ECLI:NL:RBAMS:2024:7543

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
81/043783-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering verbeurdverklaring ex. art. 16 WED in verband met illegale handel in professioneel vuurwerk

Op 5 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking uitgesproken in de zaak van een overleden verdachte, die werd verdacht van deelname aan een crimineel samenwerkingsverband gericht op de illegale handel in professioneel vuurwerk. De officier van justitie had op 1 mei 2024 een vordering ingediend tot verbeurdverklaring van een in beslag genomen contant geldbedrag van € 50.250,-. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de schriftelijke toelichtingen van de officier van justitie, en heeft op 21 november 2024 de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.

De rechtbank oordeelde dat het aannemelijk is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een economisch delict, namelijk het binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk. Dit werd ondersteund door bewijs uit het strafdossier, waaronder een bestellijst met vuurwerk en het in beslag genomen geldbedrag. De rechtbank concludeerde dat het geld waarschijnlijk uit de baten van de strafbare feiten is verkregen, en dat het daarom vatbaar is voor verbeurdverklaring.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en het geldbedrag van € 50.250,- verbeurd verklaard. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar gemaakt. Belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden na de openbaarmaking een bezwaarschrift in te dienen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 81/043783-22
Rekestnummer: 017328-24
Beschikking van de meervoudige economische raadkamer op de op 1 mei 2024 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie op grond van artikel 16 Wet op de economische delicten (WED) en artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in de zaak van:
[verdachte] ,
geboren te [plaats] op [geboortedag] 1953, overleden te [plaats] op [sterfdag] 2022,
destijds wonende op het adres [adres] ,
hierna te noemen: [verdachte] .

1.Procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie van 1 mei 2024, de schriftelijke toelichtingen hierop door de officier van justitie, mr. J.S. de Weijer van respectievelijk 1 mei 2024 en 19 november 2024 en van de inhoud van het strafdossier inzake onderzoek 03Fazant, waarin [verdachte] als verdachte is aangemerkt.
De rechtbank heeft op 21 november 2024 de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.

2.Vordering van het Openbaar Ministerie

De vordering strekt tot verbeurdverklaring van een onder [verdachte] in beslag genomen contant geldbedrag van (in totaal) € 50.250,-. Daartoe is het volgende aangevoerd.
Voordat in de strafzaak van [verdachte] onherroepelijk uitspraak is gedaan in eerste aanleg, is hij overleden.
Het is aannemelijk dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan een economische delict, te weten overtreding van artikel 1.2.2 lid 1 Vuurwerkbesluit (strafbaar gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer jo. artikel 1a, 2 en 6 WED).
[verdachte] heeft volgens de officier van justitie deelgenomen aan een crimineel samenwerkingsverband dat zich richtte op de handel in professioneel vuurwerk. Op basis van het dossier is aannemelijk dat [verdachte] als onderdeel van dit crimineel samenwerkingsverband professioneel vuurwerk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en aan anderen ter beschikking heeft gesteld.
De officier van justitie verzoekt het inbeslaggenomen geldbedrag verbeurd te verklaren. Dit geldbedrag is vatbaar voor verbeurdverklaring omdat aannemelijk is dat het uit de baten van de strafbare feiten is verkregen.

3.Beoordeling

De rechtbank kan, indien aannemelijk is dat iemand die, voordat in zijn zaak een onherroepelijke uitspraak is gedaan, is overleden, zich schuldig heeft gemaakt aan een economisch delict, bij beschikking op de vordering van het openbaar ministerie de verbeurdverklaring van al in beslag genomen voorwerpen uitspreken (artikel 16 WED).
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de vordering van de officier van justitie uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1. Uit informatie uit de Strafrechtketendatabank d.d. 21 februari 2022 blijkt dat [verdachte] op [sterfdag] 2022 te [plaats] is overleden.
2. Zoals hiervoor overwogen, werd [verdachte] ervan verdacht zich schuldig te hebben gemaakt aan een economisch delict, namelijk (kort gezegd) het binnen het grondgebied van Nederland te brengen en/of aan een ander ter beschikking te stellen van professioneel vuurwerk. Deze verdenking is naar voren gekomen in het onderzoek 03Fazant, dat zich richtte op een crimineel samenwerkingsverband dat gericht was op illegale handel in professioneel vuurwerk.
De rechtbank concludeert dat aannemelijk is dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan handel in illegaal vuurwerk, het delict waarvan hij in onderzoek 03Fazant verdacht werd.
De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van het volgende:
Rol van [verdachte] bij vervoer en distributie van illegaal vuurwerk
In onderzoek 03Fazant is de verdenking ontstaan dat verdachten grote hoeveelheden vuurwerk bestelden bij Triplex in Polen. Uit facturen en bestelbonnen blijkt dat dit gaat om onder andere “shells”, “flowerbeds” en ander vuurwerk dat is ingedeeld in categorie F4. Dit vuurwerk kan worden aangemerkt als professioneel vuurwerk. In een ander onderzoek is bovendien soortgelijk vuurwerk van Triplex (onder andere flowerbeds) in beslag genomen en onderzocht. Ook uit dat onderzoek bleek dat het om professioneel vuurwerk ging.
Het bestelde vuurwerk werd afgeleverd bij munitiebunkers in Muni Berka, een terrein in Duitsland. Uit bezoekersregistratie van Muni Berka blijkt dat [verdachte] hier zeer frequent aanwezig is geweest, telkens in de aanwezigheid van in ieder geval één medeverdachte. [verdachte] bezocht het terrein telkens met voertuigen die niet op zijn naam stonden. Meerdere medeverdachten van [verdachte] zijn naar aanleiding van dit onderzoek op 12 januari 2024 veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk de illegale handel in professioneel vuurwerk. Vastgesteld werd dat de criminele organisatie het professioneel vuurwerk na de opslag in Muni Berka verhandelde aan Nederlandse particulieren. Het vermoeden is dat [verdachte] vuurwerk ophaalde in Muni Berka en dit verder distribueerde aan afnemers in Nederland. In het dossier is TCI-informatie opgenomen waaruit zou blijken dat [verdachte] handelde in vuurwerk en dat klanten middels bestellijsten bestellingen bij [verdachte] konden plaatsen. Daarnaast is hij eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, zo blijkt uit zijn strafblad.
Aangetroffen geld in de woning van [verdachte]
3. In de woning waar [verdachte] verbleef werd op 20 november 2018 in totaal € 97.250,- aangetroffen, net als een vuurwerklijst met daarop geldbedragen (naar alle waarschijnlijkheid een bestellijst). Het geld is in beslag genomen. Van in totaal € 47.000,- van het aangetroffen geld bleek dat dit niet aan [verdachte] toebehoorde. Van het overige contante geld (€ 50.250,-) kan volgens de officier van justitie worden vastgesteld dat dit aan [verdachte] toebehoort.
4. [verdachte] is op 2 juli 2020 als verdachte gehoord. Hij verklaarde tijdens dit verhoor dat hij sinds 2010 alleen een UWV-uitkering heeft ontvangen (á € 930,- netto per maand) en dat hij wel eens auto’s heeft gekocht in Duitsland om deze vervolgens in Nederland te verkopen. In zevenenhalf jaar zou hij daarmee € 30.000,- aan omzet hebben behaald. [verdachte] verklaart dat het klopt dat hij in Muni Berka is geweest, maar dat hij niets te maken heeft met de handel in vuurwerk. Hij zou wel eens meegereden zijn met iemand om te helpen met het vervoeren van goederen, maar deze goederen zaten dan in folie. De stelling van [verdachte] dat hij niet wist wat er onder het folie zat, acht de rechtbank in het licht van de onderzoeksbevindingen ongeloofwaardig.
5. Van [verdachte] is geen (legaal) inkomen bekend dat het aanwezig hebben van € 50.250,- aan contant geld kan verklaren. Mede gezien de omstandigheid dat een bestellijst met vuurwerk is aangetroffen in de woning waarin het contante geld is aangetroffen, brengt dit de rechtbank tot het oordeel dat het geld geheel of grotendeels uit de baten van voornoemd strafbaar feit is verkregen. Dat maakt dat het geld vatbaar is voor verbeurdverklaring.
6. Uit onderzoek door het Openbaar Ministerie zijn als wettelijke erfgenamen bekend geworden:
- [wettelijke erfgenaam 1] , geboren [geboortedatum 1] te [plaats] ;
- [wettelijke erfgenaam 2] , geboren [geboortedatum 2] te [plaats] ;
- [wettelijke erfgenaam 3] , geboren [geboortedatum 3] te [plaats] .
7. De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie kan worden toegewezen.

4.Beslissing

De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
De rechtbank
wijst de vordering toe.
De rechtbank verklaart verbeurd het geldbedrag van
€ 50.250,- (vijftigduizendtweehonderdvijftig euro).
De rechtbank
gelast de openbaarmaking van deze beslissingin de Nederlandse Staatscourant en in AD Utrechts Nieuwsblad.
De rechtbank
gelast voorts de betekeningvan deze beslissing aan het adres [adres] .
Deze beslissing is gegeven door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. J.M. van Hall en F. Dekkers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Roodenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 november 2024.
Elke belanghebbende kan binnen drie maanden na de in het vorige lid bedoelde openbaarmaking of betekening een bezwaarschrift ter griffie indienen.