ECLI:NL:RBAMS:2024:7648

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
13/302610-24 (EAB III)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees Aanhoudingsbevel voor de tenuitvoerlegging van een opgelegde straf

Op 27 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) met parketnummer 13/302610-24. Dit EAB is uitgevaardigd door de Tsjechische autoriteiten en betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1988, die in Tsjechië is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van twee jaar. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 20 november 2024 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn raadsvrouw, mr. F.S. Baardman. De rechtbank heeft besloten het onderzoek ter zitting te heropenen om aanvullende informatie op te vragen, zodat in alle gelijktijdig behandelde zaken een einduitspraak kan worden gedaan. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd en de gevangenneming bevolen. De opgeëiste persoon heeft de Tsjechische nationaliteit en is opgeroepen voor het proces dat heeft geleid tot zijn veroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de datum en plaats van het proces en dat er geen sprake is van een weigeringsgrond op basis van artikel 12 van de Overleveringswet. De rechtbank heeft de zaak aangehouden en bepaald dat deze uiterlijk op 10 december 2024 opnieuw op zitting wordt aangebracht. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Vegter, voorzitter, en de rechters mr. B.M. Vroom-Cramer en mr. A.L. op ‘t Hoog, in aanwezigheid van griffiers mr. A.T.P. van Munster en mr. Ç.H. Dede.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/302610-24 (EAB III)
Datum uitspraak: 27 november 2024 (bij vervroeging)
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering van 27 september 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 maart 2021 door
the District Court in Opava, Tsjechië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Tsjecho-Slowakije) op [geboortedag] 1988,
laatst opgegeven feitelijke woon- of verblijfplaats:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 20 november 2024, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. F.S. Baardman, advocaat te Utrecht, die verklaard heeft door hem gemachtigd te zijn. De raadsvrouw neemt waar voor mr. C.N.G. Starmans, ook advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenneming bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Tsjechische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt
the enforceable judgment of the District Court in Opava of 30 September 2015 in conjunction with the resolution of the District Court in Opava of 18 August 2020 on the modification of the sentence, Case number 1 T 145/2014.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB en het A-formulier nog twee jaren. Van onduidelijkheid omtrent de resterende straf – zoals gesteld door de raadsvrouw – is dus geen sprake. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon voorwaardelijk opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis van 30 september 2015 en omgezet in een onvoorwaardelijke straf bij de beslissing van 18 augustus 2020.
Dit vonnis en deze beslissing betreffen het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat uit het EAB volgt dat de opgeëiste persoon in persoon is opgeroepen voor het proces dat tot de veroordeling van 30 september 2015 heeft geleid (oproeping op 10 september 2015) en daarbij op de hoogte is gebracht van de datum en plaats van het proces en ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kan worden genomen wanneer hij niet op dat proces verschijnt. Daarom is ten aanzien van de veroordeling van 30 september 2015 sprake van de situatie zoals bedoeld in artikel 12, onder a, OLW.
De vrijheidsstraf is aanvankelijk in voorwaardelijke vorm met een proeftijd van 4 jaar aan de opgeëiste persoon opgelegd. Bij beslissing van 18 augustus 2020 is de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke vrijheidsstraf bevolen. Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 23 maart 2023 [4] volgt dat de procedure die heeft geleid tot de veroordeling voor een nieuw strafbaar feit die ten grondslag ligt aan de beslissing tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf ook onderworpen dient te worden aan de toets van artikel 12 OLW.
Uit het tegelijk behandelde overleveringsverzoek op basis van EAB I (parketnummer: 13/302547-24) volgt dat de voorwaardelijk straf is omgezet in een onvoorwaardelijke straf, omdat de opgeëiste persoon in zijn proeftijd een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd dat heeft geleid tot de veroordeling uit EAB I (met de beslissing in hoger beroep van 27 mei 2020). Uit de toetsing aan artikel 12 OLW in EAB I volgt dat de weigeringsgrond hier niet van toepassing is (omdat de situatie van artikel 12, onder a, OLW zich voordoet).
De beslissing tot tenuitvoerlegging van 18 augustus 2020 zelf is geen beslissing waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf is gewijzigd. Deze beslissing valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [5]

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
-
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Tsjechië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Heropening

Tegelijkertijd met deze zaak is het EAB met parketnummer 13/302412-24 (EAB II) behandeld. In die zaak heeft de rechtbank, kort gezegd, besloten om bij (vervroegde) tussenuitspraak het onderzoek ter zitting te heropenen voor het opvragen van aanvullende informatie. Teneinde in alle zaken tegelijk einduitspraak te kunnen doen, zal de rechtbank daarom ook in deze zaak vervroegd uitspraak doen en het onderzoek ter zitting heropenen en schorsen.

6.Beslissing

HEROPENT EN SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd;
BEPAALTdat de zaak uiterlijk op 10 december 2024 opnieuw op zitting wordt aangebracht;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw;
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Tsjechische taal tegen voornoemde nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mr. B.M. Vroom-Cramer en mr. A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster en mr. Ç.H. Dede, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 27 november 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (
5.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (