Op 21 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de rechtbank in Viborg, Denemarken. De officier van justitie had op 11 september 2024 verzocht om de behandeling van het EAB. De opgeëiste persoon, geboren in 1983 en met de Nederlandse nationaliteit, was aanwezig op de zitting van 7 november 2024, waar hij werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.H.M. Nijsten. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen met schorsing tot aan de uitspraak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de vereisten van de Overleveringswet (OLW) en dat de omschrijving van het strafbare feit, illegale handel in verdovende middelen, genoegzaam is. De verdediging had aangevoerd dat de overlevering geweigerd moest worden vanwege onvoldoende informatie over de rol van de opgeëiste persoon, maar de rechtbank oordeelde dat het EAB voldoende informatie bevatte om de verdenking te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon in Nederland beter kan re-integreren na een eventuele veroordeling in Denemarken, en dat de garantie van de Deense autoriteiten voldoende was om de overlevering toe te staan.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn, ondanks dat het feit geacht wordt gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon naar Denemarken zal worden overgeleverd voor het feit zoals omschreven in het EAB. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.