]
21.55
[…]
21.56
[…]
22.05
[…]
22.13
[…]
22.19
[…]
20.34
[…]
21.01
[…]
21.18
[…]
[…]