Uitspraak
1.[eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit een zoon en zijn ouders, dat de zoon als medehuurder wordt erkend in de huurovereenkomst van de woning die zijn ouders huren van De Alliantie. De zoon is in 2015 vanuit Spanje naar Nederland gekomen en heeft bij zijn ouders ingetrokken. De Alliantie heeft echter de vordering betwist en stelt dat er geen duurzame gemeenschappelijke huishouding bestaat tussen de zoon en zijn ouders. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De zoon heeft wisselend verklaard over zijn intenties en de omstandigheden van zijn verhuizing naar Nederland. Hij had op het moment van intrekken bij zijn ouders nog een gezin in Spanje en heeft sindsdien actief gezocht naar een eigen woning. De kantonrechter concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor een duurzame gemeenschappelijke huishouding, wat een vereiste is voor de erkenning als medehuurder. De vordering van de eisers wordt afgewezen en zij worden veroordeeld in de proceskosten van De Alliantie.