Uitspraak
Rechtbank AMSTERDAM
1.De procedure
- mevrouw [naam 1] ,
- mrs. L.P. Kortmann, A.J.C.M. Meijs, C.M.A. Knoben, advocaten te Amsterdam, namens het investeringsfonds,
- mrs. N.B. Pannevis en D.M. van de Loo, namens de [groep] ,
- [naam 2] ,
- [naam 3] ,
- [naam 4] ,
- [naam 5] ,
- [naam 6] ,
- mrs. R.G.A. Elkerbout-Kok, P. van der Veen, F.J.M. Hengst, C.D. Veldman, advocaten te Amsterdam, namens [rechtspersoon 2] ,
- mrs. B. Kemp en A.J. Dunki Jacobs, advocaten te Amsterdam, namens het bestuur van [rechtspersoon 2] ,
- [naam 7] , [naam 8] en [naam 9] , vertegenwoordigers van de [rechtspersoon 3] ,
- A. Burrough, tolk,
- [observator] , observator,
- [kantoorgenoot 1] , [kantoorgenoot 2] , en [kantoorgenoot 3] , kantoorgenoten van de observator,
2.Het verzoek en de zienswijze van het investeringsfonds
3.Het verzoek en de zienswijze van [rechtspersoon 2]
share purchase agreement(hierna: SPA) tussen [bedrijf 3] en [bedrijf 2] . Voorts heeft de Groep een op de verkoop gebaseerd herstructureringsakkoord voorbereid in de EJ-Procedure, dat kort na ondertekening van de SPA zal worden ingediend voor homologatie binnen de Braziliaanse procedure. Vervolgens kan [rechtspersoon 2] een parallel akkoord aanbieden in de onderhavige WHOA-procedure. Dit betekent dat ook (vooruitgang ten aanzien van) een akkoord onder de WHOA wordt gerealiseerd. Het WHOA-akkoord is immers een weerspiegeling van EJ plan. Het is in het belang van [rechtspersoon 2] en dat van haar gezamenlijke schuldeisers, dat de tijdslijnen van de onderhavige WHOA-procedure zoveel mogelijk aansluiten bij het proces in Brazilië en de andere relevante jurisdicties. [rechtspersoon 2] genereert als financieringsvehikel zelf geen inkomsten. Het belangrijkste actief van [rechtspersoon 2] is een vordering met een nominale waarde van circa USD 1,2 miljard op haar groepsmaatschappij [groepsmaatschappij] , waarop zij geen noemenswaardige uitkering kan verwachten in een liquidatiescenario. [rechtspersoon 2] is daarom voor elk akkoord dat zij aan haar schuldeisers kan aanbieden afhankelijk van een oplossing op groepsniveau. [rechtspersoon 2] acht een verlenging van de afkoelingsperiode daarom noodzakelijk en gerechtvaardigd. De doorlopende pogingen van de [groep] , waarvan het investeringsfonds deel uitmaakt, om meer gedetailleerde informatie te verkrijgen dan waarop zij recht heeft en om het stabiele platform voor de herstructurering aan te tasten, zijn er slechts op gericht de eigen onderhandelingspositie te verbeteren ten koste van de onderneming en de gezamenlijke schuldeisers. Net als het onderhavige opheffingsverzoek en de faillissementsaanvraag, bemoeilijkt en vertraagt dit de verkoop van de Groep aan [bedrijf 2] en het presenteren van een herstructureringsakkoord.
4.Zienswijze van het bestuur van [rechtspersoon 2]
going concernverkoop aan [bedrijf 2] blijft de meeste waarde behouden, hetgeen het investeringsfonds miskent.
non-disclosure agreements(NDAs), die de Nederlandse advocaten van [groep] evenwel om hen moverende redenen niet wensen te tekenen. In dit stadium van de procedure rust op [rechtspersoon 2] geen (wettelijke of andere) informatieplicht. Op grond van artikel 375 lid 1 Fw dient gedetailleerde informatie – aan de hand waarvan belanghebbenden een geïnformeerd oordeel over het akkoord kunnen vormen – gedeeld te worden zodra het akkoord in stemming wordt gebracht. Zodra het WHOA-akkoord in stemming wordt gebracht zal het bestuur de benodigde informatie aan de stemgerechtigden verstrekken. [rechtspersoon 2] is wel verplicht (gevraagd en ongevraagd) alle relevante informatie aan de observator te verstrekken en dit gebeurt ook.
5.Zienswijzen van de [groep] en de Trustee
6.Zienswijze van de observator
7.De beoordeling
centre of main interest’ (COMI) van [rechtspersoon 2] . [rechtspersoon 2] ontkent dit en betwist niet dat haar COMI, gebaseerd op de statutaire zetel en de presumptie van artikel 3 lid 1 IVO, zich in Nederland bevindt en dat deze in de afgelopen drie maanden niet is verplaatst.
waterfallvan de transactieopbrengst, wordt meegenomen in de analyses van PwC van de waarderingen en heeft inzage in (proces)stukken van de wereldwijde herstructurering. Ook wordt de observator voldoende geïnformeerd over de gang van zaken in de EJ procedure en de Chapter 15. Mede op basis van de uitlatingen van [rechtspersoon 2] ter zitting, heeft de rechtbank geen aanleiding aan te nemen dat in deze informatiestroom richting de observator verandering komt.