ECLI:NL:RBAMS:2024:7541

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
10107099 \ CV EXPL 22-12208
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake warmteleveringsovereenkomst en informatieplichten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 juli 2024 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Eteck Warmte Eekhoorn B.V. en een gedaagde die niet is verschenen. Eiseres, Eteck, heeft de gedaagde gedagvaard in verband met een overeenkomst tot levering van warmte, die onder de Warmtewet valt. De rechtbank heeft ambtshalve getoetst of Eteck aan haar informatieplichten heeft voldaan en of er oneerlijke bedingen in de overeenkomst zijn opgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Eteck een welkomstpakket heeft gestuurd met de nodige informatie, maar dat het prijsbeding in de overeenkomst niet transparant is geformuleerd. Dit betekent dat de gedaagde niet in staat is om de economische gevolgen van de overeenkomst goed in te schatten. De rechtbank heeft Eteck de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de transparantie en (on)eerlijkheid van het prijsbeding. Daarnaast is er een wijzigingsbeding in de algemene voorwaarden dat de tarieven eenzijdig kan wijzigen, wat niet als oneerlijk is aangemerkt. De rechtbank heeft ook een beding inzake buitengerechtelijke incassokosten als vermoedelijk oneerlijk aangemerkt en is voornemens dit te vernietigen. De zaak is verwezen naar de rol voor een akte van eiseres over deze punten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10107099 \ CV EXPL 22-12208
Vonnis van 23 juli 2024
in de zaak van
ETECK WARMTE EEKHOORN B.V.,
gevestigd te Waddinxveen,
eiseres,
gemachtigde: mr. O.J. Boeder,
tegen
[gedaagde],
gevestigd te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

Eiseres heeft gedaagde gedagvaard. Tegen gedaagde is verstek verleend. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Eiseres stelt dat partijen een overeenkomst tot levering van warmte zijn aangegaan. De levering wordt beheerst door de Warmtewet. Aan de precontractuele en contractuele informatieplichten is voldaan. De leveringsovereenkomst is na aanmelding van gedaagde door eiseres aan gedaagde schriftelijk bevestigd. De algemene leveringsvoorwaarden maken daarvan onlosmakelijk deel van uit. Eiseres heeft aan gedaagde een welkomstpakket toegezonden met als bijlagen de leveringsovereenkomst, de algemene leveringsvoorwaarden, de aansluitvoorwaarden, een informatie (demarcatie)kaart en een tarievenoverzicht, aldus – steeds – eiseres.
2.2.
Eiseres is een handelaar. Gedaagde is een consument. In dat geval moet de kantonrechter ambtshalve toetsen of eiseres de op haar rustende informatieplichten heeft nageleefd en geen oneerlijke bedingen in de zin van Richtlijn 93/13/EG (richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, hierna: de richtlijn) in de overeenkomst staan.
Informatieplichten
2.3.
De informatieplichten waaraan eiseres als warmteleverancier moet voldoen staan in Afdeling 2b, Titel 5 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en zijn verder uitgewerkt in artikel 3 van de Warmtewet. Onderdeel van die informatieplichten is de informatie genoemd in artikel 6:230m lid 1 en 6:230v BW.
2.4.
Vastgesteld wordt dat alle essentiële informatie voortvloeiend uit artikel 3 van de Warmtewet is opgenomen in het welkomstpakket.
2.5.
Uit artikel 3 van de Warmtewet volgt ook dat de informatie moet worden verstrekt voordat gedaagde aan de overeenkomst is gebonden. Gesteld noch gebleken is wanneer eiseres het welkomstpakket heeft gestuurd en gedaagde dat heeft ontvangen. Niet duidelijk is dus wanneer de informatie is verstrekt. Wel duidelijk is dat de overeenkomst door gedaagde is ondertekend op 3 oktober 2021. Daarom wordt die datum aangehouden als datum waarop gedaagde aan de overeenkomst is gebonden.
Toetsing van bedingen
2.6.
Ingevolge artikel 4 lid 2 van de richtlijn is ambtshalve toetsing van kernbedingen alleen aan de orde als ze niet duidelijk en begrijpelijk (transparant) zijn geformuleerd. Nu de gevorderde hoofdsom is gebaseerd op een kernbeding, te weten het beding dat gaat over de door gedaagde te betalen prijs, moet dit beding worden beoordeeld op transparantie. Het prijsbeding is terug te vinden op het product- en tarievenblad. De daarop genoemde prijzen verhoogt eiseres kennelijk jaarlijks, want zij heeft product- en tarievenbladen van de jaren 2021 en 2022 overgelegd en de prijzen zijn in 2022 hoger dan in het jaar ervoor. De maandelijkse vaste kosten en de getoonde overige kosten zijn voldoende duidelijk en begrijpelijk geformuleerd, maar dat geldt niet voor de maandelijkse variabele kosten (de verbruikskosten). Hier staat namelijk dat voor zowel de levering van ruimteverwarming als voor de opwarming van tapwater een bedrag van € 25,51 per Gj moet worden betaald. Eiseres geeft echter geen inzicht in het te verwachten aantal Gj dat gedaagde maandelijks zal verbruiken, bijvoorbeeld gelet op het type woning, het historische verbruik of andere gemiddelden voor vergelijkbare huishoudens. Het voorschot dat per maand in rekening wordt gebracht wordt niet in de overeenkomst genoemd. Gedaagde kan op grond van alleen het prijsbeding geen inschatting maken van de te verwachten maandelijkse kosten. Evenmin geeft de overeenkomst of de andere stukken van het welkomstpakket hiervoor enige houvast. De economische gevolgen die het sluiten van de overeenkomst met zich brengt kunnen niet goed worden ingeschat. In dit verband wordt verwezen naar het arrest van het Europese Hof van Justitie van 12 januari 2023 (ECLI:EU:C:2023:14). In dat arrest is beslist dat met het slechts noemen van een uurtarief de consument niet in staat wordt gesteld om met de nodige voorzichtigheid en met volledige kennis van de economische consequenties die het sluiten van deze overeenkomst met zich brengt zijn beslissing te nemen, niet voldoet aan het vereiste dat bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd. Dat is in dit concrete geval niet anders. Weliswaar is de feitelijke situatie anders dan in het arrest, heeft de consument het verbruik zelf in de hand en zit er een maximum op de tarieven die eiseres mag hanteren, maar dat neemt niet weg dat de enkele vermelding van de prijs per Gj, zonder enige indicatie van de hoeveelheid Gj dat (ongeveer) zal worden verbruikt, de consument niet in staat stelt de economische consequenties te beoordelen. Als gevolg daarvan heeft de consument ook geen controlemogelijkheid. De kantonrechter is daarom voorshands van oordeel dat het prijsbeding niet transparant is, zodat het moet worden getoetst op oneerlijkheid.
2.7.
Mocht het prijsbeding als oneerlijk worden aangemerkt, dan moet het worden vernietigd. Het kan dan geen grondslag vormen voor de vordering.
2.8.
Eiseres wordt in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de transparantie en de (on)eerlijkheid van het prijsbeding en over de gevolgen van eventuele vernietiging daarvan.
2.9.
Verder staat in de algemene voorwaarden een wijzigingsbeding (artikel 11). Dat beding luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
11.1
De Contractant is aan de Leverancier, de tarieven verschuldigd zoals opgenomen in de meest actuele, toepasselijke versie van het Product- en Tarievenblad, behoudens indien en voor zover schriftelijk anders is overeengekomen.
11.2
De bedragen als bedoeld in lid 1 zullen respectievelijk kunnen worden verhoogd met de belastingen en heffingen die de Leverancier krachtens een besluit van of Overeenkomst met de overheid verplicht respectievelijk bevoegd is in rekening te brengen.
11.3
Wijzigingen van de tarieven worden doorberekend conform de overeengekomen prijssystematiek en staan vermeld op de eerstvolgende factuur. De Leverancier is gerechtigd de prijssystematiek tussentijds aan te passen, bijvoorbeeld als gevolg van wet- en regelgeving.
11.4
Tariefswijzigingen conform het bepaalde in de Warmtewet treden in werking op 1 januari van het jaar waarop zij betrekking hebben en worden zo spoedig mogelijk bekend gemaakt. Wijzigingen gelden ook ten aanzien van reeds bestaande overeenkomsten.
11.5
Indien in enig jaar een of meer besluiten van de Autoriteit Consument en Markt (ACM), die mede van belang zijn bij het vaststellen van de tarieven door de Leverancier, in werking treden of bekendgemaakt worden op een zodanig tijdstip, dat bekendmaking door de leverancier niet op of vóór 1 januari van het betreffende jaar kan geschieden, treden tariefswijzigingen door de Leverancier desondanks in werking per 1 januari, tenzij in de bekendmaking door de Leverancier een andere datum van in werking treden is vermeld.
2.10.
In het product- en tarievenblad staat een bepaling over indexatie en wijziging van tarieven, dat als volgt luidt:
Indexatie en wijziging van tarieven vinden plaats op 1 januari van elk jaar.
De wijziging van de door de Warmtewet gereguleerde tarieven wordt jaarlijks vastgesteld conform de richtlijnen van de Autoriteit Consument en Markt. Dit betreft de tarieven die zijn vermeld onder “Vaste kosten” en onder “Variabele[ktr: deze zin lijkt niet volledig]
De indexatie van de niet door de Warmtewet gereguleerde tarieven, volgt de door de Warmtewet gereguleerde tarieven, welke jaarlijks vastgesteld worden conform de richtlijnen van de Autoriteit Consument en Markt.
Indexatie van de tarieven vermeld onder “Overige kosten” vindt plaats op 1 januari van elk jaar op basis van 100% loonkosten conform SBI 24-30, 33 cao lonen, contractuele loonkosten en arbeidsduur Metal/elektro over de reeks oktober-oktober van het voorgaande jaar. Hiervan uitgezonderd is de vergoeding voor incassokosten; deze vergoeding volgt uit de Wet Normering Buitengerechtelijke Incassokosten.
2.11.
Het wijzigingsbeding in de algemene voorwaarden en de bepaling in het product- en tarievenblad geven eiseres de bevoegdheid om de overeengekomen tarieven en de prijssystematiek periodiek eenzijdig te wijzigen, soms zelfs met terugwerkende kracht. Nu beide bedingen over prijswijzigingen gaan, moeten ze cumulatief worden getoetst. De bedingen sluiten voor wat betreft tariefswijzigingen aan bij wat krachtens de wet- en regelgeving en besluiten van de ACM is toegestaan. Ze worden daarom niet als oneerlijk aangemerkt.
2.12.
Eiseres vordert ook betaling van rente en een vergoeding van buitengerechtelijke kosten. In de algemene voorwaarden staat een beding waarop eiseres in dit verband een beroep zou kunnen doen:
12.1
Ingeval de Contractant in verzuim is, is hij een vergoeding voor de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte verschuldigd alsmede de wettelijke rente voor iedere kalenderdag dat betaling te laat wordt verricht, onverminderd het bepaalde in artikel 11. De vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten wordt vastgesteld conform de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten en het Besluit Vergoeding voor Buitengerechtelijke Incassokosten.
2.13.
Het beding bevat zowel een bepaling over rente als over incassokosten. Nu deze bepalingen geen zodanig verband met elkaar hebben dat zij niet van elkaar kunnen worden gescheiden, kunnen ze afzonderlijk worden getoetst.
2.14.
Nu voor wat betreft de rente wordt aangehaakt bij de wettelijke rente, is dit deel van het beding niet oneerlijk.
2.15.
De kantonrechter is van oordeel dat het deel van het beding ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten wel als vermoedelijk oneerlijk is aan te merken, omdat ten nadele van de consument wordt afgeweken van de wet, die van dwingend recht is. Op grond van het beding zou eiseres bij betalingsverzuim direct incassokosten in rekening kunnen brengen, terwijl ingevolge de wet een veertiendagenbrief als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW is vereist, die moet voldoen aan de door de Hoge Raad gestelde eisen (zie ECLI:NL:HR:2016:2704). Dat de vergoeding wordt vastgesteld conform de wet, doet aan dit oordeel niet af. Dat zegt immers uitsluitend iets over de omvang van de kosten.
2.16.
Nu het beding op grond waarvan buitengerechtelijke incassokosten in rekening kunnen worden gebracht vermoedelijk oneerlijk is, is de kantonrechter voornemens het te vernietigen. Vernietiging heeft tot gevolg dat eiseres zich niet meer op het beding kan beroepen, maar ook dat zij zich niet meer op de wettelijke regeling kan beroepen die van toepassing zou zijn als het beding niet in de algemene voorwaarden zou staan.
2.17.
Eiseres wordt in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over het voornemen tot ambtshalve vernietiging van het hiervoor geciteerde incassokostenbeding.
2.18.
De zaak wordt voor akte door eiseres over het bepaalde in overwegingen 2.8 en 2.17 verwezen naar de rol.
2.19.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 20 augustus 2024 om 10.00 uurvoor het nemen van een akte door eiseres over wat in overweging 2.18 staat,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum en in het openbaar uitgesproken op
23 juli 2024.
991