ECLI:NL:RBAMS:2024:7408

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
13/293392-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in vereniging met meerdere daders

Op 19 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De zaak betreft een woningoverval die plaatsvond op 20 november 2021 in Amsterdam. De verdachte, samen met twee anderen, heeft de aangever, [persoon 1], in zijn woning overvallen. De aangever werd meerdere keren geslagen en getrapt, terwijl zijn laptop werd gestolen. DNA-sporen van de verdachte werden aangetroffen op de jas van de aangever, wat leidde tot zijn identificatie als een van de daders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld in vereniging. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €4.508,93 toegewezen aan de benadeelde partij, [persoon 1], voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/293392-22 (Promis)
Datum uitspraak: 19 november 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting op 5 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.R. Paardekooper, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C. Crince Le Roy, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen mr. W. van Egmond, namens de benadeelde partij [persoon 1] , naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 20 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (in/uit een woning, gelegen aan/bij de [adres 2] ) een laptop (Macbook), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [persoon 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [persoon 1] en/of [persoon 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (in voornoemde woning)
- (met een hard voorwerp) (met kracht) te slaan en/of te stompen in/tegen het gezicht en/of hoofd van voornoemde [persoon 1] , en/of
- een of meermalen (met kracht) te duwen en/of te schoppen en/of te trappen tegen het lichaam van voornoemde [persoon 1] , en/of
- aan de jas, die voornoemde [persoon 1] droeg, te trekken, en/of
- een lachgastank te gooien naar voornoemde [persoon 1] , en/of
- tegen de huisgenoot (voornoemde [persoon 2] ) dreigend de woorden toe te voegen: "Als je je ermee bemoeit krijg je ook klappen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Aangever [persoon 1] was op 20 november 2021 in zijn woning op de [adres 2] in Amsterdam. Er werd op de deur geklopt en de aangever zag door het spionnetje één persoon staan die hij herkende als de persoon met de bijnaam ‘ [bijnaam] ’. Toen de aangever de deur opende stonden echter drie jongens (‘ [bijnaam] ’, NN2 en NN3) voor zijn neus. Kort daarna kreeg de aangever een harde klap met gebalde vuist met een ring of boksbeugel tegen zijn gezicht. Door deze klap viel de aangever op zijn zij op de grond. De aangever moest zijn armen voor zijn gezicht en bovenlichaam houden om zichzelf te beschermen. De aangever voelde dat de drie jongens op hem in trapten. ‘ [bijnaam] ’ riep: ‘’Waar zijn die tellies”. Ondertussen werd de aangever weer terug naar de gang geduwd. NN2 en NN3 probeerden de jas van de aangever over zijn hoofd te trekken en bleven op hem intrappen. De huisgenoot van de aangever, [persoon 2] , was ook thuis. De aangever schreeuwde om hulp en [persoon 2] kwam toen kijken wat er aan de hand was. Eén van de jongens heeft [persoon 2] de volgende woorden toegeroepen: “Als je je ermee bemoeit krijg je ook klappen.” Bij het verlaten van de woning hield ‘ [bijnaam] ’ een lachgastank in zijn handen. ‘ [bijnaam] ’ gooide deze lachgastank richting de aangever. De aangever heeft tijdens het incident gezien dat ‘ [bijnaam] ’ zijn MacBook vasthield. De drie jongens hebben uiteindelijk de woning verlaten. [2]
De aangever heeft toen de politie gebeld. De politie kwam ter plaatse en trof twee personen in de woning aan: [persoon 1] en [persoon 2] . In de hal van de woning en in de woonkamer lagen bloedsporen. In de hal lag een lachgastank op de grond. De aangever had een wond op zijn rechter wenkbrauw en ook op zijn gezicht zaten bloedsporen. [3] Hiervan is een foto gemaakt en deze is gevoegd bij het dossier. [4]
Door het team Forensische Opsporing zijn in de woning sporen veiliggesteld. Zo is de jas die aangever droeg toen hij in zijn woning werd aangevallen bemonsterd. De plaatsen van bemonstering betroffen de bovenzijden van de schouders (linker- en rechterzijde) van de jas. [5]
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft deze sporen onderzocht. Zij concluderen dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer de sporen op de jas DNA bevat van aangever, verdachte [verdachte] en een onbekend persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van aangever en twee willekeurige onbekende personen. [6]
De SKDB foto van [verdachte] is getoond aan de aangever. De aangever verklaarde dat [verdachte] , ‘ [bijnaam] ’ was en hem had overvallen in zijn woning. [7]
Ten aanzien van de MacBook, die na het incident niet meer in het bezit van aangever was, gaf de Find My IPhone app aan dat de laatste locatie de A10 ter hoogte van het ziekenhuis OLVG-West was. [8]
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit bewezen kan worden. De aangifte wordt ondersteund door de verklaring van [persoon 2] . Er is DNA van verdachte aangetroffen op de jas van aangever. Het geweld bestond uit het slaan en stompen tegen het hoofd, het gooien van een lachgastank en het roepen van dreigende woorden tegen [persoon 2] .
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het aan hem ten laste gelegde. De verklaring en de herkenning van [persoon 2] van verdachte zijn onbetrouwbaar en kunnen niet gebruikt worden voor het bewijs. De DNA-sporen op de jas zouden ook kunnen komen uit de periode waarover aangever heeft verklaard dat hij wekelijks met verdachte om ging. De MacBook is niet op het adres van verdachte uit gepeild.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de feiten en omstandigheden uit rubriek 4.1, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld in vereniging. Er heeft een gewelddadige woningoverval plaatsgevonden in de woning van aangever door drie daders.. Verdachte is door de aangever herkend als één van de daders. Deze herkenning wordt ondersteund door het feit dat op de jas van de aangever DNA van verdachte is aangetroffen terwijl de vindplaatsen daarvan passen in de door [persoon 1] beschreven gang van zaken.
De handelingen van zowel verdachte als de onbekend gebleven verdachten – in het bijzonder: het gezamenlijk betreden van de woning en allen een bijdrage leveren aan het geweld tegen de aangever – maken dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de onbekend gebleven verdachten is komen vast te staan.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 20 november 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, in een woning, gelegen aan de [adres 2] een laptop (Macbook), die aan [persoon 1] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [persoon 1] en [persoon 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om de vlucht mogelijk te maken, en het bezit van het gestolene te verzekeren, door in voornoemde woning
- met een hard voorwerp met kracht te stompen tegen het gezicht van voornoemde [persoon 1] , en
- meermalen met kracht te duwen en te schoppen en te trappen tegen het lichaam van voornoemde [persoon 1] , en
- aan de jas, die voornoemde [persoon 1] droeg, te trekken, en
- een lachgastank te gooien naar voornoemde [persoon 1] , en
- tegen de huisgenoot (voornoemde [persoon 2] ) dreigend de woorden toe te voegen: "Als je je ermee bemoeit krijg je ook klappen".

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Bij het bepalen van de eis stelt de officier van justitie rekening ermee te hebben gehouden dat het een zeer ernstig feit betreft. Verder stelt hij rekening te hebben gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, met de omstandigheden dat verdachte na het plegen van dit feit is veroordeeld tot een gevangenisstraf in een andere zaak (artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, hierna: Sr) en dat de redelijke termijn is overschreden wat een korting van 5% oplevert.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd moet worden en ziet meer in een forse gevangenisstraf in voorwaardelijke zin in combinatie met de maximale taakstraf. Artikel 63 Sr is van toepassing en verdachte heeft momenteel al een strak kader in verband met zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling (hierna: vi) . Het is niet wenselijk om de vorderingen die verdachte tot nu toe heeft gemaakt te doorkruisen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.3.1.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewelddadige woningoverval, tezamen met twee anderen. Verdachte heeft hierbij de MacBook van de aangever gestolen. Aangever is hierbij flink toegetakeld. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van een woningoverval hiervan lange tijd nadelige gevolgen ondervinden, nu zij zich in een voor hen vertrouwde omgeving niet langer veilig voelen. Het slachtoffer in deze zaak heeft naast fysiek letsel, ook psychisch letsel opgelopen. Zo kampt hij – drie jaar na dato – nog met PTSS-klachten en wordt hij behandeld door een psycholoog. De verdachte heeft zich van deze mogelijke gevolgen geen rekenschap gegeven en door zijn handelen weinig blijk gegeven van respect voor het eigendomsrecht van een ander. Hij heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de psychische en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dit soort gewelddadige overvallen veroorzaakt behalve bij het slachtoffer, ook gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij. Illustratief hiervoor is de verklaring van een buurman van aangever, dat er kort voorafgaand aan het geschreeuw bij de buren hard op zijn voordeur is geklopt en zijn – alleen – in de woning aanwezige dochters niet open durfden te doen. De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) gaan bij een woningoverval uit van een gevangenisstraf van drie jaren indien dit gepaard gaat met licht geweld, dan wel bedreiging met geweld. Als sprake is van ander geweld wordt uitgegaan van een gevangenisstraf van vijf jaar.
8.3.2.
Persoon van de verdachte en straf
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 14 oktober 2024. Hieruit blijkt dat verdachte vanwege een wederrechtelijke vrijheidsberoving en het medeplegen van een mishandeling een (lange) gevangenisstraf, namelijk van vierendertig maanden, heeft uitgezeten. Verdachte is ter zake van die veroordeling inmiddels voorwaardelijk in vrijheid gesteld. De rechtbank weegt mee dat deze zaak ook had kunnen worden afgedaan samen met de (vrijheidsberovings-)zaak waarvoor hij tot genoemde lange gevangenisstraf is veroordeeld. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank betrokken welke straf in dat geval zou zijn opgelegd (artikel 63 Sr).
Het reclasseringsadvies van 12 augustus 2024 geeft inzicht in hoe verdachte zijn leven aan het oppakken is. De reclassering probeert grip te houden op verdachte en heeft hem een strak vi-kader opgelegd waar hij zich aan dient te houden. Zo wordt het recidiverisico zo veel mogelijk verlaagd. Verdachte woont momenteel begeleid in Rotterdam en moet zich houden aan een locatiegebod en een locatieverbod voor Amsterdam. De reclassering vindt het wenselijk dat verdachte na het afronden van deze strafzaak schoon schip kan maken, maar vindt het ook belangrijk dat hij de positief ingezette lijn kan vasthouden.
Op de zitting van 5 november 2024 is getuige-deskundige [reclasseringmedewerkster] van de reclassering gehoord. Zij heeft het reclasseringsrapport nader toegelicht. De reclassering is aangenaam verrast over de ontwikkelingen die verdachte heeft gemaakt in het kader van zijn vi-voorwaarden. Verdachte heeft nog een lange weg te gaan, maar verdachte kan goed omgaan met de strenge voorwaarden. De rechtbank begrijpt uit de toelichting van [reclasseringmedewerkster] dat het – zachts gezegd – als een gemiste kans wordt ervaren dat de strafzaken van verdachte niet gelijktijdig zijn afgehandeld. De vorderingen die in het kader van zijn vi worden gemaakt zullen door het mogelijk opnieuw gedetineerd raken voor dit feit stagneren, terwijl een gevangenisstraf, wat het voorkomen van recidive betreft, niets zou toevoegen. Indien mogelijk zou het opleggen van een taakstraf volgens [reclasseringmedewerkster] een beter alternatief zijn.
Ter zitting is door de officier van justitie in dit verband toegelicht dat het vanwege de omvang van de desbetreffende (vrijheidsberovings-)zaak, waarin ook medeverdachten terechtstonden, om proceseconomische redenen niet mogelijk was de onderhavige zaak daarbij mee te nemen. De rechtbank heeft zich er rekenschap van gegeven dat dit een negatieve consequentie heeft voor verdachte. In het kader van zijn vi is hij immers doende zijn leven weer vorm te geven met zeer betrokken hulpverlening die hem intensief begeleid en een (langdurige) gevangenisstraf zou dit traject in ieder geval onderbreken maar mogelijk ook de positieve lijn teniet doen. De ernst van het feit rechtvaardigt echter zonder meer de oplegging van een zeer langdurige gevangenisstraf. Als deze zaak wel samen zou zijn afgedaan met de vrijheidsberovingszaak zou aan verdachte naar inschatting van de rechtbank een (nog) langere vrijheidsstraf zijn opgelegd. Alles afwegend acht de rechtbank alleen de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Het opleggen van een taakstraf, in combinatie met een voorwaardelijke straf, zou onvoldoende recht doen aan de ernst van het feit. Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden bestaat er aanleiding bij de straftoemeting in enige mate af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank ziet namelijk geen aanleiding voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel. De rechtbank acht alles afwegend een gevangenisstraf van 13 maanden passend en geboden.
8.3.3.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt echter vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken in geval van bijzondere omstandigheden maar die doen zich hier niet voor.
Hoewel een eerste verhoor niet steeds als start van de redelijke termijn heeft te gelden, gaat de rechtbank daar (evenals de officier van justitie) in dit geval wel van uit. Gezien de inhoud van dat verhoor kon verdachte daaraan namelijk de verwachting ontlenen dat het Openbaar Ministerie tegen verdachte voor dit feit een strafvervolging zou instellen. Dit eerste verhoor dateert van 16 augustus 2022. Aangezien de rechtbank vandaag op 19 november 2024 uitspraak doet, is de redelijke termijn met drie maanden overschreden.
De Hoge Raad hanteert in geval van een overschrijding van de redelijke termijn van zes maanden of minder een kortingsmaatstaf van 5% op de gevangenisstraf. De rechtbank zal hiermee rekening houden door de hiervoor genoemde gevangenisstraf met één maand te verminderen. Dit betekent dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden wordt opgelegd.

9.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [persoon 1] vordert € 1.508,93 aan vergoeding van materiële schade en € 3.000,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente
.De benadeelde partij heeft daartoe aangevoerd dat hij de huurkosten voor zijn MacBook nog moest afbetalen en ook een eigen risico verschuldigd was. Daarnaast is zijn jas onherstelbaar beschadigd geraakt. De benadeelde partij heeft na het voorval PTSS opgelopen en kampt met blijvende psychische klachten die zijn dagelijks functioneren en levenskwaliteit ernstig beïnvloeden. Daarnaast vordert de benadeelde partij ook een bedrag van € 5.000,00 voor de kosten van tandheelkundige behandelingen. Verzocht wordt om deze post vooralsnog niet-ontvankelijk te verklaren, zodat de benadeelde partij in een later stadium alsnog aanspraak kan maken op een vergoeding van de tandheelkundige kosten.
9.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering integraal kan worden toegewezen. De vordering is voldoende onderbouwd.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering afgewezen dient te worden, dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De gevorderde materiële schadevergoeding, bestaande uit het MacBook en de jas, acht de rechtbank voldoende onderbouwd. Ook het gevorderde bedrag van € 3.000,- aan immateriële schade acht de rechtbank voldoende onderbouwd. De totaal gevorderde schadevergoeding van € 4.508,93 zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 20 november 2021.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [persoon 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Voor het overige, te weten de gevorderde kosten voor tandheelkundige behandelingen van € 5.000,- zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f (oud), 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om de vlucht mogelijk te maken, en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 1] , toe tot een bedrag van € 1.508,93 (duizend vijfhonderdacht euro en drieënnegentig cent) aan vergoeding van materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 20 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 1] aan de Staat € 4.508,93 (vierduizend vijfhonderdacht euro en drieënnegentig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 20 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 55 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. van den Berg griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 november 2024.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2021240004-4 van 21 november 2021, p. 15 e.v. van het voorgeleidingsdossier.
3.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2021240004-2 van 23 november 2021, p. 1 e.v. van het voorgeleidingsdossier.
4.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2021240004-2 van 23 november 2021, p. 5 van het voorgeleidingsdossier.
5.Proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [adres 2] ) met nummer 2021240004-9 van 6 december 2021, p. 42 van het voorgeleidingsdossier.
6.Een verslag van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 3 november 2022, nummer 2022.09.30.109, opgemaakt door [verdachte] .
7.Proces-verbaal van verdenking [verdachte] met documentcode 15764754 van 22 december 2021.
8.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2021240004-2 van 23 november 2021, p. 3 van het voorgeleidingsdossier.