ECLI:NL:RBAMS:2024:7714

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
11193560 CV EXPL 24-8152
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over annuleringskosten bij koopovereenkomst van een auto

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 13 december 2024 een tussenuitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en Autobedrijf Nieuwendijk Badhoevedorp B.V. De zaak betreft een koopovereenkomst voor een Renault Twingo, waarbij [eiser] de overeenkomst heeft geannuleerd en Nieuwendijk annuleringskosten heeft gevorderd. De procedure begon met een dagvaarding op 27 juni 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 5 december 2024. Tijdens deze behandeling heeft [eiser] gesteld dat er mondeling een financieringsvoorbehoud was gemaakt, wat door Nieuwendijk werd betwist. De kantonrechter heeft [eiser] de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren van dit voorbehoud. De rechter oordeelde dat als [eiser] zijn stelling kan bewijzen, hij geen annuleringskosten verschuldigd is. Als het bewijs niet slaagt, moet [eiser] de gevorderde annuleringskosten van € 750,00 betalen. De kantonrechter heeft ook overwogen dat het beding in de algemene voorwaarden van Nieuwendijk niet onredelijk bezwarend is, en dat de vordering in reconventie van Nieuwendijk kan worden toegewezen. De zaak is aangehouden voor bewijslevering, met een rolzitting gepland op 10 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11193560 \ CV EXPL 24-8152
Vonnis van 13 december 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
AUTOBEDRIJF NIEUWENDIJK BADHOEVEDORP B.V.,
gevestigd te Lijnden,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Nieuwendijk,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 juni 2024, met producties;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, van 5 juli 2024, met producties;
- het instructievonnis van 19 juli 2024;
- de dagbepaling van de mondelinge behandeling;
1.2.
Op 5 december 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens Nieuwendijk is [naam 1] (salesmanager) verschenen. [eiser] is verschenen en bijgestaan door zijn gemachtigde.
1.3.
De gemachtigde van [eiser] heeft een pleitnota voorgedragen. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken. Nieuwendijk heeft, op verzoek van de kantonrechter, ter zitting e-mailcorrespondentie tussen [eiser] en Nieuwendijk overgelegd. Dit stuk is aan het dossier toegevoegd. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben op 19 mei 2023 een overeenkomst gesloten met betrekking tot de koop van een Renault Twingo voor € 10.249,70. De overeenkomst is in de winkelruimte gesloten en door beide partijen ondertekend. Op de overeenkomst zijn de ‘Algemene Voorwaarden BOVAG Autobedrijven Koop/Reparatie & Onderhoud’ van toepassing. In de overeenkomst staat vermeld dat betaling per bank zal plaatsvinden.
2.2.
[eiser] heeft om de auto te kopen een financieringsaanvraag gedaan. Op 22 mei 2023 heeft Mobilize Financial Services een e-mail verstuurd aan [eiser] . Deze e-mail is in cc aan de heer [naam 2] , werkzaam bij Nieuwendijk, verstuurd. In deze e-mail is, onder meer, het volgende opgenomen:

Hartelijk dank voor uw email – wij hebben uw dossier beoordeeld. Het “probleem” waar wij op stuiten is de proeftijd bij uw nieuwe werkgever. Wij kunnen in de proeftijd geen akkoord geven.
Na de proeftijd is dit wel mogelijk met een werkgeversverklaring waarin wordt aangegeven dat uw proeftijd voorbij is.”
2.3.
In artikel 8 lid 3 van de Algemene Voorwaarden (hierna: het beding) is met betrekking tot kosten in geval van annulering het volgende opgenomen:

De consument moet alle schade vanwege het annuleren vergoeden. Deze schade is vastgesteld op 15% van de totale koopprijs van de auto, onderdeel of accessoire, tenzij partijen bij het sluiten van de overeenkomst iets anders hebben afgesproken.”
2.4.
De koop is door [eiser] geannuleerd, waarna Nieuwendijk op grond van het beding € 1.537,45 annuleringskosten heeft gevorderd.
2.5.
In een telefoongesprek met [eiser] heeft Nieuwendijk aangeboden om de annuleringskosten te verlagen tot € 750,00. [eiser] heeft naar aanleiding hiervan op 21 juli 2023 een e-mail gestuurd aan de heer [naam 1] . Hierin stond, onder meer, het volgende:

Hierbij ga ik akkoord met de, inclusief belasting, annuleringskosten van € 750,-.

Ik ga in drie termijnen (3 maanden), maandelijks €250 aflossen.
2.6.
[eiser] heeft de annuleringskosten onbetaald gelaten
2.7.
De gemachtigde van [eiser] heeft op 8 augustus 2023 per e-mail aan Nieuwendijk medegedeeld dat het beding volgens hem onredelijk bezwarend is en dat het beding daarom werd vernietigd, waarmee de grond om de annuleringskosten te vorderen was vervallen. Nieuwendijk heeft als reactie daarop, op dezelfde dag, per e-mail aan de gemachtigde van [eiser] kenbaar gemaakt dat het beding volgens hem rechtsgeldig is overeengekomen en dat de annuleringskosten nog steeds verschuldigd zijn.

3.Het geschil in conventie en reconventie

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
i. een verklaring voor recht:
-
primairdat artikel 8 lid 3 van de Algemene Voorwaarden door [eiser] op 8 augustus 2023 is vernietigd en [eiser] derhalve niets is verschuldigd aan Nieuwendijk;
-
subsidiairdat artikel 8 lid 3 van de Algemene Voorwaarden niet van toepassing is;
veroordeling van Nieuwendijk tot betaling van de (na)kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] legt aan zijn primaire vordering ten grondslag dat het beding onredelijk bezwarend en daarom vernietigbaar is. Annuleringskosten die vooraf vastgesteld, niet gemaximaliseerd en niet afhankelijk van de daadwerkelijke kosten en/of inspanning zijn kunnen niet aangemerkt worden als een ‘redelijke vergoeding’. Nieuwendijk heeft haar daadwerkelijke schade onvoldoende onderbouwd.
3.3.
Subsidiair stelt [eiser] dat toepassing van het beding in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Hierbij is van belang dat [eiser] zich als consument in een zwakkere positie bevindt ten opzichte van Nieuwendijk en dat niet gebleken is dat de gevorderde vergoeding redelijk is.
3.4.
Ter zitting heeft [eiser] hieraan toegevoegd dat mondeling is afgesproken dat de koop onder voorbehoud van financiering was en dat de heer [naam 2] hem ervan heeft verzekerd dat hij zich, tot de financiering rond was, geen zorgen hoefde te maken over annuleringskosten. Er is daarnaast aangedrongen om akkoord te gaan met het voorstel omtrent de lagere annuleringskosten, waardoor sprake is van een oneerlijke handelspraktijk.
3.5.
Nieuwendijk voert verweer en vordert in reconventie veroordeling van [eiser] tot betaling van € 750,00. Daaraan legt zij ten grondslag dat de financiering pas na de koop ter sprake is gekomen en er dus geen sprake is van een voorbehoud. Daarnaast zijn de algemene voorwaarden tweezijdig vastgesteld, waardoor het beding niet onredelijk bezwarend is. Nieuwendijk heeft kosten gemaakt voor het rijklaar maken en opnieuw verkopen van de auto. Deze kosten bedragen meer dan de annuleringskosten. Nieuwendijk heeft een redelijk voorstel gedaan door minder dan de helft van de annuleringskosten te vorderen.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Om de vorderingen in conventie en reconventie te beoordelen moet worden vastgesteld wat
ten tijde van het sluitenvan de overeenkomst is afgesproken over de annuleringskosten. [eiser] stelt dat er mondeling een financieringsvoorbehoud is gemaakt. Hij heeft toegelicht dat de heer [naam 2] dit aan hem heeft bevestigd. De kantonrechter biedt [eiser] de gelegenheid om dit te bewijzen. Het volgende is daarvoor de reden.
Financieringsvoorbehoud
4.2.
Vast staat dat partijen een koopovereenkomst hebben gesloten en dat de Algemene Voorwaarden hierop van toepassing zijn. Daarnaast staat vast dat de koop door [eiser] is geannuleerd.
4.3.
Nu de koop door [eiser] is geannuleerd vordert Nieuwendijk – op grond van het beding – annuleringskosten. [eiser] stelt dat hij deze kosten niet hoeft te betalen. Hij stelt dat er tijdens de koop mondeling is besproken dat hij geen annuleringskosten hoefde te betalen als zijn financieringsaanvraag zou worden afgewezen. [eiser] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat er tijdens de koop is gesproken over de financiering van de auto, maar heeft geen bewijs geleverd van afspraken die daaromtrent zijn gemaakt.
4.4.
Op grond van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) draagt de partij die zich beroept op de rechtgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten in beginsel de bewijslast van die feiten of rechten. Dit betekent dat [eiser] , die stelt dat er afspraken zijn gemaakt over annulering zonder kosten, dient te bewijzen dat er een financieringsvoorbehoud is overeengekomen.
4.5.
Nu [eiser] heeft aangeboden om zijn stellingen te bewijzen, zal hij hiertoe in de gelegenheid worden gesteld. De zaak zal voor bewijslevering worden verwezen naar de in de beslissing vermelde rolzitting.
Als het bewijs slaagt
4.6.
Als [eiser] erin slaagt om zijn stelling te bewijzen zal worden geoordeeld dat hij geen annuleringskosten aan Nieuwendijk hoeft te betalen. Uit de e-mail van Mobilize Financial Services kan worden opgemaakt dat de financieringsaanvraag is afgewezen en dat Nieuwendijk hiervan op de hoogte was. Als gevolg van de afwijzing is [eiser] , vanwege het financieringsvoorbehoud, geen annuleringskosten verschuldigd. De latere afspraak € 750,00 te betalen heeft [eiser] gesloten in de veronderstelling dat het annuleringsbeding toch niet rechtsgeldig was overeengekomen. Die afspraak kan bij het slagen van de bewijsopdracht dan ook niet in stand blijven. De vordering in conventie zal in dat geval niettemin worden afgewezen, omdat deze ziet op vernietiging van het annuleringsbeding. Ook de vordering in reconventie zal bij het slagen van de bewijsopdracht worden afgewezen, omdat het financieringsvoorbehoud is ingeroepen.
Als het bewijs niet slaagt
4.7.
Als [eiser] er niet in slaagt om zijn stelling te bewijzen zal worden geoordeeld dat hij € 750,- aan Nieuwendijk dient te betalen. [eiser] stelt dat artikel 8 lid 3 van de Algemene Voorwaarden onredelijk bezwarend, en daarom op grond van artikel 6:233 sub a Burgerlijk Wetboek (BW) vernietigbaar, is. De kantonrechter volgt dit niet. Daarnaast is onvoldoende gesteld of gebleken dat er sprake is geweest van een oneerlijke handelspraktijk. Dit wordt als volgt toegelicht.
4.8.
[eiser] heeft de overeenkomst gesloten als consument. Daarom is het consumentenrecht van toepassing. Op grond van artikel 6:237 sub i BW wordt een beding in de algemene voorwaarden op grond waarvan de wederpartij in geval van beëindiging van de overeenkomst – anders dan op grond van een tekortkoming in de nakoming – verplicht is om een geldsom te betalen, vermoed onredelijk bezwarend te zijn, tenzij deze geldsom een redelijke vergoeding betreft voor door de gebruiker geleden verlies of gederfde winst.
4.9.
Nieuwendijk heeft aangevoerd dat zij kosten heeft gemaakt om, onder meer, de auto rijklaar te maken en opnieuw te verkopen. [eiser] heeft onvoldoende weersproken dat Nieuwendijk deze kosten heeft gemaakt en dat dit gebruikelijk is bij de verkoop van een auto. Nieuwendijk heeft daarmee voldoende onderbouwd dat het percentage van 15% van de koopprijs – wat in dit geval een lager bedrag dan de daadwerkelijk gemaakte kosten oplevert – een redelijke vergoeding van haar geleden verlies of gederfde winst als gevolg van een annulering omvat.
4.10.
Het beding is daarom naar het oordeel van de kantonrechter niet onredelijk bezwarend. De kantonrechter neemt daarbij ook in aanmerking dat annulering van de overeenkomst op grond van de wet – dus zonder annuleringsbeding – in beginsel helemaal niet mogelijk is.
4.11.
Nu het beding niet onredelijke bezwarend wordt geacht, kan het beding niet op grond van artikel 6:237 sub i BW jo artikel 6:233 sub a BW vernietigd worden. De gevorderde verklaring voor recht dat het beding door [eiser] is vernietigd zal dan ook afgewezen worden. Aangezien daarnaast – als het bewijs niet slaagt – niet komt vast te staan dat er een financieringsvoorbehoud is gemaakt, zal Nieuwendijk met een beroep op het beding annuleringskosten kunnen vorderen.
4.12.
Nieuwendijk heeft aangeboden om de annuleringskosten te verlagen tot € 750,-. [eiser] heeft met dit voorstel ingestemd. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd waarom deze afspraak tot stand zou zijn gekomen als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk. Daarnaast komt de afspraak ten goede aan [eiser] .
4.13.
Ook de (subsidiaire) stelling van [eiser] dat het op grond van artikel 6:248 lid 2 BW, rekening houdend met alle omstandigheden, waaronder het verschil in positie tussen partijen, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om [eiser] te houden aan de annuleringskosten, is onvoldoende onderbouwd. De gevorderde verklaring voor recht hieromtrent zal dan ook worden afgewezen. De vordering is reconventie zal worden toegewezen.
4.14.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
draagt [eiser] op te bewijzen dat er ten tijde van het sluiten van de overeenkomst een financieringsvoorbehoud is gemaakt,
5.2.
bepaalt dat op de rolzitting van
10 januari 2025 om 10.00 uuraan [eiser] de gelegenheid wordt geboden om te kennen te geven of, en zo ja, op welke wijze van die bewijsopdracht gebruik zal worden gemaakt en zo daartoe getuigen zullen worden gehoord, welke getuigen worden voorgedragen, waarna daarvoor dag en uur zullen worden bepaald;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Zwart da Silva Palma, griffier.
64183