Op 27 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) met parketnummer 13/302610-24. Dit EAB is uitgevaardigd door de Tsjechische autoriteiten en betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1988, die in Tsjechië is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van twee jaar. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 20 november 2024 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn raadsvrouw, mr. F.S. Baardman. De rechtbank heeft besloten het onderzoek ter zitting te heropenen om aanvullende informatie op te vragen, zodat in alle gelijktijdig behandelde zaken een einduitspraak kan worden gedaan. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd en de gevangenneming bevolen. De opgeëiste persoon heeft de Tsjechische nationaliteit en is opgeroepen voor het proces dat heeft geleid tot zijn veroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de datum en plaats van het proces en dat er geen sprake is van een weigeringsgrond op basis van artikel 12 van de Overleveringswet. De rechtbank heeft de zaak aangehouden en bepaald dat deze uiterlijk op 10 december 2024 opnieuw op zitting wordt aangebracht. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Vegter, voorzitter, en de rechters mr. B.M. Vroom-Cramer en mr. A.L. op ‘t Hoog, in aanwezigheid van griffiers mr. A.T.P. van Munster en mr. Ç.H. Dede.