ECLI:NL:RBAMS:2024:7752

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
C/13/749376
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake koopovereenkomst certificaten van aandelen en nakoming daarvan

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen meerdere eisers en een gedaagde over de vraag of er een koopovereenkomst is gesloten met betrekking tot certificaten van aandelen in een vennootschap. De eisende partijen, bestaande uit [eiser 1] B.V., [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4], zijn erfgenamen van mevrouw [erflaatster] en hebben een rechtszaak aangespannen tegen [gedaagde]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een koopovereenkomst is gesloten voor de certificaten van aandelen voor een bedrag van € 400.000, ondanks het verweer van [gedaagde] dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen. De rechtbank oordeelt dat de eerdere communicatie tussen de partijen voldoende bewijs levert voor de totstandkoming van de overeenkomst.

De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers toegewezen, waarbij [gedaagde] wordt veroordeeld om mee te werken aan de noodzakelijke rechtshandelingen voor de nakoming van de overeenkomst. Tevens is [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade die de eisers hebben geleden door zijn tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 4 december 2024 door mr. F.L. Bolkestein.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/749376 / HA ZA 24-361
Vonnis van 4 december 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] B.V.,

te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: [eiser 2] ,
3.
[eiser 3],
te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: [eiser 3] ,
4.
[eiser 4],
te [woonplaats 3] (Gran Canaria (Spanje)),
hierna te noemen: [eiser 4] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. M.V. Vermeij,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 4] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. J. Bisschop.

1.Waar de zaak over gaat

1.1.
Eisende partijen [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] en gedaagde partij [gedaagde] zijn allen voor gelijke delen (indirect) erfgenaam van mevrouw [erflaatster] . Tot de nalatenschap behoren de door de STAK [eiser 1] B.V. uitgegeven certificaten van aandelen in [eiser 1] . Deze procedure ging aanvankelijk ook over de verdeling van deze onverdeelde nalatenschap, maar dat is niet meer nodig omdat die verdeling inmiddels al is gemaakt.
1.2.
Nu gaat de zaak alleen nog over de vraag of [gedaagde] en [eiser 1] een koopovereenkomst hebben gesloten voor de na verdeling aan [gedaagde] toebedeelde certificaten, tegen betaling van een prijs van € 550.000 door [gedaagde] aan [eiser 1] . Volgens [eiser 1] is dat het geval, volgens [gedaagde] niet.
1.3.
De rechtbank geeft [eiser 1] in dit vonnis gelijk. De rechtbank oordeelt in dit vonnis dat deze partijen een koopovereenkomst voor de certificaten hebben gesloten voor € 400.000. Het verweer van [gedaagde] dat helemaal geen koopovereenkomst tot stand is gekomen, wordt dus verworpen. Bij die stand van zaken hoeft de vervolgvraag of partijen ook een verhoging van de koopprijs tot € 550.000 zijn overeengekomen, niet meer te worden beoordeeld. Over de koopprijs als zodanig bestaat namelijk geen geschil.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 augustus 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 18 oktober 2024 en de daarin vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
[naam 1] is bestuurder van [eiser 1] .
3.2.
De STAK is beheerder van de aandelen in [eiser 1] , en heeft certificaten op deze aandelen uitgegeven. Deze certificaten behoren tot de nalatenschap.
3.3.
De statuten van [eiser 1] bevatten een blokkeringsregeling, die inhoudt dat een aandeelhouder zijn aandelen slechts kan overdragen nadat deze aandelen aan de overige aandeelhouders te koop zijn aangeboden. Deze bepaling bevat verschillende termijnen, waaronder een termijn waarbinnen de aanbieder recht heeft zijn gehele aanbod in te trekken en een termijn waarbinnen de aandelen moeten worden geleverd.
3.4.
In de statuten van de STAK is bepaald (artikel 7) dat op de overdracht van certificaten de bepalingen van de statuten van [eiser 1] over de overdracht van aandelen overeenkomstige toepassing vinden.
3.5.
In een e-mail van 14 oktober 2022 schrijft [gedaagde] aan [naam 1] en [eiser 2] :
“Naar aanleiding van de boedelscheiding het volgende.
Ik wil van de certificaten van de drukkerij af. De bv heeft genoeg geld om de certificaten van ondergetekende op te kopen. Ik bied ze aan voor € 400.000. (..)”
3.6.
In een e-mail van 11 november 2022 schrijft [naam 1] aan [eiser 2] , [eiser 4] , [eiser 3] en [gedaagde] :
“Beste Deelgenoten in de onverdeelde certificaten,
Onder verwijzing naar onderstaande mail heb ik inmiddels begrepen, dat u allen akkoord gaat met het aanbod van de heer [gedaagde] .
Het bestuur van de Stiching zal de notaris opdracht geven de onverdeeldheid te verdelen rekening houdend met de inkoop door de vennootschap van het aandeel van de heer [gedaagde] voor € 400.000,-.
Met vriendelijke, groet
[naam 1]
Mede namens
Het bestuur van de Stichting Administratiekantoor [eiser 1]
B.V.(..)”
De onderstaande mail is een mail van [naam 1] aan [eiser 2] , [eiser 4] en [eiser 3] van 26 oktober 2022, waarin hij schrijft:
“De heer [gedaagde] heeft zijn aandeel in de onverdeeldheid aangeboden voor een bedrag van € 400.000,-. Hij gaat ervan uit, dat de vennootschap zijn aandeel zal inkopen.
Gaarne verneem ik van u allen of u hiermee kunt instemmen.
Ik ga ervan uit, dat als u binnen 14 dagen nog geen reactie hebt geven u akkoord bent.
Dan zal ik de notaris opdracht geven om de onverdeeldheid te verdelen naar eenieder rekening houdend met de inkoop van het aandeel van de heer [gedaagde] .”
3.7.
In een e-mail van 13 november 2022 schrijft [gedaagde] aan [naam 1] :
“Fijn dat jullie een modus hebben gevonden.
Nadere overweging heeft opgeleverd dat 400.000 te weinig is. 550000 wil ik ervoor hebben, een al door [naam 2] genoemd bedrag. Ook dit bedrag ligt nog ver van de werkelijke waarde.”
3.8.
In een e-mail van 28 november 2022 schrijft [naam 1] aan [eiser 2] , [eiser 4] , [eiser 3] en [gedaagde] :
“Beste Deelgenoten in de onderverdeelde certificaten,
De heer [gedaagde] had zijn aandeel in de onverdeeldheid aangeboden voor een bedrag van € 400.000,- en dit ingetrokken. Er is een nieuw aanbod gekomen van € 550.000,-. In die tussentijd heeft ook mevrouw [eiser 4] haar aandeel in de onverdeeldheid aangeboden voor hetzelfde bedrag van € 550.000. Beiden gaan ervan uit, dat de vennootschap hun aandeel zal inkopen.
Gaarne verneem ik van u allen of u hiermee kunt instemmen.
Ik ga ervan uit dat als u binnen 14 dagen nog geen reactie hebt geven u akkoord bent.
Dan zal ik de notaris opdracht geven om de onverdeeldheid te verdelen naar eenieder rekening houdend met de inkoop van de aandelen in de onverdeeldheid van mevrouw [eiser 4] en de heer [gedaagde] .”

4.Het geschil

4.1.
[eisers] vorderen na eisvermeerdering en eisvermindering - samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
IV) [gedaagde] te veroordelen mee te werken aan alle rechtshandelingen en feitelijke handelingen die noodzakelijk zijn voor de nakoming van de overeenkomst tussen [gedaagde] en [eiser 1] met betrekking tot de verkoop en de levering van de (na verdeling aan [gedaagde] toebedeelde) certificaten aan [eiser 1] , zulks tegen betaling van een bedrag van € 550.000,- door [eiser 1] aan [gedaagde] ;
V) te bepalen dat [gedaagde] anders per dag een dwangsom van € 50.000 verbeurt, met een maximum van € 250.000 en – voor het geval het maximum is bereikt – te bepalen dat het vonnis in de plaats komt van alle met de verkoop en levering van de certificaten van aandelen van [eiser 1] samenhangende rechtshandelingen en feitelijke handelingen die [gedaagde] dient te verrichten, waaronder in ieder geval:
a) het verlenen van de noodzakelijke medewerking met betrekking tot de handelingen die op grond van de statuten, de certificeringsvoorwaarden, en de wet noodzakelijk zijn;
b) het (doen) passeren van de notariële akte van levering ter zake van de certificaten en verder het verrichten van alle daartoe noodzakelijke (feitelijke) handelingen.
VI) een verklaring voor recht dat [gedaagde] jegens [eisers] aansprakelijk is voor alle schade van [eisers] doordat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de verdelingsafspraak en de overeenkomst tot koop/verkoop van de certificaten, alsmede verplichting tot overdracht van de certificaten van aandelen in de [eiser 1] van [gedaagde] aan [eiser 1] , nader op te maken bij staat;
Subsidiair: namens [eisers]
VII) de verdeling van de certificaten vast te stellen;
VIII) [gedaagde] te veroordelen om mee te werken aan alle rechtshandelingen en feitelijke handelingen die noodzakelijk zijn om de gevorderde verdeling tot stand te brengen;
IX) te bepalen dat [gedaagde] anders per dag een dwangsom van € 50.000 verbeurt, met een maximum van € 250.000 en – voor het geval het maximum is bereikt – te bepalen dat het vonnis in de plaats komt van alle feitelijke en rechtshandelingen die noodzakelijk zijn om de verdeling tot stand te brengen,
Zowel primair als subsidiair:
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Koopovereenkomst
5.1.
De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] en [eiser 1] een koopovereenkomst voor de certificaten van aandelen in [eiser 1] van [gedaagde] hebben gesloten, en dat zij daarbij een prijs van € 400.000 zijn overeengekomen. Dit licht zij als volgt toe.
5.2.
In zijn mail van 14 oktober 2022 aan [eiser 2] en [naam 1] biedt [gedaagde] zijn certificaten voor de prijs van € 400.000 aan, en geeft hij aan dat de BV ( [eiser 1] ) hiervoor voldoende geld heeft. In zijn mail van 11 november 2022 aan de certificaathouders, en dus ook aan [gedaagde] , geeft [naam 1] als bestuurder van [eiser 1] aan dat hij begrijpt dat de certificaathouders akkoord gaan met het aanbod van [gedaagde] .
5.3.
Deze mails leveren achtereenvolgens een aanbod op van [gedaagde] aan [eiser 1] om [gedaagde] certificaten te kopen voor € 400.000, en de aanvaarding daarvan door [eiser 1] . Die combinatie van het aanbod en de aanvaarding daarvan levert een overeenkomst op.
5.4.
[gedaagde] voert het verweer dat geen overeenkomst tot stand is gekomen. Dat verweer wordt verworpen omdat het betrekking heeft op een ander aanbod dan het hiervoor genoemde, namelijk het latere aanbod van [gedaagde] van 13 november 2022. Het verweer houdt in dat dit latere aanbod niet is aanvaard door [eiser 1] en dat [gedaagde] dit aanbod tijdig heeft ingetrokken, waarbij [gedaagde] zich beroept op de overdrachtsbepalingen en termijnen uit de statuten van de STAK, waarin wordt verwezen naar de statuten van [eiser 1] . Omdat dat verweer geldt voor een ander aanbod dan het aanbod van 14 oktober 2022, is dat verweer niet relevant voor hetgeen hiervoor is vooropgesteld.
5.5.
Bovendien geldt dat [gedaagde] zich hoe dan ook niet op de statuten van de STAK kan beroepen, omdat die statuten geen rol spelen bij de hier te maken beoordeling. Hier gaat het namelijk om de rechtsverhouding tussen [gedaagde] en [eiser 1] , en de vraag of in die relatie een overeenkomst tot stand is gekomen. [eiser 1] is ten opzichte van de houders van certificaten in de STAK een derde partij, die buiten de rechtsverhouding binnen de STAK en de certificaathouders onderling staat. In die externe relatie komt [gedaagde] dus geen beroep toe op interne statutaire bepalingen van de STAK. [gedaagde] komt dus ook geen beroep toe op een bepaling uit de statuten van [eiser 1] dat aan de inkoop van aandelen een ava-besluit ten grondslag moet liggen.
5.6.
Anders dan [gedaagde] aanvoert, is voor de geldigheid van een koopovereenkomst voor zijn certificaten niet vereist dat hij zelf rechthebbende, eigenaar of bezitter van die certificaten is.
5.7.
In de reactie van [naam 1] op het latere aanbod van [gedaagde] van 13 november 2022staat: “ [gedaagde] had zijn aandeel in de onverdeeldheid aangeboden voor een bedrag van € 400.000,- en dit ingetrokken. Er is een nieuw aanbod gekomen van € 550.000,-.” Daarnaast bestaat de reactie uit de vraag om te vernemen van de deelgenoten in de onverdeelde certificaten of zij met dit aanbod instemmen. Uit deze reactie volgt dat [naam 1] dit latere aanbod beschouwde als een aanbod tot wijziging van de koopprijs. Niet kan uit deze reactie worden afgeleid dat [naam 1] de al tot stand gekomen koopovereenkomst als niet meer bestaand beschouwde.
5.8.
Omdat het verweer van [gedaagde] faalt, komt vast te staan dat [gedaagde] en [eiser 1] met het aanbod van [gedaagde] , en de aanvaarding daarvan door [eiser 1] , een koopovereenkomst hebben gesloten voor de certificaten van [gedaagde] voor € 400.000.
Medewerking aan nakoming
5.9.
Nu sprake is van een koopovereenkomst, kan [eiser 1] ook nakoming van die overeenkomst vorderen. [eiser 1] doet dat, met dien verstande dat zij bereid is de hogere koopprijs van € 550.000 te betalen. Tegen die hogere koopprijs, die vanzelfsprekend gunstiger is voor [gedaagde] , heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd.
5.10.
De conclusie is dan ook dat vordering primair IV van [eiser 1] om [gedaagde] te veroordelen om binnen een termijn van twee weken mee te werken aan alle rechtshandelingen en feitelijke handelingen die noodzakelijk zijn voor de nakoming van de overeenkomst, toewijsbaar is.
Dwangsom en indeplaatsstelling
5.11.
[eiser 1] vordert een dwangsom. Een dwangsom is echter niet nodig. [eiser 1] vordert namelijk ook indeplaatsstelling van het vonnis voor het geval [gedaagde] niet tijdig aan de nakoming van de overeenkomst meewerkt. Die indeplaatsstelling is toewijsbaar. Indien [gedaagde] niet tijdig meewerkt aan het ondertekenen van de leveringsakte kunnen [eisers] de levering zelf bewerkstelligen met dit vonnis. Hetzelfde geldt voor het verlenen van de noodzakelijke medewerking met betrekking tot handelingen die op grond van de statuten, de certificeringsvoorwaarden, en de wet noodzakelijk zijn.
5.12.
In zoverre wordt vordering primair V dan ook toegewezen.
Schadevergoeding
5.13.
[eisers] vorderen daarnaast schadevergoeding en verwijzing naar de schadestaatprocedure om de schade vast te stellen doordat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de verdelingsafspraak en de koopovereenkomst. Criterium voor verwijzing is of de mogelijkheid van schade aannemelijk is. Aan dat criterium wordt in dit geval voldaan. [eisers] hebben aangevoerd dat als [gedaagde] de overeenkomst was nagekomen, dividend over minder certificaathouders hoefde te worden verdeeld, en het aandeel in het dividend voor elk van die certificaathouders daardoor groter was geweest. Daarmee hebben [eisers] de mogelijkheid van schade aannemelijk gemaakt.
5.14.
Het voorgaande betekent dat vordering primair VI ook wordt toegewezen. Aan de subsidiaire vorderingen wordt bij die stand van zaken niet meer toegekomen.
Proceskosten
5.15.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld. [gedaagde] heeft wat betreft de proceskosten gewezen op artikel 237 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Omdat inderdaad een familierelatie tussen meerdere van de eisers en [gedaagde] bestaat, ziet de rechtbank aanleiding om op grond van het door [gedaagde] aangehaalde artikel de proceskosten te compenseren op de wijze zoals in het dictum is vermeld.
5.16.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis mee te werken aan alle rechtshandelingen en feitelijke handelingen die noodzakelijk zijn voor de nakoming van de overeenkomst tussen [gedaagde] en [eiser 1] met betrekking tot de verkoop en levering van de (na verdeling aan [gedaagde] toebedeelde) certificaten aan [eiser 1] , tegen betaling van een bedrag van € 550.000 door [eiser 1] aan [gedaagde] ,
6.2.
bepaalt dat indien [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling onder 6.1 heeft voldaan, het vonnis in de plaats komt van alle met verkoop en levering van de certificaten van aandelen van het kapitaal in [eiser 1] samenhangende rechtshandelingen en feitelijke handelingen die gedaagde dient te verrichten, waaronder in ieder geval:
het verlenen van de noodzakelijke medewerking met betrekking tot handelingen die op grond van de statuten, de certificeringsvoorwaarden en de wet noodzakelijk zijn;
het (doen) passeren van de notariële akte van levering ter zake van de certificaten en verder het verrichten van alle daartoe noodzakelijke (feitelijke) handelingen;
6.3.
verklaart voor recht dat [gedaagde] jegens [eisers] aansprakelijk is voor alle schade die [eisers] hebben geleden en zullen lijden doordat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst tot koop/verkoop van de certificaten, alsmede verplichting tot overdracht van de certificaten van aandelen in [eiser 1] aan [eiser 1] , nader op te maken bij staat,
6.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt,
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Bolkestein, rechter, en in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 4 december 2024.