ECLI:NL:RBAMS:2024:757

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
13/173419-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot zware mishandeling en aanranding; onduidelijkheid over de feiten en gebrek aan steunbewijs

Op 25 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en aanranding van een benadeelde partij op 11 juli 2023. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. Tijdens de zitting op 11 januari 2024 zijn de verklaringen van de benadeelde partij en de verdachte uitvoerig besproken. De rechtbank kon niet vaststellen wat er precies is gebeurd, omdat zowel het scenario van de benadeelde partij als dat van de verdachte niet kon worden uitgesloten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, aangezien de verklaringen van de benadeelde partij inconsistent waren en er geen steunbewijs was van andere getuigen of bewijsstukken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de benadeelde partij letsel had opgelopen, maar dit letsel kon niet eenduidig worden toegeschreven aan de verdachte. De verklaringen van getuigen boden geen duidelijke ondersteuning voor de claims van de benadeelde partij. De rechtbank benadrukte dat voor een veroordeling voldoende bewijs moet zijn, en dat de verklaring van de benadeelde partij op zichzelf niet voldoende was om tot een veroordeling te komen. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Ook werden vorderingen tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de nieuwe feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/173419-23; 13/191971-19 (TUL) en 13/275059-22 (TUL)
Datum uitspraak: 25 januari 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.M. van der Veen en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. L.M. Oldenburg naar voren hebben gebracht. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij] ), bijgestaan door mr. N.R. Coffi.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt verweten dat hij zich – kort gezegd – schuldig heeft gemaakt aan:
1.
een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [benadeelde partij] op 11 juli 2023, onder andere door haar in de schaamstreek te bijten en een kast op haar te gooien;
subsidiair mishandeling van zijn levensgezel [benadeelde partij] ;
2.
aanranding van [benadeelde partij] op 11 juli 2023, onder andere door meerdere keren te zeggen dat hij seks met haar wilde en haar in de schaamstreek te bijten.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.
3.2.
Verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle feiten die hem worden verweten.
Ten aanzien van feit 1 geldt dat er geen sprake was van een aanmerkelijke kans dat [benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen door de handelingen van verdachte en dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard. De schaamstreek is geen vitaal onderdeel van het lichaam. Daarbij heeft verdachte verklaard dat er geen opzet in het spel was, maar dat hij per ongeluk heeft gehandeld. Ook voor feit 2 is geen wettig bewijs; dat het is gegaan zoals [benadeelde partij] zegt, volgt alleen uit haar eigen verklaringen. Bovendien moet worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde partij] op grond van de verklaring van verdachte, de verklaringen van getuigen en de WhatsApp-berichten. Hoewel het vastgestelde letsel van [benadeelde partij] mogelijk als steunbewijs voor haar verklaringen kan worden gezien, is er ook steunbewijs voor de verklaring van verdachte in de vorm van het bij hem vastgestelde letsel aan zijn knie.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1.
Vrijspraak van (poging tot zware) mishandeling (feit 1)
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling dan wel mishandeling van [benadeelde partij] , zodat vrijspraak dient te volgen. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
Verklaringen van [benadeelde partij] en verdachte
Vaststaat dat verdachte en [benadeelde partij] op 11 juli 2023 samen in de woning van [benadeelde partij] waren en dat [benadeelde partij] toen letsel heeft opgelopen. Ten aanzien van de vraag hoe het letsel bij [benadeelde partij] is ontstaan, staan de verklaringen van verdachte en [benadeelde partij] lijnrecht tegenover elkaar.
[benadeelde partij] heeft verklaard dat verdachte onverwachts voor haar woning stond en dat hij uiteindelijk binnen is gekomen, terwijl zij dat niet wilde. Verdachte wilde seks met haar, maar zij wilde dat niet. Hij raakte haar op een seksuele manier aan en zij heeft dat steeds afgehouden door hem met haar been weg te duwen. Verdachte sloeg met zijn vuist op haar linker schouder. Daarna trok verdachte [benadeelde partij] aan haar benen van haar hoogslaper en beet hij haar door haar legging heen in haar venusheuvel. Verdachte trok haar vervolgens aan haar haren van het bed, gooide haar op de grond en gooide een kast bovenop haar. Daarna heeft hij haar ook nog meerdere malen vuistslagen op haar schouder en hoofd gegeven, die zij had proberen af te weren.
Verdachte heeft verklaard dat [benadeelde partij] hem had gevraagd binnen in haar woning te komen. Ze kregen een discussie. Ze zijn op de hoogslaper gaan liggen en met elkaar gaan knuffelen. Op enig moment ging [benadeelde partij] met haar schaamstreek bovenop het gezicht van verdachte zitten in het kader van een soort voorspel. Verdachte had daarbij de schaamstreek van [benadeelde partij] in zijn mond om haar te stimuleren. [benadeelde partij] leunde achterover en raakte daarbij de wond op de knie van verdachte aan, waardoor verdachte schrok en als reactie per ongeluk in de venusheuvel van [benadeelde partij] beet. [benadeelde partij] begon te schreeuwen en wilde verdachte in zijn gezicht schoppen. Het kan zijn dat [benadeelde partij] een stukje van het trapje van de hoogslaper is afgegleden omdat zij hysterisch was. [benadeelde partij] trok aan de klerenkast, waardoor de kast omviel. De kast was niet bovenop [benadeelde partij] terechtgekomen.
[benadeelde partij] is op 11 juli 2023 direct ter plaatse door de politie gehoord en daarna nog vier keer. Verder heeft zij een getuigenverklaring afgelegd bij de rechter-commissaris op 12 oktober 2023. De rechtbank stelt vast dat [benadeelde partij] op een aantal onderdelen wisselend heeft verklaard. Zo heeft zij bijvoorbeeld niet consistent verklaard over hoe verdachte haar woning binnen is gekomen. In eerste instantie heeft ze verklaard dat zij ruzie met verdachte kreeg op straat en hem daarom mee haar woning in heeft genomen, terwijl ze daarna heeft verklaard dat verdachte zich zonder haar toestemming geforceerd de toegang tot de woning heeft verschaft. Ook heeft [benadeelde partij] wisselend verklaard over de geweldshandelingen die in de woning zouden hebben plaatsgevonden en nemen haar verklaringen hierover in omvang en zwaarte toe. Zo heeft [benadeelde partij] in eerste instantie bij de politie enkel verklaard over het bijten in de schaamstreek, waarna zij in latere verklaringen heeft toegevoegd dat er ook sprake zou zijn geweest van vuistslagen, het trekken aan de haren en het gooien van een kast op haar. Ook verklaart zij eerst dat verdachte vijftien seconden in haar schaamstreek beet, in een later verhoor verklaart zij dat dit twintig seconden was. Daarnaast kan aan de verklaring van [benadeelde partij] dat zij nooit een liefdesrelatie met verdachte heeft gehad, worden getwijfeld op grond van de WhatsApp-gesprekken die zich in het dossier bevinden.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank zich ervan bewust dat zij zeer behoedzaam om moet gaan met de verklaringen van [benadeelde partij] en is zij van oordeel dat deze verklaringen op zichzelf niet voldoende overtuigend zijn om daar meer waarde aan toe te kennen dan aan de verklaringen van verdachte.
Letsel
In het dossier zit een beschrijving van het letsel dat bij [benadeelde partij] is waargenomen. [benadeelde partij] had een bijtwond aan de onderbuik, direct boven het schaambeen. De forensisch arts heeft beschreven dat het feit dat de bijtwond qua vorm afweek van een complete ‘klassieke’ bijtwond en relatief oppervlakkig was, kon worden verklaard doordat [benadeelde partij] kleding droeg toen zij werd gebeten. [benadeelde partij] had daarnaast meerdere blauwe plekken op haar onderrug.
Het letsel van [benadeelde partij] past volgens de rechtbank in beide scenario’s en geeft onvoldoende informatie over welke scenario het meest waarschijnlijk is. De forensisch arts heeft ook opgemerkt dat voor het verklaren van het letsel meerdere scenario’s mogelijk zijn buiten de door [benadeelde partij] bij het forensisch medisch onderzoek gemelde toedracht. Overigens merkt de rechtbank ten aanzien van de bijtwond nog op dat de plek van de wond, te weten de hoge positie op de venusheuvel, in beide geschetste scenario’s niet voor de hand lijkt te liggen.
Ook bij verdachte is letsel waargenomen, namelijk een grote snee in zijn linker knie, hetgeen past bij zijn verklaring.
Verklaringen van getuigen
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij hoorde hoe haar buurvrouw [benadeelde partij] tekeer ging tegen haar vriend. Ze riep: "Ik ben niet bang voor jou!". In haar melding bij de politie heeft zij aangegeven dat zij dacht dat haar buurvrouw in elkaar werd geslagen. Later heeft zij verklaard dat zij gestommel uit de woning van [benadeelde partij] hoorde komen en de klap van iets zwaars dat kennelijk omviel. Daarna hoorde zij [benadeelde partij] kreunen, wat klonk als een pijnreactie. De rechtbank ziet in deze verklaring geen ondersteuning voor de verklaring van [benadeelde partij] dan wel verdachte. De getuige heeft zelf niet gezien wat er in de woning van [benadeelde partij] is gebeurd.
Ook de getuige [getuige 2] heeft zelf niet gezien wat er in de woning van [benadeelde partij] is gebeurd en heeft enkel verklaard over wat [benadeelde partij] hem heeft verteld. Zijn verklaring - dat [benadeelde partij] kort na het incident emotioneel was - schept ook onvoldoende duidelijkheid over wat er precies is gebeurd.
Getuige [getuige 3] heeft enkel waargenomen dat verdachte bij de woning van verdachte aankwam en dat er volgens hem een ongemakkelijke sfeer tussen verdachte en [benadeelde partij] hing. Wat er daarna is gebeurd heeft hij niet gezien.
WhatsApp-berichten
Uit de WhatsApp-gesprekken kan niets concreets worden afgeleid ten aanzien van het gebeurde op 11 juli 2023. Enkel blijkt dat er in de dagen voorafgaand aan 11 juli 2023 geen chatcontact is geweest tussen verdachte en [benadeelde partij] en dat [benadeelde partij] het contact van verdachte had geblokkeerd. Uit de WhatsApp-gesprekken komt echter een beeld naar voren van een relatie waarbij er regelmatig sprake was van het stopzetten van het contact en het blokkeren van elkaars telefoonnummer, waarna men (vaak relatief snel) weer liefdevol met elkaar omging. Overigens zou een vaststelling van de verhoudingen tussen verdachte en [benadeelde partij] op 11 juli 2023, voor zover mogelijk, nog niet meer duidelijkheid verschaffen over wat zich precies in de woning heeft afgespeeld.
Conclusie
Al met al kan de rechtbank op grond van de stukken in het dossier en wat er op de zitting is besproken niet vaststellen wat er zich op 11 juli 2023 precies heeft afgespeeld in de woning van [benadeelde partij] . Het vastgestelde letsel, de verklaringen van de getuigen en de WhatsApp-berichten geven hier niet meer duidelijkheid over. Zowel het door [benadeelde partij] als door verdachte geschetste scenario kan niet worden uitgesloten. Ook kan het ene scenario niet geloofwaardiger worden geacht dan het andere scenario. De rechtbank is van oordeel dat om die reden niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte dit feit begaan heeft en zal verdachte daarvan vrijspreken.
4.2.
Vrijspraak van aanranding (feit 2)
De rechtbank acht ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [benadeelde partij] heeft aangerand. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
Voor een bewezenverklaring van aanranding moet de rechtbank vaststellen dat sprake is geweest van dwang. Van dwingen is sprake wanneer het slachtoffer iets toelaat wat hij of zij zonder dwang niet zou hebben toegelaten. Van dwang kan alleen sprake zijn als de verdachte opzettelijk veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen zijn of haar wil ondergaat. Ook moet dit voor verdachte kenbaar zijn of had dit voor hem kenbaar kunnen zijn. Dit moet volgen uit de zich in het dossier bevindende stukken.
Uit artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) volgt, dat het bewijs dat een verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend op de verklaring van één getuige kan worden aangenomen. Er moet met andere woorden voldoende steunbewijs zijn. Dat bewijs mag niet uit dezelfde bron komen. Deze wettelijke regeling strekt tot het waarborgen van een deugdelijke bewijsbeslissing, zodat er geen onschuldigen worden veroordeeld.
In de onderhavige zaak kunnen alleen [benadeelde partij] en verdachte verklaren over wat zich precies in de woning van [benadeelde partij] heeft afgespeeld. De verklaring van [benadeelde partij] , dat zij door verdachte op een seksuele manier is aangeraakt terwijl zij dat niet wilde, staat lijnrecht tegenover de verklaring van verdachte. Uit het dossier en het onderzoek op de zitting zijn geen relevante aanknopingspunten uit een andere bron naar voren gekomen die als steunbewijs voor de verklaring van [benadeelde partij] kunnen dienen. Hierdoor is de verklaring van [benadeelde partij] op zichzelf blijven staan. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat sprake is geweest van dwang. Het oordeel dat er onvoldoende steunbewijs is, betekent niet dat de rechtbank de verklaring van [benadeelde partij] onbetrouwbaar of ongeloofwaardig vindt, maar zoals de rechtbank hiervoor heeft uitgelegd kan iemand op basis van één verklaring niet worden veroordeeld. Verdachte zal daarom ook van dit feit worden vrijgesproken.

5.De benadeelde partij

[benadeelde partij] vordert € 5.000,-, aan vergoeding van immateriële schade, nu zij lichamelijk letsel en psychische schade heeft opgelopen, dan wel sprake is van een aantasting van de persoon op andere wijze.
[benadeelde partij] heeft gevorderd het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[benadeelde partij] zal in haar vordering niet ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte wordt vrijgesproken van de aan hem tenlastegelegde feiten.
[benadeelde partij] en verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

6.Vorderingen tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordelingen

Verdachte is bij (onherroepelijk geworden) vonnis van 6 december 2022 veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uur (parketnummer 13/191971-19). Verdachte is daarvan op de hoogte gebracht. De officier van justitie wil dat die voorwaardelijke opgelegde straf nu ten uitvoer wordt gelegd, omdat verdachte zich binnen de gestelde proeftijd van twee jaar schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit.
Verdachte is bij (onherroepelijk geworden) vonnis van 10 januari 2023 veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 20 uur (parketnummer 13/275059-22). Verdachte is daarvan op de hoogte gebracht. De officier van justitie wil dat die voorwaardelijke opgelegde straf nu ten uitvoer wordt gelegd, omdat verdachte zich binnen de gestelde proeftijd van twee jaar schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit.
De rechtbank zal de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straffen afwijzen, omdat verdachte wordt vrijgesproken van de aan hem tenlastegelegde feiten.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart [benadeelde partij] niet ontvankelijk in haar vordering. Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/191971-19 af.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/275059-22 af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. D. Bode en K. Duker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Stockmann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 januari 2024.
[--]
  • [--]
  • [--]
  • [--]
  • [--]
  • [--]
  • [--]
  • [--]
  • [--]
  • [--]
  • [--]
  • [--]
  • [--]
  • [--]
  • [--]
  • [--]
  • [--]