ECLI:NL:RBAMS:2024:7510

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
750527
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dekking bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering voor aanspraken uit vonnis

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 december 2024 uitspraak gedaan over de dekking van een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering. De eisers, [eiser 1] QQ en [eiser 2] QQ, vorderden dat Chubb European Group S.E. gehouden is dekking te verlenen voor aanspraken die voortvloeien uit een eerder vonnis van de rechtbank Limburg. De rechtbank Limburg had op 28 juli 2021 een verstekvonnis gewezen waarbij de gezamenlijke erfgenamen van [erflater] aansprakelijk werden gesteld voor een boedeltekort. De eisers stelden dat de verzekering dekking biedt voor deze aanspraken, maar Chubb verweerde zich door te stellen dat er geen verzekerd belang meer was, aangezien de erfgenamen de nalatenschap hadden verworpen.

De rechtbank overwoog dat het verzekerd belang een essentieel onderdeel is van de schadeverzekering. Aangezien er geen erfgenamen of wettelijke vertegenwoordigers van [erflater] zijn die schade hebben geleden, was er geen verzekerd belang. De rechtbank concludeerde dat de eisers geen recht hadden op dekking onder de verzekering, omdat de vorderingen niet gedekt waren en de aansprakelijkheid voor het boedeltekort niet onder de verzekering viel. De rechtbank wees de vorderingen van de eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten van Chubb, die op € 8.023,00 werden begroot.

Deze uitspraak benadrukt het belang van het verzekerd belang in schadeverzekeringen en de voorwaarden waaronder dekking kan worden verleend. De rechtbank bevestigde dat de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering geen dekking biedt voor schade van schuldeisers van de nalatenschap van [erflater].

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/750527 / HA ZA 24-507
Vonnis van 4 december 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] QQ ( [erflater] VAN WIJLEN),

kantoorhoudende te [vestigingsplaats 1] (België),
2.
[eiser 2] QQ (FAILL. VAN [naam gefailleerde 1] B.V.),
kantoorhoudende te [vestigingsplaats 2] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: eisers,
advocaat: mr. A.Ch.H. Franken,
tegen
CHUBB EUROPEAN GROUP S.E.,
gevestigd te Courbevoie (Frankrijk),
gedaagde partij,
hierna te noemen: Chubb,
advocaat: mr. S. Tanouyat.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 mei 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 24 juli 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 oktober 2024,
- de brief van mr. Tanouyat van 25 november 2024 met opmerkingen over het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[erflater] was enig aandeelhouder en bestuurder van [naam gefailleerde 1] . [naam gefailleerde 1] was enig aandeelhouder en bestuurder van [naam gefailleerde 2] B.V.
2.2.
[naam gefailleerde 2] B.V. heeft op 3 januari 2012 ten behoeve van [erflater] een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering gesloten bij Chubb via Raetsheren van Orden B.V. als tussenpersoon. Op 7 januari 2013 is bij aanhangsel overeengekomen dat [naam gefailleerde 1] de nieuwe verzekeringnemer zou zijn (in plaats van [naam gefailleerde 2] B.V.).
2.3.
De polisvoorwaarden van deze verzekering bepalen, voor zover relevant, onder meer het volgende: “Artikel 1 Rubrieken
1.1.
Bestuurders- en commissarisaansprakelijkheid
De maatschappij vergoedt ten behoeve van een verzekerde persoon, schade voor zover de rechtspersoon deze verzekerde persoon niet schadeloosstelt voor deze schade. (…)
Artikel 3 Uitbreidingen
Met inachtneming van alle voorwaarden en bepalingen van deze verzekering wordt tevens dekking geboden voor:
3.1
Erfgenamen, wettelijk vertegenwoordigers en rechtsopvolgers schade als gevolg van een aanspraak voor een fout van een verzekerde persoon ingediend tegen de erfgenamen, wettelijke vertegenwoordigers of rechtsopvolgers van deze verzekerde persoon die overleden is (…)
Artikel 6 Uitsluitingen
De maatschappij is niet gehouden schade te vergoeden als gevolg van een aanspraak: (…)
6.5
Fraude, opzet en persoonlijk gewin
In verband met, voortvloeiende uit of als gevolg van: (…)
(b) het feit dat de verzekerde persoon een persoonlijk gewin heeft gemaakt, beloning heeft verkregen of voordeel heeft behaald waartoe die verzekerde persoon wettelijk niet gerechtigd was. (…)
Artikel 10 Vertegenwoordiging
Door het aangaan van deze verzekering komt de verzekeringnemer met de maatschappij overeen namens alle verzekerden te handelen (…)
Artikel 11 Kennisgeving (…)
(c) Alvorens zij rechten kunnen ontlenen aan deze verzekering, verlenen de verzekerden de maatschappij alle informatie en medewerking die redelijkerwijs mag worden verlangd (…)
(d) aan deze verzekering kunnen geen rechten worden ontleend indien verzekerden de verplichtingen onder artikel 11(a) en 11(c) niet nakomen, voor zover daardoor de belangen van de maatschappij zijn benadeeld. Elk recht op uitkering komt te vervallen, indien verzekerden deze verplichtingen niet nakomen met de opzet de maatschappij te misleiden. (…)
Artikel 22 (…)
Onder verzekerde persoon wordt niet verstaan (…) een curator, bewindvoerder of een door rechtbank of gelijkwaardige instelling benoemde vereffenaar van een rechtspersoon of van de activa van een rechtspersoon. (…)”.
2.4.
Op 18 maart 2014 is [naam gefailleerde 2] B.V. failliet gegaan. Op 31 maart 2015 is het faillissement van [naam gefailleerde 1] uitgesproken. [naam curator] is aangesteld als faillissementscurator van [naam gefailleerde 1] . Op 1 februari 2022 heeft [eiser 2] [naam curator] opgevolgd als faillissementscurator van [naam gefailleerde 1] .
2.5.
[naam curator] heeft [erflater] op 15 juli 2015 persoonlijk aansprakelijk gesteld voor het boedeltekort dat bij [naam gefailleerde 1] bestond.
2.6.
Op 9 oktober 2015 heeft [naam curator] een dagvaarding jegens [erflater] uitgebracht, waarin i) een verklaring voor recht is gevorderd dat [erflater] aansprakelijk is voor het boedeltekort van [naam gefailleerde 1] wegens kennelijk onbehoorlijk bestuur door geen boekhouding en jaarrekening op te stellen en door het niet opvorderen van openstaande vorderingen uit hoofde van de rekening-courantverhouding en ii) een veroordeling van [erflater] en zijn ex-vrouw [naam 2] is gevorderd tot betaling van geldsommen die zij uit hoofde van hun rekening-courantverhouding aan [naam gefailleerde 1] schuldig waren.
Deze procedure is op 30 november 2016 verwezen naar de parkeerrol en op 5 april 2017 door de rechtbank Limburg ambtshalve doorgehaald.
2.7.
Op 21 december 2016 ontving Chubb de e-mail van [erflater] dat hij een beroep doet op zijn bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering. Begin 2017 heeft Chubb contact opgenomen met [erflater] om een vergadering in te plannen voor inhoudelijk overleg. Het is niet, ook niet na herinneringen van Chubb, tot een vergadering of afspraak gekomen tussen Chubb en [erflater] over zijn claim.
2.8.
Bij e-mail van 11 augustus 2017 heeft Chubb [erflater] medegedeeld dat dekking onder de polis is komen te vervallen vanwege schending van de kennisgevings- en informatieverplichting van artikel 11 van de polisvoorwaarden.
2.9.
Op [overlijdensdatum] 2017 is [erflater] overleden aan longkanker.
2.10.
Bij brief van 20 juni 2019 heeft [naam curator] Chubb aangeschreven dat hij voornemens was de procedure weer op te brengen en voort te zetten. Tevens heeft [naam curator] in die brief Chubb verzocht om hem te informeren over de status van de afwikkeling van de schademelding door [erflater] .
Bij e-mail van 3 juli 2019 heeft Chubb gereageerd door haar afwijzing van de dekking van 11 augustus 2017 aan de curator door te sturen en bij e-mail van 5 juli 2019 heeft Chubb, na een verzoek van [naam curator] , aangegeven geen aanleiding te zien om haar standpunt te heroverwegen.
2.11.
[eiser 1] is naar Belgisch recht, omdat [erflater] de laatste vijf jaar van zijn leven in België woonde, aangesteld als de vereffenaar van zijn onbeheerde nalatenschap. Zij heeft de nalatenschap van 30 oktober 2019 tot en met 11 mei 2021 beheerd. Er zijn in die periode, maar ook tot op heden, geen erfgenamen getraceerd die de nalatenschap hebben aanvaard. Alle bekende erfgenamen hebben de nalatenschap verworpen.
2.12.
Bij brief van 5 januari 2021 aan Chubb heeft [naam curator] het standpunt ingenomen dat Chubb dekking moet verlenen. In die brief staat dat Chubb ook de contractspartij is van [naam gefailleerde 1] en dat Chubb zich tegenover [naam gefailleerde 1] heeft verplicht tot uitkering aan [erflater] . [naam gefailleerde 1] , thans de curator die in de plaats van [naam gefailleerde 1] is getreden, kan nu, volgens [naam curator] vorderen dat Chubb haar verplichtingen ten opzichte van (de nalatenschap van) [erflater] nakomt.
2.13.
[naam curator] heeft na het overlijden van [erflater] de procedure (zie 2.6 en 2.10) voortgezet tegen de gezamenlijke erfgenamen van [erflater] . Ook na openbare oproeping hebben zich in die procedure geen erfgenamen gemeld. Bij vonnis van 28 juli 2021 heeft de rechtbank Limburg de vorderingen van [naam curator] bij verstek toegewezen.
De rechtbank heeft i) voor recht verklaard dat de gezamenlijke erfgenamen van [erflater] jegens de boedel aansprakelijk zijn voor een bedrag van de schulden voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan, ii) de gezamenlijke erfgenamen van [erflater] veroordeeld tot betaling aan de curator van [naam gefailleerde 1] van een bedrag nader op te maken bij staat en iii) de gezamenlijke erfgenamen van [erflater] veroordeeld tot betaling van bedragen uit hoofde van de rekening-courantverhouding. Tegen dit oordeel zijn de gezamenlijke erfgenamen van [erflater] niet opgekomen.
2.14.
Op 29 juni 2022 werd de vereffenaar, [eiser 1] , opnieuw aangesteld als de vereffenaar van de onbeheerde nalatenschap.
2.15.
[eiser 1] heeft zich op 1 juli 2022 gewend tot Chubb met het verzoek te bevestigen dat Chubb dekking onder de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering verleent. Chubb heeft afwijzend geantwoord. Op 18 oktober 2023 hebben [eiser 1] en [eiser 2] gezamenlijk een aanmaning gestuurd aan Chubb, waarin zij aanspraak maken op dekking.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen dat de rechtbank bij vonnis voor zover uitvoerbaar bij voorraad
a. voor recht verklaart dat Chubb gehouden is dekking te verlenen voor de aanspraken die volgen uit het vonnis van de rechtbank Limburg van 28 juli 2021;
b. Chubb veroordeelt in de buitengerechtelijke kosten, de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Eisers leggen aan hun vorderingen het volgende ten grondslag. Zij vorderen nakoming van Chubbs verplichtingen onder de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering ex artikel 3:296 BW. [eiser 1] vordert nakoming als vereffenaar/beheerder naar Belgisch recht van de onbeheerde nalatenschap van [erflater] . De vordering op Chubb uit hoofde van de verzekering valt in de nalatenschap en [eiser 1] kan als curator van de nalatenschap de vordering op Chubb te gelde maken.
[eiser 2] maakt deze aanspraak in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van [naam gefailleerde 1] , die verzekeringnemer is. Op grond van artikel 6:256 BW kan een contractspartij nakoming jegens een derde vorderen, wanneer deze contractspartij een beding ten behoeve van deze derde heeft gemaakt en die derde zich daartegen niet verzet. [naam gefailleerde 1] kan als
contractspartij ten behoeve van [erflater] nakoming vorderen. Dit vorderingsrecht vervalt niet bij faillissement.
Chubb is op grond van artikel 3.1 van de polisvoorwaarden verplicht dekking te verlenen voor de aanspraken jegens de gezamenlijke erfgenamen van [erflater] , die voortvloeien uit het vonnis. Chubb weigert ten onrechte dekking te verlenen, aldus eisers.
3.3.
Chubb voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of Chubb op grond van de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering dekking moet verlenen voor de aanspraken die volgen uit het vonnis van de rechtbank Limburg.
4.2.
Chubb heeft verweer gevoerd dat er geen sprake is van dekking, omdat het verzekerd belang ontbreekt, nu de erfgenamen van [erflater] de nalatenschap hebben verworpen en er geen wettelijke vertegenwoordigers of rechtsopvolgers van [erflater] bestaan.
4.3.
Dit verweer slaagt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Het verzekerd belang is een noodzakelijk onderdeel van een schadeverzekering. Uit de polis(voorwaarden) blijkt welk belang gedekt is door de verzekering.
In de onderhavige polisvoorwaarden staat in artikel 1.1 dat schade van een verzekerde persoon, voor zover de rechtspersoon deze verzekerde persoon niet schadeloosstelt voor deze schade, wordt vergoed. In artikel 22 van de polisvoorwaarden wordt vervolgens een verzekerde persoon onder meer gedefinieerd als een bestuurder. Naast schade van een bestuurder bepaalt artikel 3.1 van de polisvoorwaarden dat de verzekering dekking biedt voor schade als gevolg van een aanspraak voor een fout van een verzekerde persoon ingediend tegen de erfgenamen, wettelijke vertegenwoordigers of rechtsopvolgers van de verzekerde persoon die overleden is.
In dit geval is op 9 oktober 2015 een dagvaarding uitgebracht, waarbij vorderingen zijn ingesteld jegens [erflater] wegens kennelijk onbehoorlijk bestuur. [erflater] is op [overlijdensdatum] 2017 overleden. Op dat moment was die procedure doorgehaald (zie 2.6) en was er geen vonnis gewezen. Dit betekent dat er ten tijde van het overlijden van [erflater] geen sprake was van schade van een verzekerde persoon.
Na het overlijden van [erflater] heeft de faillissementscurator van [naam gefailleerde 1] de procedure weer aangebracht en voortgezet tegen de gezamenlijke erfgenamen van [erflater] . Dit heeft geleid tot het verstekvonnis van 28 juli 2021, waarbij de vorderingen zijn toegewezen tegen de gezamenlijke erfgenamen van [erflater] . Er zijn echter geen erfgenamen die de nalatenschap hebben aanvaard (zie 2.11) en die dus schade hebben door de tegen de erfgenamen toegewezen vorderingen uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid. Overigens zijn er ook geen wettelijke vertegenwoordigers of rechtsopvolgers van de verzekerde persoon.
De conclusie is dat door het overlijden van [erflater] en het ontbreken van erfgenamen(, wettelijke vertegenwoordigers en rechtsopvolgers) van [erflater] er geen verzekerd belang meer is.
4.4.
[eiser 1] is geen erfgenaam, wettelijke vertegenwoordiger of rechtsopvolger van [erflater] die schade heeft. Zij beheert slechts de boedel voor eventuele erfgenamen die nog zouden kunnen opkomen. Pas als zich erfgenamen zouden melden, zou een verzekerd belang kunnen ontstaan.
Anders dan eisers lijken te betogen, biedt de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering geen dekking voor schade van de schuldeisers van de nalatenschap van [erflater] . Uit de polis blijkt niet dat de financiële belangen van de schuldeisers van zijn nalatenschap zijn verzekerd.
4.5.
Ten overvloede overweegt de rechtbank verder het volgende. De gevorderde verklaring voor recht strandt ook om de reden dat er geen sprake is van schade in de zin van de polisvoorwaarden. De vordering tot betaling van bedragen uit hoofde van de rekening-courantverhouding, die is toegewezen bij vonnis van 28 juli 2021, is niet gedekt onder de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering. Daar zijn partijen het over eens.
Volgens eisers is de aansprakelijkheid voor het boedeltekort wegens kennelijk onbehoorlijk bestuur door het niet opvorderen van openstaande vorderingen uit hoofde van de rekening-courantverhouding wel gedekt onder de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering. De rechtbank ziet dat anders. Het niet aanzuiveren van de rekening-courantschuld kan geen kennelijk onbehoorlijk bestuur opleveren en zo wel onder de dekking van de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering vallen, omdat dit én is uitgesloten in artikel 6.5 van de polisvoorwaarden én dit strijd oplevert met het wettelijk indemniteitsbeginsel van artikel 7:960 BW. Indien deze veroordeling gedekt zou worden onder de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering, zou de verzekerde in een duidelijk voordeliger positie geraken.
De andere veroordeling bij vonnis van 28 juli 2021 is een verwijzing naar de schadestaat en bevat geen veroordeling in een concreet geldbedrag, zodat er nog geen sprake is van schade in de zin van de polisvoorwaarden.
4.6.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere verweren van Chubb geen bespreking. De conclusie is dat de gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen.
4.7.
Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Chubb worden veroordeeld. Deze worden tot op heden begroot op
- griffierecht € 6.617,00
- salaris advocaat € 1.228,00 (2 punten × € 614,00)
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal € 8.023,00

5.De beslissing

de rechtbank
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt eisers in de proceskosten van € 8.023,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als eisers niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, rechter, bijgestaan door mr. P. Palanciyan, griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2024.