In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 2 december 2024 een beschikking gegeven in een geschil tussen verschillende Verenigingen van Eigenaars (VvE's) over de bestemming van bedrijfsruimten en de noodzaak van akoestisch onderzoek. VvE III verzocht de kantonrechter om een deskundige te benoemen die moest beoordelen of het gebruik van de bedrijfsruimten als boks- en sportschool in strijd was met de statutaire bestemming van 'winkel- en bedrijfsruimte'. Daarnaast vroeg VvE III om een deskundige te machtigen om akoestisch onderzoek te laten verrichten naar de isolatie van de vloeren en wanden van de bedrijfsruimten.
De procedure begon met een verzoekschrift van VvE III, dat op 4 maart 2024 bij de griffie werd ingediend. Na een mondelinge behandeling op 21 oktober 2024, waarin partijen hun standpunten toelichtten, heeft de kantonrechter de zaak aangehouden voor verdere beoordeling. De kantonrechter oordeelde dat de vergadering van VvE I geen besluit kon nemen over de uitleg van bepalingen in de hoofdsplitsingsakte met betrekking tot de bestemming van de appartementsrechten. Dit leidde tot de conclusie dat een welwillendheidsbeslissing niet passend was in deze situatie.
De kantonrechter wees de verzoeken van VvE III af, met de overweging dat de gestelde geluidsoverlast eerder was onderzocht en dat er geen bewijs was van overschrijding van geluidsnormen. VvE III werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van VvE I en VvE II. De proceskosten van VvE II werden begroot op € 610,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving. De beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. C. Kraak.