ECLI:NL:RBAMS:2024:7512

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
C/13/758415 / KG ZA 24-877
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over aandeelhoudersgeschil en geheimhoudingsbeding in joint venture met onrechtmatige concurrentie

In deze zaak, die op 27 november 2024 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben eisers, bestaande uit minderheidsaandeelhouders van een joint venture, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, die de meerderheidsaandeelhouders zijn. De eisers vorderen onder andere dat gedaagden worden geboden om het geheimhoudingsbeding van de Aandeelhoudersovereenkomst na te komen en hen te verbieden om met de joint venture te concurreren. De achtergrond van het geschil ligt in de beëindiging van de licentieovereenkomst met [gedaagde 2] door [merknaam HQ], die de gedaagden beschuldigen van het schenden van het geheimhoudingsbeding en onrechtmatige concurrentie. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van eisers niet toewijsbaar zijn, omdat niet is aangetoond dat gedaagden inbreuk hebben gemaakt op het geheimhoudingsbeding of onrechtmatig hebben gehandeld. De rechtbank wijst de vorderingen af en veroordeelt eisers in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de belangenafweging tussen de minderheidsaandeelhouders en de andere betrokken partijen, waarbij de rechtbank concludeert dat de belangen van de vennootschap en de meerderheidsaandeelhouders zwaarder wegen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/758415 / KG ZA 24-877 VVV/MAH
Vonnis in kort geding van 27 november 2024
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 1] , Israël,
3. de vennootschap naar Israëlisch recht
[eiser 3] LTD.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] , Israël,
eisers bij dagvaarding van 24 oktober 2024,
advocaten mr. U. Aloni en mr. J.P.M. le Clercq te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
gedaagde,
verschenen in de persoon van mr. M. Tjoeng,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 3]
gedaagde,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
4.
[gedaagde 4],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaten van gedaagden 2, 3 en 4: mr. R.G.J. de Haan, mr. S.R.F. Aarts en M.L. Hoenjet te Amsterdam,
Eisers zullen hierna ook de minderheidsaandeelhouders worden genoemd. Gedaagden zullen afzonderlijk ook [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Op de zitting van 13 november 2024 waren aanwezig:
- aan de kant van eisers: [naam 1] (enig aandeelhouder en bestuurder van eiser 1), bijgestaan door C.M. Pennink als tolk Engels, met mr. Aloni en mr. Le Clercq,
- aan de kant van gedaagde 1: mr. M. Tjoeng
- aan de kant van gedaagden 2, 3 en 4: [gedaagde 3] en [gedaagde 4] met mr. Aarts, mr. De Haan en mr. Hoenjet.
1.2.
Eisers hebben de dagvaarding toegelicht. Gedaagden 2, 3 en 4 hebben verweer gevoerd, mede aan de hand van een tevoren ingediende conclusie van antwoord. Gedaagde 1 heeft zich bij dit verweer aangesloten. Eisers en gedaagden 2, 3 en 4 hebben producties en spreekaantekeningen ingediend.
1.3.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[merknaam] is een Chinees wereldwijd opererend retailmerk voor speelgoed, pluche poppen, briefpapier, toiletartikelen en andere artikelen. [merknaam] is genoteerd aan de New York Stock Exchange.
2.2.
[eiser 2] (eiser 2) en [eiser 3] Ltd. (eiser 3, hierna: [eiser 3] ) hebben zich beziggehouden met het ‘uitrollen’ van het [merknaam] -concept in Israël (in 2019 circa 20 winkels). Voor het ontwikkelen van activiteiten in Nederland heeft [eiser 1] B.V. (eiser 1, hierna: [eiser 1] ) zich aangesloten bij [eiser 2] en [eiser 3] .
2.3.
Eisers beschikten via een aan [eiser 2] toebehorende dochteronderneming, [naam dochteronderneming eiser 2] ( [naam dochteronderneming eiser 2] ), over een licentieovereenkomst van 25 augustus 2018 met [merknaam HK] ( [merknaam HK] ) voor de Nederlandse markt. Volgens artikel 3.1 onder b van die overeenkomst moest de licensee vijf winkels in het eerste jaar, tien in het tweede jaar en 15 in het derde jaar openen.
2.4.
Voor het ‘uitrollen’ van de [merknaam] -formule in Nederland zijn eisers een joint-venture aangegaan met de [naam concern] , een retail concern actief in Nederland en België, bekend van onder meer [naam winkelketen 1] en [naam winkelketen 2] . De [naam concern] houdt via [gedaagde 1] 65% van de aandelen in de op 7 oktober 2019 opgerichte vennootschap [gedaagde 2] en eisers 35%. [gedaagde 1] is opgericht op 30 september 2019; enig aandeelhouder en bestuurder is [naam concern] B.V.
2.5.
Ten behoeve van die joint venture is op 6 november 2019 een aandeelhoudersovereenkomst gesloten tussen eisers en [gedaagde 1] en [merknaam] .
2.6.
Op grond van artikel 4.1 Aandeelhoudersovereenkomst mag [gedaagde 1] de twee uitvoerende bestuurders
("executive directors")en mogen [eiser 2] en [eiser 3] de enige niet uitvoerende bestuurder
("non-executive director')benoemen.
Thans zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 4] de uitvoerende bestuurders en [naam 2] (UBO van [eiser 3] ) de niet uitvoerende bestuurder.
[gedaagde 3] , indirect bestuurder van [gedaagde 1] , voert thans feitelijk het bestuur van [gedaagde 2] namens [gedaagde 1] . Bij aanvang van de joint-venture was dit [naam 3] , de voormalige CEO van de [naam concern] ,
2.7.
In de Aandeelhoudersovereenkomst staat verder, voor zover relevant:
“10. CONFIDENTIALITY
10.1.
Subject to Clause 10.2, each Party shall treat as strictly confidential and not disclose or use any information relating to this Agreement (including the pipeline of potential new locations for [merknaam] Stores in the Netherlands as targeted by the Company) or any ancillary matter and the negotiations leading up to this Agreement and including the disclosure or use of any information relating to the Company and its business operations.
2.8.
Op 8 november 2019 is door [merknaam HK] , [naam dochteronderneming eiser 2] en [gedaagde 2] een
Novation Agreementgetekend waarbij de licentierechten van [naam dochteronderneming eiser 2] werden overgedragen aan [gedaagde 2] .
2.9.
De doelstelling van het openen van 30 winkels in Nederland binnen drie jaar is niet gehaald. Mede als gevolg van de coronamaatregelen zijn de doelstellingen bijgesteld. [merknaam HQ] heeft een aantal keer laten weten niet tevreden te zijn en te overwegen de licentie op te zeggen, waarna partijen in overleg zijn getreden en nieuwe plannen hebben gepresenteerd en de licentie is voortgezet.
2.10.
Op 1 juli 2024 heeft [gedaagde 3] aan [eiser 2] , [naam 2] en [naam 1] per Whatsapp geschreven:
“(…)
We have been informed by [merknaam HQ] that they are not willing to extend the current
license agreement or even consider terminating this license agreement as
long as the three of you continue to be shareholders in [gedaagde 2] .
It is not clear to us what has happened between you and [merknaam HQ] which led them
to take this position, but you can surely imagine that this causes grave concerns
for the business continuity of [gedaagde 2] .
Are you available for a teams call on short notice to discuss this situation?
(…)”
2.11.
[naam 2] heeft dezelfde dag geantwoord dat hij zeer verbaasd is en om uitleg bij [merknaam HQ] zal vragen, waarop [gedaagde 3] reageerde met: “Please do and please let me know”.
2.12.
Op 5 juli 2024 heeft [naam 4] , manager European markets van [merknaam HQ] , aan [naam 2] en [eiser 2] een e-mail gestuurd met als onderwerp “Notification on the Intent to Terminate the Exclusive Agency Rights for the [gedaagde 2] Market”. Daarin staat onder meer:
“(…)
Based on [merknaam] Group's five-year development strategy and in line with our brand upgrade strategy, [merknaam HQ] has been reviewing the performance and compliance of global agency markets since last year, and their review and investigation result is that [naam dochteronderneming eiser 2] had seriously breached the license agreement.
[naam dochteronderneming eiser 2] signed the exclusive agency authorization agreement for the Dutch market with the headquarters on August 15, 2018. According to the core terms of the agency agreement, the Dutch market was required to achieve an opening target of 30 stores within three years of signing the agreement. It is now the sixth year, and the Dutch market has achieved less than one-third of this target, which constitutes a serious breach of contract. The headquarters does not consider the current company to be a qualified partner.
After evaluation and decision by the headquarters management, [merknaam HQ] has decided to cancel [naam dochteronderneming eiser 2] 's agency rights for the Dutch market in accordance with the relevant terms of the agreement.
[naam concern] is a large retail group in the Dutch market with significant influence. They showed their capability and expressed their determination to continue developing the [merknaam] brand in the Dutch market, in compliance with headquarters' long-term business strategy. The headquarters believes that after terminating the current agency rights, [naam concern] is a qualified potential candidate for exclusive agency.
(…)”
2.13.
Daarop heeft [eiser 2] dezelfde dag geantwoord dat sinds 2019 [naam dochteronderneming eiser 2] niet meer de licentiehouder is, dat sindsdien “full management and majority ownership of the license and business” bij de [naam concern] berust en dat er een ambitieuze strategie voor de komende jaren is ontwikkeld.
2.14.
Op 9 juli 2024 heeft [naam 4] per e-mail gereageerd:
“According to the agency agreement, the transfer (even if confirmed) will not alter the fact of the current serious breach. Therefore, the headquarters has the right to directly cancel the exclusive agency rights of [gedaagde 2] / [naam dochteronderneming eiser 2] .
Given the past six years of performance in the Dutch market, it is difficult for us to trust that the existing investment structure can meet the headquarters' development requirements for the next five years.
Based on the above, I personally propose two solutions:
Option 1:
1. We directly cancel the current agency rights of [gedaagde 2] / [naam dochteronderneming eiser 2] .
2. Reevaluate and negotiate a new exclusive agency agreement directly with [naam concern] (this is an independent matter with no continuity with the first point).
Option 2:
1. You resolve the issue internally ( [naam concern] must assume 100% responsibility for the development over the next five years and be fully accountable for the outcomes) .
2. We re-sign the agreement with [naam concern] directly.
Please evaluate the above options and give me your confirmation as soon as possible.”
2.15.
Eisers en [gedaagde 3] hebben vervolgens gecorrespondeerd over een oplossing, maar zonder succes. Per e-mail van 29 juli 2024 reageerde [gedaagde 3] als volgt op het bericht van [eiser 2] van die dag dat hij zijn eerder voor eind juli 2024 aangekondigde reis naar [merknaam HQ] had uitgesteld tot de tweede week van augustus 2024:
“Why are you delaying your trip for this very urgent matter? As explained numerous times, we have no time for further delay. Without a licence we cannot continue the business of [gedaagde 2] . You have indicated several times that you do not want to jeopardize the future of [gedaagde 2] . Please act accordingly!
In relation to your point on how to estimate your option 1 in terms of money value against your shares: as explained a few times during our calls, without a licence, there is no value (goodwill) in [gedaagde 2] . There may be some value in the assets. However, in the event of a liquidation of [gedaagde 2] , any such assets value will go to the holder of the 4.3 million euro preference shares ( [gedaagde 1] ). So, in my view, as explained before, based on valuation methods, there is no money value against your shares. The only thing I can think of is to put a symbolic value on your shares in order to avoid you ending this journey entirely with empty hands. Clearly in the current situation we are not talking about any substantial amounts.
We do not want to further consider your option 2, as we cannot run the risk that [merknaam HQ] will cancel our licence because of this. [merknaam HQ] has been very clear to us that they do not want you to stay (financially) involved in any way (for reasons still unclear to us).
As mentioned before, we cannot further delay this. We need to come to a conclusion before the end of this week. If not, we have no other option than to set up a new [gedaagde 2] company directly under [naam concern] ownership that can enter into a licence with [merknaam HQ] , as proposed by them in the email below, and liquidate [gedaagde 2] .
(…)”
2.16.
Per e-mail van 5 augustus 2024, 11:16 AM, heeft [gedaagde 3] aan [eiser 2] en [naam 2] geschreven:
“ [eiser 2] / [naam 2] - we did not receive any response from you in relation to my email below. Unfortunately we therefore have to inform [merknaam HQ] that we could not resolve this issue internally and that we have to choose their option 1 (email of [naam 4] of 9 July below). This means that we will liquidate [gedaagde 2] . The surplus value (f any/very doubtful) above the 4.3 million euro preference shares will be distributed to the shareholders.
Clearly this option will trigger a lot of additional hassle for our team, so I still fail to understand your lack of responsiveness.”
2.17.
Dezelfde dag om 15:27 uur heeft [gedaagde 3] aan [naam 4] met kopie aan [naam 2] en [eiser 2] gemaild:
“Dear [naam 4] - much to my regret, I have to inform you that we have not been able to resolve the issue set out below internally. Therefore, we see no other possibility than to accept your option 1. We will contact you on a separate note on the new exclusive master licence agreement for the Netherlands.”.
2.18.
Om 19:01 uur die dag heeft [eiser 2] aan [naam 4] (met cc aan [naam 2] en [gedaagde 3] ) gemaild:
“Unfortunately, my trip to China has been delayed due to the situation in Israel. My partners and I would like to respond to your recent email and would appreciate clarification on the following points:
1. *Negotiations with [naam concern] *:
It has come to our attention that [merknaam HQ] has started direct negotiations with [naam concern] regarding the development of the [gedaagde 2] market. The details of these discussions remain unclear, particularly concerning the claim that minority shareholders are hindering the market's progress.
2. commitment to [merknaam HQ] *:
[naam concern] , which holds the majority shares in [gedaagde 2] , has expressed no resistance to signing a new commitment with [merknaam HQ] , alongside the minority partners, in accordance with the [gedaagde 2] shareholder agreement.
3. *Proposal for a New Agreement*:
We were surprised to read in your email that [merknaam HQ] intends to cancel the current [gedaagde 2] agreement and renegotiate a new license exclusively with [naam concern] . This proposal appears to conflict with the existing [gedaagde 2] shareholders' agreement with [naam concern] .
4. clarification on "Option 2"*:
Please clarify the meaning of the phrase "You resolve the issue internally." Does this imply that a new license and agreement will be signed, with [merknaam HQ] not involving itself in the company's structure as long as [naam concern] retains majority ownership?
If there is another meaning, please explain.
(…)”
2.19.
Eveneens op 5 augustus 2024 hebben eisers in een brief, per e-mail verzonden om 20:15 uur, aan gedaagden bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken, overleg voorgesteld en – indien nodig – rechtsmaatregelen aangekondigd. In de brief staat onder meer:
“(…) It has come to our attention that you have conspired with [merknaam HQ] in China to request the revocation of our current retail License, with the intent of liquidating our Dutch company and forming a new entity in which you hold 100% ownership. The new entity is set to be granted the license to operate the [merknaam] brand in the Netherlands, effectively excluding us from the business and taking over the operations and benefits.
We must stress that this action represents a clear breach of our original articles of
incorporation and is an impression of the minority shareholder.
(…)”
2.20.
Om 21:03 uur heeft [gedaagde 3] geantwoord:
“such conspiracy does not exist. Your letter is a total and continuing disregard of
the actual situation at hand, which is [merknaam HQ] 's clear intention to terminate our licence agreement for the Netherlands. We have given you sufficient time to repair whatever you did for [merknaam HQ] to take this position.
(…)”
2.21.
Daarna hebben partijen nog gecorrespondeerd, maar zijn niet nader tot elkaar gekomen.
2.22.
Bij
termination noticevan 4 september 2024 heeft [merknaam HK] de licentie van [gedaagde 2] opgezegd vanwege schending van artikel 3.1.(b) van de licentie overeenkomst. [gedaagde 2] heeft slechts 8 winkels geopend, terwijl er volgens die bepaling 30 winkels zouden moeten zijn geopend.
2.23.
[gedaagde 3] reageerde per e-mail van 5 september 2024 met een bevestiging van ontvangst van de opzegging en met het verzoek om nog 6 maanden de tijd te krijgen voor de transitie van [gedaagde 2] naar [gedaagde 1] .
2.24.
[naam 2] heeft namens de minderheidsaandeelhouders [gedaagde 3] per e-mail van 4 oktober 2024 gesommeerd om te stoppen met schending van artikel 10 (geheimhouding) van de Aandeelhoudersovereenkomst en met pogingen om de [merknaam] formule in Nederland voort te zetten of te concurreren met [gedaagde 2] .
2.25.
[gedaagde 3] heeft dit dezelfde dag van de hand gewezen:
“We have entertained a more than reasonable term, ie more than 3 months since 1 July, to resolve this unfortunate turn of events, which was not caused by us. [eiser 2] 's and your discussions with [merknaam HQ] and the attempt between [naam 1] and [naam 3] in September to settle this crisis out of court did not result in any solution. Therefore, as executive directors we have to take our responsibility and act in accordance with the best corporate interests of [gedaagde 2] and most of its stakeholders. In order to avoid a bankruptcy of [gedaagde 2] and/or directors' liability, we will resolve shortly to transfer all assets and liabilities of [gedaagde 2] to [gedaagde 1] at a value to be determined by an independent valuator and subsequently liquidate [gedaagde 2] . In view of the outstanding dividend reserve and share premium on the non-voting cum prefs of at least EUR 4.3 mio, the liquidation will (most likely) not result in any distribution to the holders of the ordinary shares. This will surely end up in long term court proceedings, but at this point unfortunately we have no other option.”
2.26.
De advocaat van eisers heeft de sommatie herhaald bij brief van 9 oktober 2024 aan [gedaagde 2] en [gedaagde 1] . [gedaagde 3] heeft per e-mail van 10 oktober 2024 geantwoord niet aan de sommatie te voldoen en eisers aansprakelijk te houden voor de schade. Hij schrijft onder meer:
“We need a solution urgently. As a result of the termination of the license agreement, [gedaagde 2] can no longer order any products. The stores are quickly running out of stock. This will soon result in empty shelves and burning of the remaining cash of [gedaagde 2] , inevitably resulting in its bankruptcy.
(…)”
2.27.
Op verzoek van de uitvoerende bestuurders heeft EY de huidige waarde van [gedaagde 2] , uitgaande van de opzegging van de licentie overeenkomst, in concept berekend. In de beide geschetste scenario’s (liquidatie respectievelijk verkoop aan een derde) komt deze waarde na aftrek van € 4,3 miljoen aan preferente aandelen, uit op nul.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen, samengevat:
I. gedaagden te gebieden om het geheimhoudingsbeding van artikel 10.1 Aandeelhoudersoveerenkomst na te komen en na te blijven komen, op straffe van een dwangsom, in dier voege dat het hen in het bijzonder ook wordt verboden om, direct of indirect, in welke vorm dan ook of hoedanigheid, de volgende vertrouwelijke informatie te gebruiken, over te dragen aan of te delen met derden:
(A) budgetten, prognoses, businessplannen, ontwikkelingsplannen, analyses, jaarstukken, jaar- en kwartaalcijfers, balansen, profit & loss overzichten en andere financiële, commerciële en strategische documenten van [gedaagde 2] ;
(B) locaties van bestaande winkels en/of verkooppunten en potentiële locaties van winkels en/of verkooppunten, alsook informatie over huurcontracten van [gedaagde 2] ;
(C) plannen, tekeningen, schetsen, ontwerpen en andere gegevens met betrekking tot de layout en inrichting van [gedaagde 2] -winkels en/of verkooppunten;
(D) overzichten en lijsten van werknemers inclusief persoonlijke gegevens van werknemers en arbeidscontracten;
(E) wachtwoorden, broncodes, inhoud en lay-out van de website van [gedaagde 2] ;
(F) klantenlijsten en online klantenlijsten en lijsten van personen die zich hebben aangemeld voor informatie of (online) nieuwsbrieven van [gedaagde 2] ;
(G) lijsten van leveranciers, dienstverleners en verhuurders van [gedaagde 2] ,
II. gedaagden te verbieden om met [gedaagde 2] te concurreren, op straffe van een dwangsom, in dier voege dat het hen in het bijzonder ook wordt verboden om, direct of indirect, in welke vorm of hoedanigheid dan ook, de volgende handelingen te verrichten:
(A) het [merknaam] -concept en verkoop van artikelen verkregen onder licentie van [merknaam HK] op enige wijze aan te bieden of te verkopen, fysiek of online, anders dan via [gedaagde 2] ;
(B) (neven)activiteiten die schadelijk zouden kunnen zijn voor [gedaagde 2] ;
(C) werknemers van [gedaagde 2] en haar winkels in dienst te nemen respectievelijk anderszins werkzaamheden te laten verrichten voor een ander dan [gedaagde 2] ;
(D) winkels of verkooppunten van [gedaagde 2] voor verkoop anders dan ten behoeve van [gedaagde 2] te gebruiken;
(E) relaties, klanten, leveranciers, verhuurders en dienstverleners te benaderen op welke wijze ook, anders dan ten behoeve van de bedrijfsvoering van [gedaagde 2] ,
met veroordeling van gedaagden in de proceskosten, met wettelijke rente.
3.2.
Eisers stellen daartoe, samengevat, het volgende. Gedaagden hebben bijgedragen aan de keuze van [merknaam HQ] om de licentieovereenkomst met [gedaagde 2] te beëindigen en een nieuwe licentieovereenkomst met [gedaagde 1] aan te gaan. Om het [merknaam HQ] te overtuigen dat [gedaagde 1] wel de juiste partij zou zijn om het [merknaam] -concept verder uit te rollen in Nederland hebben gedaagden:
( a) de geheimhoudingsclausule uit de Aandeelhoudersovereenkomst geschonden, door plannen en prognoses te presenteren die kopieën of het resultaat zijn, danwel voortbouwen op knowhow en kennis van [gedaagde 2] ;
( b) de belangen van [gedaagde 2] en van eisers veronachtzaamd door niet te
voorkomen dat de licentieovereenkomst met [gedaagde 2] zou worden opgezegd;
( c) ervoor gezorgd dat via [gedaagde 1] het bedrijfsdebiet van [gedaagde 2] volledig zal worden uitgehold en [gedaagde 2] onrechtmatige concurrentie zal worden aangedaan.
3.3.
Gedaagden voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van eisers of afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van eisers in de proceskosten, met wettelijke rente.
3.4.
Zij voeren daartoe, samengevat, het volgende aan. Van schending van het geheimhoudingsbeding, van onrechtmatige concurrentie of van schending van artikel 2:8 Burgerlijk Wetboek (BW) is geen sprake. Dit geschil gaat over een joint venture die op het punt staat ten onder te gaan door het verlies van een voor haar cruciale licentie. Er ligt een uitvoerbaar en redelijk plan om de onderneming te behouden ten behoeve van alle stakeholders van de onderneming, waaronder werknemers, crediteuren en klanten, maar de minderheidsaandeelhouders (eisers) blokkeren deze oplossing op onredelijke en onrechtmatige gronden. Als gevolg daarvan dreigt een deconfiture van de joint venture en haar onderneming. De minderheidsaandeelhouders pogen middels dit kort geding een patstelling te forceren en zo hun onderhandelingspositie met betrekking tot een aan hen uit te betalen vergoeding te verbeteren.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uitgangspunt is dat de licentieovereenkomst met [gedaagde 2] is opgezegd. Geen van partijen gaat de opzegging aanvechten. Op dit moment, zo bleek ter zitting, tolereert [merknaam HQ] nog dat [gedaagde 2] de acht Nederlandse winkels runt, die op dit moment goed draaien. Het is niet bekend hoe lang dit zo blijft, volgens gedaagden kan [merknaam HQ] hier elk moment een eind aan maken.
Schending van de geheimhoudingsclausule uit de Aandeelhoudersovereenkomst?
4.2.
In reactie op het verweer van gedaagden wijzen eisers er terecht op dat artikel 10 Aandeelhoudersovereenkomst niet uitsluitend een verbod bevat tot het delen van informatie
("disclose")maar ook een verbod om enige informatie in verband met de onderneming (zijnde [gedaagde 2] ) te gebruiken ("
use"). De vraag is echter of dat eisers kan baten.
4.3.
Uit de hiervoor weergegeven feiten blijkt, anders dan eisers stellen, niet duidelijk dat gedaagden informatie inzake [gedaagde 2] hebben gebruikt om
met [merknaam HK] een nieuwe licentieovereenkomst aan te gaan en om het overhevelen van de activiteiten van [gedaagde 2] naar [gedaagde 1] voor te bereiden, laat staan dat er sprake was van een samenzwering (zie 2.19 hierboven). Gedaagden ontkennen dat stellig en voeren aan dat ook zij in juni/juli 20204 verrast waren door het feit dat [merknaam HQ] niet verder wilde met eisers en dat ook gedaagden de reden niet kennen. Dat beeld wordt bevestigd door de overgelegde correspondentie, met name de berichten van [gedaagde 3] van 1 en 29 juli 2024.
4.4.
Bovendien heeft [merknaam HK] volgens gedaagden door de gedeelde informatiesystemen (op basis van de licentieovereenkomst) feitelijk volledige toegang tot de informatie over de door [gedaagde 2] gevoerde onderneming. Daarmee is niet aannemelijk dat er sprake is van een inbreuk op het geheimhoudingsbeding als zodanig door het verstrekken van informatie door [gedaagde 1] aan [merknaam HK] .
4.5.
Eisers stellen dat de naleving van het geheimhoudingsbeding in artikel 10 van de Aandeelhoudersovereenkomst van groot (spoedeisend) belang is voor hen als minderheidsaandeelhouders; zij hebben ingestemd met een Aandeelhoudersovereenkomst zonder concurrentiebeding met de gedachte dat een breed geformuleerde geheimhoudingsclausule als deze hen voldoende bescherming zou bieden. Zij stellen dat voor het waarborgen van een effectief naleven van de geheimhouding in feite een concurrentieverbod dient te worden opgelegd aan gedaagden.
4.6.
Wat eisers dus eigenlijk willen is een concurrentiebeding, maar dat zijn partijen nu juist niet overeen gekomen. Het is voorshands ook niet aannemelijk dat een bodemrechter dat in artikel 10 Aandeelhoudersovereenkomst zal lezen.
belangen van [gedaagde 2] en van eisers veronachtzaamd ?
4.7.
Volgens eisers schenden gedaagden de belangen van [gedaagde 2] en daarmee van de eisers als minderheidsaandeelhouders. Zij stellen dat de vennootschap ( [gedaagde 2] ) haar zorgvuldigheidsplicht jegens haar minderheidsaandeelhouders niet in acht heeft genomen door niet te voorkomen dat verstrengeling plaatsvindt van haar belangen met die van haar bestuur en/of meerderheidsaandeelhouders, al dan niet ten koste van haar minderheidsaandeelhouders. Daarnaast zouden de uitvoerend bestuurders en meerderheidsaandeelhouders zich in strijd met artikel 2:8 BW jegens hun medeaandeelhouders en medebestuurders niet hebben gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Gedaagden hebben deze verplichtingen en zorgvuldigheidsnorm volgens eisers geschonden doordat zij
niet hebben voorkomen dat de licentieovereenkomst met [gedaagde 2] zou worden opgezegd;
een nieuwe licentieovereenkomst via [gedaagde 1] aangaan,
althans dit vooraf met de minderheidsaandeelhouders hadden moeten bespreken en een manier moeten vinden om daarbij de belangen van de minderheidsaandeelhouders te waarborgen,
de minderheidsaandeelhouders de schuld in de schoenen hebben geschoven voor het niet halen van de targets uit de licentieovereenkomst met [gedaagde 2] , terwijl gedaagden zelf aan de knoppen van [gedaagde 2] draaien; ook hebben zij zichzelf (c.q. de [naam concern] ) richting [merknaam HQ] als ideale partners gepresenteerd om het concept voort te zetten, daarbij voortbouwend op de knowhow, kennis en expertise die samen met de minderheidsaandeelhouders is opgebouwd.
4.8.
De voorzieningenrechter overweegt dat voor het eerste verwijt geen grond is omdat, zoals hiervoor is geoordeeld, niet aannemelijk is geworden dat gedaagden het in hun macht hadden om voorkomen dat de licentieovereenkomst met [gedaagde 2] zou worden opgezegd. Tegenover de betwisting door gedaagden hebben eisers ook de feitelijke juistheid van de verwijten 3) en 4) niet aannemelijk gemaakt. Uit de correspondentie tussen partijen blijkt niet dat gedaagden iets hebben achtergehouden voor de minderheidsaandeelhouders of hen de schuld in de schoenen hebben geschoven voor het niet halen van de targets uit de licentieovereenkomst, maar juist eerder dat partijen lange tijd samen zijn opgetrokken richting China en bijvoorbeeld samen herstelplannen hebben ontwikkeld. Uit de correspondentie blijkt juist dat zij eisers de gelegenheid hebben geboden de bezwaren van China tegen eisers op te lossen, en teleurstelling dat eisers daarvoor niet snel genoeg hun best doen. Verwijt 2) is feitelijk juist, maar leidt niet tot toewijzing van de vorderingen, zoals hierna zal blijken.
onrechtmatige concurrentie ?
4.9.
Het is duidelijk dat [gedaagde 1] straks zal gaan concurreren met [gedaagde 2] , of haar activiteiten zal voortzetten. De vraag is of er sprake kan zijn van concurrentie indien [gedaagde 2] geen onderneming meer kan voeren na beëindiging van de licentie aan haar. Echter de vordering van eisers is gebaseerd op de lezing van artikel 10 Aandeelhoudersovereenkomst als een verbod ook aan Holding om kennis van [gedaagde 2] te gebruiken. De vraag is of dat in dit kort geding verboden moet worden. Als gezegd wordt er voorshands vanuit gegaan dat partijen uitdrukkelijk geen concurrentiebeding zijn overeen gekomen. Onder omstandigheden kan er dan toch sprake zijn van onrechtmatige concurrentie. Eisers hebben niet voldoende aannemelijk gemaakt dat dit hier het geval is
Belangenafweging
4.10.
Het is begrijpelijk dat eisers hun belangen als minderheidsaandeelouders in de onderneming willen beschermen. Bij het aangaan van de joint venture zijn de kosten van de verkrijging van de licentie door de meerderheidsaandeelhouders vergoed vanuit het door hen in [gedaagde 2] ingebrachte kapitaal. De minderheidsaandeelhouders dreigen wel hun aandeel in de toekomstige winsten uit de door hen ingebrachte [merknaam] licentie te gaan missen. Maar de belangen van de vennootschap ( [gedaagde 2] ) en de overige betrokken belangen (werknemers, leveranciers, verhuurders, klanten, meerderheidsaandeelhouders) spelen ook een rol. De situatie is dat [gedaagde 2] geen licentie meer heeft en nog slechts haar activiteiten kan voortzetten zolang [merknaam HK] dit gedoogt. Dat is voor beide partijen een gegeven, zoals hiervoor is overwogen. [gedaagde 2] kan de onderneming dus niet voortzetten, terwijl [gedaagde 1] dit wel kan. Op dit moment kan niet worden vastgesteld dat gedaagden in strijd met artikel 2:8 BW handelen door de activiteiten van [gedaagde 2] naar [gedaagde 1] over te hevelen. Zij wenden hiermee waarschijnlijk een faillissement van de onderneming af en dit zou, alle belangen afwegende, de beste oplossing kunnen zijn. Mogelijk zijn zelfs eisers hiermee beter af dan met een faillissement. Toewijzing van de gevraagde voorzieningen zou die oplossing dwarsbomen. Niet uitgesloten is dat eisers mogelijk uiteindelijk nog recht op een schadevergoeding blijken te hebben, maar de uitoefening van dat recht – voor zover aanwezig – vereist niet de oplegging op dit moment van voorlopige voorzieningen. Gedaagden hebben aangekondigd een procedure bij de Ondernemingskamer te zullen starten om uit de besluitvormingsimpasse te geraken. Die zou wellicht duidelijkheid kunnen opleveren, maar die procedure was ten tijde van de kortgedingzitting nog niet gestart. Op dit moment is al met al voor ingrijpen in kort geding geen plaats, omdat niet duidelijk genoeg is dat de belangen van eisers moeten prevaleren boven die van andere betrokkenen.
Slot
4.11.
De conclusie is dat de gestelde tekortkoming onder artikel 10 Aandeelhoudersovereenkomst onvoldoende aannemelijk is om een ingrijpen door middel van een voorlopige maatregel te rechtvaardigen en dat ook onvoldoende aannemelijk is dat onrechtmatig handelen dat rechtvaardigt. Een belangenafweging leidt bovendien tot terughoudendheid.
4.12.
De slotsom is dat de vorderingen zullen worden afgewezen. Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van gedaagde 1 worden begroot op € 688,00 aan griffierecht (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).
De kosten aan de zijde van gedaagden 2, 3 en 4 worden begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris 1.107,00
- nakosten 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing) ____________
Totaal € 1.973,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt eisers hoofdelijk in de proceskosten van gedaagde 1 van € 688,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als het vonnis wordt betekend,
5.3.
veroordeelt eisers hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten van gedaagde 1 als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
veroordeelt eisers hoofdelijk in de proceskosten van gedaagden 2, 3 en 4 van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als het vonnis wordt betekend,
5.5.
veroordeelt eisers hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten van gedaagde 2, 3 en 4 als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2024. [1]

Voetnoten

1.type: MAH