In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 januari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een lamp en een trapspijl in de ouderlijke woning. Het feit vond plaats op 30 juni 2023 te Amsterdam. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.M. van der Veen, en de verdediging door de raadsvrouw, mr. L.M. Oldenburg. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte de vernielingen had gepleegd, waarbij hij onder invloed was van alcohol en cocaïne. De verdachte had eerder al een strafblad met veroordelingen voor vergelijkbare delicten, waaronder geweldsdelicten en vernieling.
De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de psychologische rapportage die wees op een ernstige stoornis in het alcoholgebruik van de verdachte, die samenhing met een persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank oordeelde dat de verdachte baat zou hebben bij een intensieve klinische behandeling, vooral gezien zijn eerdere mislukte pogingen tot behandeling. De rechtbank besloot om de verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week en een taakstraf van 30 uur, met bijzondere voorwaarden die opname in een zorginstelling en middelencontrole omvatten. De rechtbank benadrukte het belang van behandeling voor de verdachte en zijn omgeving, en dat de kans op recidive moest worden verminderd. De beslissing werd genomen met inachtneming van de ernst van het delict en de omstandigheden waaronder het was gepleegd.