ECLI:NL:RBAMS:2024:7642

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
13/274974-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen en veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en cocaïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen, munitie en het aanwezig hebben van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een revolver en de bijbehorende munitie, maar heeft hem vrijgesproken van de beschuldigingen met betrekking tot het witwassen van geld en het aanwezig hebben van drugs. De zaak kwam aan het licht na een doorzoeking op 26 augustus 2024, waarbij verschillende verdovende middelen en wapens in de woning werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de drugs in de woning, maar dat hij wel verantwoordelijk was voor het wapen dat onder de kussens van de bank was aangetroffen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van voorarrest, en oordeelde dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank benadrukte de ernst van het voorhanden hebben van een vuurwapen en de impact daarvan op de veiligheid van de samenleving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/274974-24
Datum uitspraak: 3 december 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 19 november 2024. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. V.C.E. de Jong, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T.P. Schut, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
De zaak is gelijktijdig – maar niet gevoegd – behandeld met de zaken van medeverdachten [medeverdachte 1] (parketnummers 13/282093-24 en 13/175203-23 (tul)) en [medeverdachte 2] (parketnummer 13/274835-24). De medeverdachten worden hierna ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] genoemd.

2.Inleiding

Op 26 augustus 2024 doorzoeken verbalisanten een scooter naar aanleiding van een melding dat hier vermoedelijk verdovende middelen in zitten. De scooter staat op naam van medeverdachte [medeverdachte 1] (de zoon van verdachte). In de scooter treffen verbalisanten tientallen gripzakjes met pillen, kristallen en wit poeder, een weegschaal en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan. Gezien deze bevindingen besluiten de verbalisanten om de woning aan [adres 2] , waar [medeverdachte 1] staat ingeschreven, te doorzoeken.
In de woning zijn tijdens de doorzoeking aanwezig verdachte en [medeverdachte 2] (de ex-partner van verdachte en stiefmoeder van [medeverdachte 1] ). [medeverdachte 2] is de huurster van de woning en woont samen met [medeverdachte 1] in de woning. Verdachte staat bij de gemeente Amsterdam ingeschreven op een ander adres, maar verblijft regelmatig in de woning aan [straatnaam] .
In de slaapkamer van [medeverdachte 2] wordt een schoenendoos gevonden met daarin 3,97 gram cocaïne en 97 gram MDMA. In de slaapkamer van [medeverdachte 1] vinden verbalisanten onder andere een gaspistool met munitie en 25,67 gram cocaïne. In de woonkamer ligt op verschillende plekken in totaal 10,2 gram cocaïne en onder het zitkussen van de bank ligt een geladen revolver met munitie. Daarnaast vinden de verbalisanten verspreid over de woning contante geldbedragen, waardoor zij het vermoeden krijgen dat er sprake is van witwassen.
De rechtbank moet in deze zaak beoordelen of verdachte de wapens, de munitie en de verdovende middelen, al dan niet samen met een ander, aanwezig heeft gehad en of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van het geld dat is aangetroffen in de woning.

3.Beschuldiging

Aan verdachte is – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij zich op 26 augustus 2024 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1: medeplegen van het voorhanden hebben van een gaspistool en een revolver (categorie III) en munitie van categorie III;
feit 2: medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne, MDMA (XTC) en/of 3-MMC;
feit 3: medeplegen van het witwassen van € 6.558,45 en/of € 2.228,35.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ivan dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een revolver en de bijbehorende munitie. Van het overige dat aan verdachte is tenlastegelegd, moet verdachte worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het voorhanden hebben van wapens en munitie
Verdachte heeft verklaard dat hij geen weet had van beide wapens. Uit onderzoek blijkt echter dat DNA van verdachte is aangetroffen op het wapen in de woonkamer, namelijk op de ruwe en scherpe delen van het wapen en in de binnenzijde van de loop. Verdachte moet voor het voorhanden hebben van dit wapen en de bijbehorende munitie worden veroordeeld. Voor de overige onderdelen van de beschuldiging – het vuurwapen en de munitie in de slaapkamer van [medeverdachte 1] , alsook het medeplegen – moet verdachte worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het voorhanden hebben van drugs
Een groot deel van de drugs zijn aangetroffen in de kamer van [medeverdachte 1] , waar verdachte niet komt. Het is niet zichtbaar dat er drugs zat in de schoenendoos die onder het bed in de kamer van verdachte is aangetroffen. De drugs die in de woonkamer zijn gevonden liggen ook niet direct in het zicht. Juridisch gezien is het lastig te bepleiten of verdachte wist dat de drugs in de woning lagen, waardoor verdachte van feit 2 moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het witwassen
Er is zonder meer sprake van een witwasvermoeden, nu in de woning op verschillende plekken wapens, drugs en geldbedragen zijn aangetroffen. Verdachte heeft vervolgens een verklaring over de herkomst van de geldbedragen gegeven die voldoende aannemelijk is. Verdachte moet van feit 3 worden vrijgesproken.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.
Ten aanzien van het voorhanden hebben van wapens en munitie
In het dossier is geen bewijs dat verdachte de wapens en de munitie in de woning voorhanden heeft gehad, waardoor verdachte van feit 1 moet worden vrijgesproken.
Het DNA op het wapen in de woonkamer kan op allerlei andere manieren op het wapen zijn terechtgekomen. Daarnaast kan er geen koppeling worden gemaakt met de munitie die is aangetroffen in de woning en met het wapen dat in de woonkamer is gevonden.
Ten aanzien van het voorhanden hebben van drugs
In het dossier is geen bewijs dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs in de woning. Verdachte wist niet wat in de schoenendoos in de slaapkamer zat, deze lag immers onder het bed verstopt. De overige middelen in de woning heeft verdachte nooit gezien. Dit maakt dat verdachte van feit 2 moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het witwassen
Verdachte heeft een concrete, geloofwaardige en verifieerbare verklaring afgelegd over de herkomst van het geld, waardoor hij van feit 3 moet worden vrijgesproken.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 – bewezenverklaring voorhanden hebben wapen en munitie
De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat bewezen is dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van de revolver die in de woonkamer is aangetroffen en de daarbij behorende munitie. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie is allereerst vereist dat verdachte een wapen of munitie bewust aanwezig heeft gehad. Die bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Verder is voor de bewezenverklaring van dat voorhanden hebben nodig dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
Wapen in de slaapkamer van [medeverdachte 1] .Verdachte heeft verklaard dat hij niet in de slaapkamer van [medeverdachte 1] komt. De rechtbank acht deze verklaring aannemelijk. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat verdachte het wapen en de daarin geplaatste munitie niet bewust aanwezig heeft gehad. Daarom is niet bewezen dat verdachte het wapen en de bijbehorende munitie die in de slaapkamer van [medeverdachte 1] zijn aangetroffen voorhanden heeft gehad, zodat hij van dit onderdeel zal worden vrijgesproken.
Wapen in de woonkamer. Uit forensisch onderzoek blijkt dat DNA-sporen van verdachte zijn aangetroffen aan de ruwe en scherpe delen en aan de binnenzijde van de loop. Verdachte heeft verklaard dat hij geen wetenschap had van de aanwezigheid van de revolver. Hij heeft een alternatieve verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op de revolver. Volgens de verdachte is zijn DNA daarop terechtgekomen doordat hij op de bank heeft gezeten. Verdachte heeft ook verklaard dat hij niet schoonmaakt in de woning. De rechtbank is van oordeel dat het alternatieve scenario als hoogst onwaarschijnlijk terzijde moet worden geschoven. De verbalisanten hebben de revolver verstopt onder een zitkussen op de bank aangetroffen. Het ligt niet in de rede dat het DNA van de verdachte op de binnenzijde van de loop van de revolver terecht is gekomen enkel doordat hij op de bank heeft gezeten.
De revolver is onderzocht en dit bleek een vuurwapen, zoals genoemd in artikel 1 lid 1 onder 3e, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie te zijn. Deze bleek te zijn voorzien van een achttal patronen. Deze patronen zijn ook onderzocht en deze bleken munitie in de zin van artikel 1, onder 4e gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en Munitie te zijn.
Gelet op voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorhanden heeft gehad het wapen en de bijbehorende munitie die in de woonkamer zijn aangetroffen.
De rechtbank acht het medeplegen bewezen, omdat medeverdachte [medeverdachte 1] , die ook in de woning verbleef, het wapen en de bijbehorende munitie ook in die woning voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feit 2 – bewezenverklaring aanwezig hebben drugs
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie en de raadsman, bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van het aanwezig hebben van 10,2 gram cocaïne en overweegt daartoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van ‘aanwezig hebben’ in de zin van artikel 2, aanhef en onder C, van de Opiumwet is nodig dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs. Daarvoor is niet doorslaggevend aan wie de drugs toebehoren. Er hoeft ook geen sprake te zijn van beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de drugs. Wel moet verdachte feitelijke macht over de drugs kunnen uitoefenen, in de zin dat hij daarover kan beschikken. Hiermee wordt bedoeld dat verdachte in enige mate kon bepalen wat er met die drugs zou gebeuren.
Ten tijde van de doorzoeking was verdachte in de slaapkamer van [medeverdachte 2] . Onder het bed is een schoenendoos met drugs aangetroffen. De enkele omstandigheid dat de schoenendoos in de slaapkamer van [medeverdachte 2] lag, brengt niet met zich mee dat verdachte wist dat daarin drugs zaten. De schoenendoos was gesloten en lag verstopt onder het bed. Deze lag dus niet direct in het zicht. De rechtbank kan daardoor niet met voldoende zekerheid vaststellen dat verdachte wetenschap had van de drugs die in deze kamer lagen en zal verdachte voor dit onderdeel vrijspreken.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet in de slaapkamer van [medeverdachte 1] komt. De rechtbank acht deze verklaring aannemelijk. Zodoende kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte wist dat de drugs in de slaapkamer van [medeverdachte 1] lagen en zal verdachte van dit onderdeel vrijspreken.
In de woonkamer zijn op verschillende plekken (vermoedelijk) drugs aangetroffen. Er lag een gevulde sok op de bank met daarin gripzakjes en verschillende substanties. Ook lag op het tafeltje rechts naast het tv-meubel een brok wit poeder. In een kastje lag een weegschaaltje met poederresten. Een deel van de gevonden middelen zijn getest en blijken een hoeveelheid van 10,2 gram cocaïne te zijn. Verdachte heeft verklaard dat hij de drugs niet heeft gezien. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk, omdat de drugs en de niet geteste maar op drugs lijkende stoffen op verschillende plekken in de woonkamer lagen en de brok poeder op het tafeltje naast het tv-meubel direct in het zicht lag. Gelet op de verklaring van verdachte dat hij regelmatig in de woning verblijft om [medeverdachte 2] te verzorgen en dat hij de dag voor de doorzoeking ook in de woning was, neemt de rechtbank aan dat hij ook in de woonkamer is geweest en dus kon zien dat daar drugs lagen.
Gelet op voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad op de aanwezigheid van de drugs die aangetroffen zijn in de woonkamer van de woning, zijnde 10,2 gram cocaïne. De rechtbank spreekt verdachte vrij voor zover de beschuldiging ziet op het aanwezig hebben van MDMA en
3-MMC.
De rechtbank acht het medeplegen bewezen, omdat medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , die op 26 augustus 2024 samen met verdachte in de woning verbleven, ook wetenschap van de aanwezigheid van en beschikkingsmacht over de drugs hebben gehad en deze daarmee aanwezig hebben gehad. Dit oordeel volgt uit de vonnissen tegen de medeverdachten.
Ten aanzien van feit 3 – vrijspraak witwassen
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen en spreekt hem daarvan vrij. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Gelet op de drugs, vuurwapens en bankbiljetten die in de woning zijn aangetroffen, was zonder meer sprake was van een vermoeden van witwassen. Vervolgens heeft verdachte een verklaring gegeven over de herkomst van het geld die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Verdachte heeft verklaard dat het om spaargeld van hem en van [medeverdachte 2] gaat. Deze verklaring is onderbouwd en is in lijn met de verklaring van [medeverdachte 2] . Gelet hierop zijn er geen feiten en omstandigheden aannemelijk gewonden op grond waarvan kan worden vastgesteld dat het niet anders kan zijn dan dat het geld – onmiddellijk of middellijk – uit misdrijf afkomstig is. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
feit 1
op 26 augustus 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22 knal omgebouwd naar .22 Long Rifle en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 8 stuks, merk onbekend van het kaliber .22 Long Rifle
voorhanden heeft gehad;
feit 2
op 26 augustus 2024 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van het voorarrest.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de strafmaat, gelet op het standpunt dat verdachte van de tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals op zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie. Het wapen lag onder de kussens van de bank in de woonkamer en was bovendien geladen. Het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Daarnaast heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben van harddrugs in een woning. Door het aanwezig hebben van een dergelijke hoeveelheid drugs heeft verdachte bijgedragen aan het in standhouden van het gebruik van voor de volksgezondheid schadelijke drugs en de bijbehorende handel daarin, die vaak gepaard gaat met andere vormen van (ernstige) criminaliteit. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 17 oktober 2024 en heeft gezien dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor wapen- of druggerelateerde feiten. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 29 augustus 2024 van Reclassering Nederland, waarin staat dat zij niet tot een advies kunnen komen, omdat verdachte de feiten ontkent.
Strafoplegging
De rechtbank heeft gekeken naar de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze dienen als uitgangspunt bij het bepalen van de straf.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de ernst van de feiten niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Ter terechtzitting is niet gebleken van persoonlijke omstandigheden die maken dat de duur van de gevangenisstraf naar beneden zou moeten worden bijgesteld. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.

9.Beslag

Op de beslaglijst van verdachte zijn voorwerpen vermeld die in beslag zijn genomen. De beslaglijst wordt als
bijlage IIIaan dit vonnis gehecht en geldt als hier ingevoegd.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het wapen en de munitie moeten worden onttrokken aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het bewezenverklaarde is begaan en deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de volgende artikelen:
36b, 36c, 47, 57 Wetboek van Strafrecht,
2, 10 Opiumwet,
26, 55 Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 3 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is
bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 2
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Revolver (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545507);
  • 1 STK Patroon (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545511).
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Gabel, voorzitter,
mrs. M.C.H. Broesterhuizen en M. Nieuwenhuijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. Ketelaers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 december 2024.

Voetnoten

1.De rechtbank begrijpt dat de geboortedatum in dit proces-verbaal van bevindingen een kennelijke verschrijving is, daar verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij degene was die in deze ruimte aanwezig was tijdens de doorzoeking. De rechtbank leest de geboortedatum als 1986.
2.De rechtbank begrijpt dat het itemnummer in dit proces-verbaal van bevindingen een kennelijke verschrijving is, daar de officier van justitie ter terechtzitting heeft verklaard dat het wapen uit de woonkamer het itemnummer 6545507 betreft en omdat het proces-verbaal van bevindingen onderzoek vuurwapens noteert dat de revolver is aangetroffen in de woonkamer. De rechtbank gaat uit van itemnummer 6545507.