ECLI:NL:RBAMS:2024:750

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
1325428523
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot illegale handel in verdovende middelen

Op 6 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Ravensburg Local Court in Duitsland. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat is ingediend op 6 december 2023. De opgeëiste persoon, geboren in 1997 en met de Nederlandse en Turkse nationaliteit, is beschuldigd van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, waarvoor in Duitsland een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd.

Tijdens de zitting op 23 januari 2024 heeft de opgeëiste persoon bevestigd dat zijn persoonsgegevens correct zijn. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de opgeëiste persoon heeft aangegeven dat hij zijn straf in Duitsland wil uitzitten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een terugkeergarantie is verstrekt, maar dat deze niet in de weg staat aan de overlevering, gezien de wens van de opgeëiste persoon.

De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 13 van de Overleveringswet (OLW) besproken, waarbij de raadsvrouw aanvoerde dat het zwaartepunt van de zaak in Nederland ligt. De rechtbank oordeelde echter dat de feiten zich voornamelijk in Duitsland hebben afgespeeld en dat het Nederlandse Openbaar Ministerie niet van plan is om de feiten te vervolgen. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en er geen weigeringsgronden zijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.254285-23
Datum uitspraak: 6 februari 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 6 december 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 september 2023 door
the Ravensburg Local Court(Duitsland) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 23 januari 2024, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L.M.E. Kleczewski, advocaat in Venlo.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse en Turkse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van 21 september 2023 van
the Ravensburg Local Court(10 Gs 1606/23).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De rechtbank stelt vast dat de
Staatsanwaltschaft Ravensburgop 12 januari 2024 een terugkeergarantie heeft verstrekt die naar het oordeel van de rechtbank voldoende is. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon nadrukkelijk geen beroep doet op deze terugkeergarantie en graag de gevangenisstraf die hij eventueel opgelegd krijgt in Duitsland uit wil zitten.
De rechtbank is van oordeel dat artikel 6, eerste lid, OLW, niet in de weg staat aan overlevering van de opgeëiste persoon. Artikel 6, eerste lid, geeft uitvoering aan artikel 5, onderdeel 3, Kaderbesluit 2002/584/JBZ , welke bepaling er in het bijzonder toe strekt de uitvoerende rechterlijke autoriteit in staat te stellen een bijzonder gewicht toe te kennen aan de mogelijkheid om de kansen op sociale re-integratie van de opgeëiste persoon te verhogen. Artikel 6, eerste lid, OLW betreft echter een facultatieve weigeringsgrond, die restrictief moet worden uitgelegd. Uitgangspunt is dat de opgeëiste persoon wordt overgeleverd. De opgeëiste persoon heeft de uitdrukkelijke wens geuit om in Duitsland zijn gevangenisstraf uit te zitten. Hoewel er een terugkeergarantie is verstrekt, ziet de rechtbank, gelet op de wens van de opgeëiste persoon, echter aanleiding om af te zien van de mogelijkheid om toepassing te geven aan artikel 6, eerste lid, OLW en om de overlevering afhankelijk te maken van deze garantie. Dit is tevens in lijn met de jurisprudentie in het kader van artikel 6a, eerste lid, OLW. Deze beslissing heeft tot gevolg dat, in geval van een veroordeling tot een vrijheidsstraf, Duitsland niet gehouden is het vonnis ter erkenning en tenuitvoerlegging aan Nederland aan te bieden met het oog op tenuitvoerlegging van die straf in Nederland.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft zich op het standpunt gesteld dat het zwaartepunt van de zaak zich in Nederland heeft afgespeeld en dat daarom de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 13 OLW.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht af te zien van deze weigeringsgrond en voert daartoe het volgende aan:
  • het onderzoek is aangevangen in Duitsland;
  • het bewijs bevindt zich in Duitsland;
  • het Nederlandse Openbaar Ministerie is niet voornemens de feiten te vervolgen en;
  • de verdovende middelen waren bestemd voor de Duitse markt.
Oordeel van de rechtbank
Het EAB ziet op feiten die geacht worden gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [4]
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
- de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Gelet op de door de officier van justitie genoemde argumenten vormt het gegeven dat de feiten geacht worden gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen. Hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd, is onvoldoende voor de rechtbank om tot een ander oordeel te komen.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Ravensburg Local Court(Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. A.S. Dogan en A.W.T. Klappe, rechters,
in tegenwoordigheid van F.M.H. Albarda, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 6 februari 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.