In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, als gemachtigde van passagiers die een vlucht van Lyon naar Bristol via Amsterdam hadden geboekt, een vordering ingesteld tegen Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM) wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vlucht, uitgevoerd op 22 april 2023, had een vertraging van 35 minuten bij aankomst in Amsterdam, wat leidde tot een totale vertraging van ongeveer 6 uur voor de passagiers. AirHelp vorderde een schadevergoeding van € 500,00 op basis van de Europese Verordening 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij annuleringen of langdurige vertragingen. KLM verweerde zich door te stellen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een ATC (Air Traffic Control) actie, en dat zij voldoende reservetijd had ingepland voor de aansluitende vlucht.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de rechter oordeelde dat KLM voldoende bewijs had geleverd voor de buitengewone omstandigheden die de vertraging veroorzaakten. De rechter concludeerde dat de MCT (minimal connecting time) van 40 minuten voor continentale vluchten in Amsterdam was gerespecteerd en dat de passagiers niet in staat waren om de aansluitende vlucht te halen. Daarom werd de vordering van AirHelp afgewezen en werd AirHelp veroordeeld in de proceskosten van KLM.