ECLI:NL:RBAMS:2024:7641

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
13/282093-24 en 13/175203-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor witwassen, maar veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapens en verdovende middelen

Op 3 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben van vuurwapens, munitie, en verdovende middelen, alsook van witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 26 augustus 2024 tijdens een doorzoeking van de woning van de verdachte en een scooter, aanzienlijke hoeveelheden cocaïne, MDMA, en twee vuurwapens met bijbehorende munitie zijn aangetroffen. De verdachte heeft tijdens de zitting erkend dat hij de wapens en drugs voorhanden heeft gehad, maar heeft ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De rechtbank heeft de dagvaarding geldig verklaard en geoordeeld dat de tenlastelegging voldoende duidelijk was. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het witwassen, omdat de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld geloofwaardig was en niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij zich schuldig had gemaakt aan deze beschuldiging. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van de wapens en de verdovende middelen, en heeft hem daarvoor een gevangenisstraf van twaalf maanden opgelegd, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft daarbij bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/282093-24 en 13/175203-23 (tul)
Datum uitspraak: 3 december 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaken tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 2005 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in Justitieel Complex [plaats 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 19 november 2024. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. V.C.E. de Jong, en van wat verdachte en zijn raadsman mr. T. Scheffer, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
De zaken zijn gelijktijdig – maar niet gevoegd – behandeld met de zaken van medeverdachten [medeverdachte 1] (parketnummer 13/274835-24) en [medeverdachte 2] (parketnummer 13/274974-24). De medeverdachten worden hierna ook [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] genoemd.

2.Inleiding

Op 26 augustus 2024 doorzoeken verbalisanten een scooter naar aanleiding van een melding dat hier vermoedelijk verdovende middelen in zitten. De scooter staat op naam van verdachte. In de scooter treffen verbalisanten tientallen gripzakjes met pillen, kristallen en wit poeder, een weegschaal en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan. Gezien deze bevindingen besluiten de verbalisanten om de woning waar verdachte staat ingeschreven, te doorzoeken. Verdachte staat ingeschreven op de [adres 1] .
In de woning zijn tijdens de doorzoeking aanwezig medeverdachten [medeverdachte 1] (de stiefmoeder van verdachte) en [medeverdachte 2] (de vader van verdachte). Verdachte woont samen met [medeverdachte 1] in de woning. [medeverdachte 2] staat bij de gemeente [plaats 2] ingeschreven op een ander adres, maar verblijft regelmatig in de woning van zijn ex-partner [medeverdachte 1] .
In de slaapkamer van verdachte vinden verbalisanten onder andere een gaspistool met munitie en 25,67 gram cocaïne. In de slaapkamer van [medeverdachte 1] wordt een schoenendoos gevonden met daarin 3,97 gram cocaïne en 97 gram MDMA. In de woonkamer ligt op verschillende plekken bij elkaar 10,2 gram cocaïne en onder het zitkussen van de bank ligt een revolver met munitie. Daarnaast vinden de verbalisanten verspreid over de woning contante geldbedragen, waardoor zij het vermoeden krijgen dat er sprake is van witwassen.
De rechtbank moet in deze zaak beoordelen of verdachte de wapens, de munitie en de verdovende middelen aanwezig heeft gehad en of hij de handel in drugs heeft voorbereid. Daarnaast moet de rechtbank beoordelen of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van het geld dat is aangetroffen in de woning.

3.Beschuldiging

Aan verdachte is – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij zich op 26 augustus 2024 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1: medeplegen van het voorhanden hebben van een gaspistool en een revolver (categorie III) en munitie van categorie III;
feit 2: medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne, MDMA (XTC) en/of 3-MMC;
feit 3: medeplegen van het witwassen van € 6.558,45 en/of € 3.755;
feit 4: medeplegen van het voorbereiden van het binnen en/of buiten het grondgebied brengen van Nederland, het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of het opzettelijk vervaardigen van cocaïne, MDMA (XTC) en/of 3-MMC.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ivan dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

4.Geldigheid van de dagvaarding

4.1.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de dagvaarding nietig is, omdat onder feit 4 het onderdeel ‘andere stoffen’ onvoldoende feitelijk is gezien de vele beslagen die zijn gelegd, terwijl om van ‘stoffen’ in de zin van artikel 10a van de Opiumwet te kunnen spreken moet kunnen worden geduid in hoeverre die stoffen dienstig kunnen zijn aan de feiten die zouden zijn voorbereid.
4.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich onthouden van een standpunt.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
Artikel 261 Wetboek van Strafvordering (Sv) eist een voldoende afgebakende en geconcretiseerde omschrijving van het aan verdachte verweten feit. Een tenlastelegging die hieraan niet voldoet is ondeugdelijk. Een omschrijving van het verweten feit is onvoldoende afgebakend en geconcretiseerd als voor verdachte niet (voldoende) duidelijk is waartegen hij zich dient te verweren. Een onduidelijke tenlastelegging leidt tot (gedeeltelijke) nietigverklaring van de dagvaarding.
De rechtbank is van oordeel dat uit de tekst van de tenlastelegging, bezien tegen de achtergrond van het onderliggende dossier en het verhandelde ter zitting, voldoende duidelijk is waartegen verdachte zich moet verdedigen. Uit het dossier blijkt welke stoffen zijn aangetroffen, waaronder de geteste cocaïne, MDMA en 2-MMC, alsook de stoffen die niet zijn getest. In het proces-verbaal van bevindingen van de doorzoeking komt concreet naar voren welke – overzichtelijke hoeveelheid – stoffen zijn aangetroffen, waardoor voldoende duidelijk is over welke andere stoffen het in de tenlastelegging gaat. De vraag of de officier van justitie de beschuldiging ten aanzien van de ‘andere stoffen’ voldoende met de bewijsmiddelen heeft onderbouwd, komt aan bod bij de waardering van het bewijs.
De dagvaarding voldoet aan de vereisten van artikel 261 Sv en is dus geldig.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feiten 1, 2 en 4 kunnen worden bewezen en dat verdachte van feit 3 moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feiten 1 en 2: het voorhanden hebben van wapens, munitie en drugs
Verdachte heeft erkend dat hij deze goederen voorhanden heeft gehad. Ook is het DNA van verdachte op de wapens aangetroffen. Feiten 1 en 2 kunnen dan ook worden bewezen. Uitgaande van de verklaring van verdachte kan medeplegen met de onbekende vriend worden bewezen. Verdachte moet worden vrijgesproken voor zover de beschuldiging onder feit 2 ziet op het voorhanden hebben van 3-MMC, omdat dit niet uit het dossier is gebleken.
Ten aanzien van feit 3: het witwassen
Er is zonder meer sprake van een witwasvermoeden, nu in de woning op verschillende plekken wapens, drugs en geldbedragen zijn aangetroffen. Verdachte heeft vervolgens een verklaring over de herkomst van de geldbedragen gegeven die geverifieerd is. Verdachte moet van feit 3 worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4: voorbereiding handel drugs
Alle omstandigheden wijzen erop dat alles gereed was om drugs te gaan dealen. Verdachte heeft verklaard de drugs te hebben bewaard voor een ander. De rol om goederen te bewaren en te behouden, waarvan het uitgesloten is dat iemand het enkel voor eigen gebruik heeft, is een dusdanig grote rol dat van medeplegen gesproken kan worden. Bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van het voorbereiden van het verkopen, afleveren en verstrekken van cocaïne en MDMA (XTC).
5.2.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feiten 1 en 2: het voorhanden hebben van wapens, munitie en drugs
Ten aanzien van de onder feit 2 genoemde middelen heeft de raadsman zich met de officier van justitie op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het aanwezig hebben van de 3-MMC, nu dit niet uit een laboratoriumrapport is gebleken.
Voor het overige heeft de raadsman geen verweer gevoegd. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 3: het witwassen
Verdachte heeft een concrete, geloofwaardige en verifieerbare verklaring afgelegd over de herkomst van het geld dat in zijn slaapkamer is aangetroffen. Daarnaast is door zijn vader en stiefmoeder een concrete, geloofwaardige en verifieerbare verklaring afgelegd over het geld dat in de rest van de woning is aangetroffen, geld waarvan verdachte heeft verklaard geen kennis te hebben gehad. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van witwassen.
Ten aanzien van feit 4: voorbereiding handel drugs
De raadsman heeft bepleit dat ten aanzien van de drugsadministratie, de vuurwapens en munitie, de telefoons, het geld, het weegschaaltje in de woonkamer en de verdovende middelen niet is voldaan aan het bestemmingsvereiste, omdat niet is gebleken dat deze zijn bedoeld om toekomstige handel voor te bereiden of te bevorderen. Ten aanzien van de scooter en het weegschaaltje die in de scooter zijn aangetroffen, heeft de raadsman bepleit dat zowel het voorhanden hebben als het opzet op de voorbereiding van handel niet kan worden bewezen. Verdachte moet van feit 4 worden vrijgesproken.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feiten 1 en 2 – bewezenverklaring voorhanden hebben wapens en munitie en bewezenverklaring aanwezig hebben harddrugs
Op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de wapens en de bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad en dat verdachte de verdovende middelen die zijn getest – in totaal 39,84 gram cocaïne en 97 gram MDMA – opzettelijk aanwezig heeft gehad. De rechtbank spreekt verdachte vrij voor zover de beschuldiging ziet op het aanwezig hebben van 3-MMC.
De rechtbank acht het medeplegen gedeeltelijk bewezen. In de zaken van medeverdachten [medeverdachte 2] [1] en [medeverdachte 1] [2] , heeft de rechtbank geoordeeld dat zij ook wetenschap en beschikkingsmacht over de drugs die in de woonkamer is aangetroffen hebben gehad. Daarmee hebben zij die drugs dus aanwezig gehad. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft de revolver die in de woonkamer is aangetroffen, ook voorhanden gehad. Tot zover kan medeplegen bewezen worden.
Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij de drugs en de vuurwapens voor iemand anders bewaarde niet geloofwaardig. De drugs zijn op verschillende plekken in de woning in kleine en grote (handels)hoeveelheden aangetroffen. Verder zijn in de slaapkamer van verdachte handgeschreven notities met getallen aangetroffen, die duiden op verkoop van drugs. Verdachte heeft hiervoor geen deugdelijke verklaring gegeven. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat verdachte samen met een ander beheers- en beschikkingsmacht had over de in zijn slaapkamer aangetroffen drugs, het vuurwapen en de munitie die daarin zat. De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3 – vrijspraak witwassen
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen en spreekt hem daarvan vrij. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Gelet op de drugs, wapens en bankbiljetten die in de woning zijn aangetroffen, was zonder meer sprake van een vermoeden van witwassen. Vervolgens heeft verdachte een verklaring gegeven over de herkomst van het geld die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Verdachte heeft over het geld dat in zijn slaapkamer is aangetroffen verklaard dat het gaat om een uitkering van de Belastingdienst naar aanleiding van de toeslagenaffaire, die vervolgens door verdachte contant is opgenomen. Over het geld dat in de rest van de woning is aangetroffen heeft verdachte verklaard dat dit geld niet van hem is. Door medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] is over dit geld verklaard dat het hun spaargeld betreft. Het Openbaar Ministerie heeft daarna onderzoek gedaan naar de verklaring van verdachte en daaruit blijkt dat verdachte het geldbedrag heeft verantwoord. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4 – bewezenverklaring voorbereidingshandelingen verkoop harddrugs
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan – kort gezegd – de voorbereiding van handel in cocaïne en MDMA, waartoe hij die verdovende middelen en een weegschaaltje voorhanden heeft gehad. Uit onderzoek blijkt dat het gaat om 39,84 gram cocaïne en 97 gram MDMA. Gelet op deze hoeveelheden is er sprake van een handelshoeveelheid aan verdovende middelen. Het is aannemelijk dat het weegschaaltje wordt gebruikt om de verdovende middelen in gebruikershoeveelheden te verdelen. De rechtbank heeft daarbij ook acht geslagen op de omstandigheid dat er poederresten op het weegschaaltje lagen. Het aanwezig hebben van deze hoeveelheid aan drugs in combinatie met het aangetroffen weegschaaltje moet worden gezien als voorbereidingshandeling voor het verkopen, afleveren en/of verstrekken van verdovende middelen.
De rechtbank spreekt verdachte vrij voor zover de tenlastegelegde voorbereidingsmiddelen zien op de scooter, administratie, vuurwapens en munitie, telefoons en contant geld, omdat niet is gebleken dat deze middelen zien op toekomstige handel in verdovende middelen. Ten aanzien van de geldbedragen verwijst de rechtbank naar hetgeen onder feit 3 is overwogen.
Met de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte het binnen of buiten grondgebied van Nederland brengen en het vervaardigen van verdovende middelen heeft voorbereid. Verdachte zal van deze onderdelen worden vrijgesproken.
Zoals hiervoor overwogen, acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat hij de drugs bewaarde voor iemand anders, niet geloofwaardig. Het dossier bevat geen nader onderzoek naar een nauwe en bewuste samenwerking die gericht is op voorbereidingshandelingen voor drugshandel. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken voor zover de beschuldiging ziet op het medeplegen.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
feit 1
op 26 augustus 2024 te Amsterdam,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk RETAY, type 917, kaliber 9mm PAK., omgebouwd naar 9 mm Browning en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 3 stuks, Sellier & Bellot van het kaliber 9 mm Browning,
voorhanden heeft gehad
en
op 26 augustus 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22 knal omgebouwd naar .22 Long Rifle en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 8 stuks, merk onbekend van het kaliber .22 Long Rifle,
voorhanden heeft gehad;
feit 2
op 26 augustus 2024 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad MDMA (XTC), zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
en
op 26 augustus 2024 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 4:
op 26 augustus 2024 te Amsterdam, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, en/of verstrekken van cocaïne en/of MDMA (XTC), een voorwerp en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door het voorhanden hebben van:
- een hoeveelheid verdovende middelen, en
- een weegschaaltje.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.Strafbaarheid van de feiten

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

9.Motivering van de straf

9.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk.
9.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een straf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel de duur van het ondergane voorarrest niet overstijgt met daar een groot voorwaardelijk deel aan gekoppeld met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
9.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals op zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het (medeplegen van het) voorhanden hebben van twee vuurwapens met bijbehorende munitie. Het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Daarnaast zijn in de woning van verdachte grote hoeveelheden cocaïne en MDMA gevonden. Ook zijn er voorwerpen aangetroffen die kunnen worden gebruikt bij de voorbereiding van de handel van verdovende middelen. Hiermee heeft verdachte bijgedragen aan het in standhouden van het gebruik van voor de volksgezondheid schadelijke drugs en de bijbehorende handel daarin, die vaak gepaard gaat met andere vormen van (ernstige) criminaliteit. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 17 oktober 2024 en heeft gezien dat verdachte eerder is veroordeeld voor druggerelateerde feiten. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 12 november 2024. Hieruit blijkt – kort gezegd – dat verdachte onder toezicht van de reclassering staat en dat dit de goede kant op leek te gaan totdat verdachte opnieuw met justitie in aanraking kwam. De reclassering adviseert een strikter kader van bijzondere voorwaarden op te leggen bij een deels voorwaardelijke straf.
Strafoplegging
De rechtbank heeft gekeken naar de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze dienen als uitgangspunt bij het bepalen van de straf. De rechtbank weegt mee dat sprake is van twee geladen vuurwapens. Voorts houdt de rechtbank rekening met de hoeveelheid geteste verdovende middelen en de recidive van verdachte ten aanzien van drugsfeiten. De rechtbank zal ten aanzien van de bewezen verklaarde voorbereidingshandelingen geen hogere straf opleggen, gelet op de samenhang en samenloop ten aanzien van het bewezen verklaarde drugsbezit. Gelet op het advies van de reclassering zal de rechtbank een groot deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zal de rechtbank aan het voorwaardelijke strafdeel – naast de algemene voorwaarden – de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het onderdeel dat ziet op het verplicht innemen van medicatie. Er is niet uitgelegd dat hiertoe aanleiding bestaat.

10.Vordering tenuitvoerlegging

De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling betreft het onherroepelijk geworden vonnis van 3 juni 2024 van de politierechter van de rechtbank Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/175203-23. Verdachte is in deze zaak onder andere veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderdtwintig uren, waarvan zestig uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) aan verdachte per post is toegezonden.
10.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting verzocht om de vordering tenuitvoerlegging toe te wijzen.
10.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen of om de proeftijd te verlengen, gezien de vele voorwaarden die de reclassering adviseert en het feit dat meteen opleiding en/of dagbesteding en een behandeling moet worden gestart.
10.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling toe. Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.

11.Beslag

Op de beslaglijst van verdachte staan de voorwerpen die in beslag zijn genomen. De beslaglijst is opgenomen in
bijlage IIIdie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verbeurdverklaren
Het weegschaaltje moet verbeurd worden verklaard, omdat met betrekking tot deze voorwerpen het bewezenverklaarde is begaan.
Onttrekken aan het verkeer
Het wapen, de munitie en de verdovende middelen moeten worden onttrokken aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het bewezenverklaarde is begaan en deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Teruggave aan verdachte
Het geld, de administratie en de telefoons moeten worden teruggegeven aan verdachte, nu niet is gebleken dat deze zijn gerelateerd aan de bewezenverklaarde feiten.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Het dagboek moet worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, zijnde medeverdachte [medeverdachte 1] .

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de volgende artikelen:
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 Wetboek van Strafrecht,
2, 10, 10a Opiumwet,
26, 55 Wet wapens en munitie.

13.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
meerdaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 2
meerdaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering (na afspraak)
Veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
Ambulante behandeling/verdiepingsdiagnostiek
Veroordeelde laat zich behandelen door Inforsa (FACT team) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk, de intake heeft al plaatsgevonden. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Veroordeelde werkt mee aan verdiepingsdiagnostiek, indien nodig geacht door de reclassering.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in een instelling voor begeleid wonen of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf start, zodra bekend is waar veroordeelde geplaatst kan worden. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Locatiegebod (met elektronische monitoring)
Veroordeelde is op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding.
Bij de start hoeft veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 14 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft veroordeelde een aaneengesloten blok van 8 uur per dag vrij te besteden. Veroordeelde werkt mee aan
elektronische monitoringop dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is
[adres 2]. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft.
Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
Volgen van opleiding (volwassenenstrafrecht) of hebben van een dagbesteding
Veroordeelde volgt een opleiding of spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Inzicht geven in financiële situatie
Veroordeelde geeft inzicht in zijn financiële situatie, onder andere door het overleggen van bankafschriften.
Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14e, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan de Reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14e zesde lid van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis van 3 juni 2024 (parketnummer 13/175203-23), zijnde een taakstraf van
60 (zestig) uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen.
Verklaart verbeurd:
1 STK Weegschaal (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545640).
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Pistool (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545505, Ekol Gediz);
  • 1 STK Munitie (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545506, 9 mm kort);
  • 7 STK Patroon (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545641);
  • 25 STK Patroon (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545644);
  • 5 STK Patroon (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545653);
  • 35 STK Cocaïne (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545630);
  • 40 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545634);
  • 13 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545638);
  • 25 STK Cocaïne (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545605);
  • 11 STK Cocaïne (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545613);
  • 11 STK Cocaïne (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545619);
  • 9 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545621);
  • 3 STK Verdovende Middelen Omschrijving: (PL1300-2024202431-G6545626);
  • 65 STK Xtc (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545657);
  • 16 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545661);
  • 2 STK Xtc 26 (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545663);
  • 8 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545665);
  • 23 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545670);
  • 5 STK Cocaïne (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545671);
  • 4 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545676);
  • 2 STK Cocaïne (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545674);
  • 15 STK Cocaïne (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545683);
  • 1 STK Cocaïne (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545684);
  • 3 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545689);
  • 25 STK Xtc (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545691);
  • 5 STK Cocaïne (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545695);
  • 15 STK Xtc (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545697);
  • 5 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545699);
  • 200 STK Xtc (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545700);
  • 12 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545704);
  • 8 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545705);
  • 6 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545710);
  • 35 STK Xtc (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545712).
Gelast de teruggave aan[verdachte] van:
  • 6 STK Document (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545635);
  • 1 STK Document (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545642);
  • 1 STK Document (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545662);
  • 3755 EUR Geld Euro (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545610; IBGN 26-8-2024);
  • 1 STK GSM (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545614, Samsung J5);
  • 1 STK GSM (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545620, Nokia);
  • 1 STK GSM (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545625, Samsung);
  • 1 STK GSM (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545633, Apple IPhone).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 2] 1968, van
2 STK Boek (Omschrijving: PL1300-2024202431-G6545647).
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Gabel, voorzitter,
mrs. M.C.H. Broesterhuizen en M. Nieuwenhuijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. Ketelaers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 december 2024.

Voetnoten

1.Vonnis van 3 december 2024, parketnummer 13/274974-24.
2.Vonnis van 3 december 2024, parketnummer 13/274835-24.