ECLI:NL:RBAMS:2024:769

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
C/13/746081 / KG ZA 24-88 EAM/MA
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating van een leerling tot school na geschil over incident

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een 10-jarige leerling, vertegenwoordigd door zijn moeder, en de stichting die verantwoordelijk is voor zijn school. De eiseres, bijgestaan door advocaat mr. A. Yandere, vorderde dat de stichting de leerling zou toelaten tot de school, zoals hij dat voorheen deed, zonder beperkingen of voorwaarden. De stichting, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.G. Hofman, voerde verweer tegen deze vordering. De zaak was van spoedeisend belang, waardoor de rechter besloot om direct uitspraak te doen in de vorm van een 'kopstaartvonnis', met een nadere uitwerking die op 27 februari 2024 zal volgen.

De rechter oordeelde dat de stichting geen gedegen onderzoek had uitgevoerd naar een incident dat had geleid tot de uitsluiting van de leerling. Dit gebrek aan onderzoek maakte het onmogelijk om vast te stellen wat er precies was gebeurd en welke rol de leerling daarbij had gespeeld. De voorzieningenrechter besloot daarom dat de stichting de leerling per 26 februari 2024 moest toelaten tot de school, met een dwangsom van € 200,00 per dag voor het geval de stichting niet aan deze beslissing voldeed, met een maximum van € 20.000,00. Daarnaast werd de stichting veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die op dat moment waren begroot op € 1.194,00. Het vonnis werd openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/746081 / KG ZA 24-88 EAM/MA
Vonnis in kort geding van 13 februari 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres bij dagvaarding op verkorte termijn van 6 februari 2024,
advocaat mr. A. Yandere te Barendrecht,
tegen
de stichting
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.G. Hofman te Heemstede.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de stichting genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Ter zitting van 12 februari 2024 heeft [eiseres] de vordering zoals omschreven in de akte wijziging eis toegelicht. De stichting heeft verweer gevoerd.
Beide partijen hebben schriftelijke stukken en de stichting tevens een pleitnota ingediend. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is heden de beslissing gegeven, in de vorm van dit ‘kopstaartvonnis’.
De uitwerking daarvan zal volgen op 27 februari 2024.
Ter zitting waren aanwezig:
[eiseres] met mr. Yandere en verder als toehoorders: de vader van [naam kind] , de huidige partner, de zus, de moeder en de schoonvader van [eiseres] , alsmede mw. [naam 1] van Pleegzorg,
aan de kant van de stichting: mr. Hofman met mw. [naam 2] , waarnemend directeur, dhr. [naam 3] , interim directeur, en dhr. [naam 4] , bestuurder.

2.De feiten

Volgen in de uitwerking.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert na eiswijziging de stichting te gebieden om [naam kind] op de eerstvolgende schooldag met het oog op het volgen van onderwijs, zoals vóór 24 november 2023 en zonder beperkingen en voorwaarden, toe te laten tot de [naam school] , zulks op straffe van een dwangsom van
€ 2.000,-- per dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat dit gebod niet wordt nageleefd, met veroordeling van de stichting in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten.
3.2.
De stichting voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt in de latere uitwerking ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De formele weren slagen niet. Dit wordt in de schriftelijke uitwerking nader toegelicht.
4.2.
De verdere inhoudelijke beoordeling volgt in de schriftelijke uitwerking. Om toch alvast iets van de motivering mee te geven: een essentiële overweging die leidt tot de na te melden beslissing is dat de stichting geen (gedegen) onderzoek heeft uitgevoerd naar het incident, zodat niet valt vast te stellen wat er precies is gebeurd en wat de rol van [naam kind] daarbij is geweest.
4.3.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als nader vermeld onder 5.2. en gemaximeerd tot € 20.000,00.
4.4.
De stichting zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Er wordt geen aanleiding gezien af te wijken van het uitgangspunt dat bij een kostenveroordeling wordt uitgegaan van forfaitaire bedragen. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- griffierecht 87,00
- salaris advocaat
1.107,00
Totaal € 1.194,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt de stichting [naam kind] per maandag 26 februari 2024 met het oog op het volgen van onderwijs, zoals vóór 24 november 2023 en zonder beperkingen en voorwaarden, toe te laten tot de [naam school] ,
5.2.
veroordeelt de stichting om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 200,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de stichting niet aan de in 5.1. uitgesproken veroordeling voldoet, met een maximum van € 20.000,00,
5.3.
veroordeelt de stichting in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.194,00,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.H. Abbas, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2024. [1]

Voetnoten

1.type: MA