Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
[naam restaurant 1]” (hierna: het restaurant).
Zoals aangegeven in mijn mail van 11 maart jl. (…) behoort een nieuw huurcontract wellicht tot de mogelijkheden indien deze in lijn is met de voorwaarden uit het lopende huurcontract en op basis van de algemene bepalingen huurovereenkomst winkelruimte (…). Een exorbitante huurverhoging, zoals eerder door uw client voorgesteld, zal niet akkoord zijn.”
exclusiefbtw gevraagd. Als reactie daarop heeft [naam makelaar] op 7 mei 2024 een tegenvoorstel gedaan van een maandelijkse huurprijs van € 8.250
inclusiefbtw.
3.Het geschil
4.De beoordeling
De reden dat een nieuwe huurovereenkomst niet tot stand is gekomen, is omdat de door [eiser] beoogde kandidaten [koper 2] en [koper 1] niet akkoord wensten te gaan met het door [gedaagde] voorgestelde maandelijks te betalen huurbedrag van € 9.000,-.“ Hoewel later in het betoog van de gemachtigde nog aangevoerd wordt dat onvoldoende gebleken is van financiële waarborgen, overtuigt dat in het licht van het voorgaande niet. Dit verweer van [gedaagde] lijkt ingegeven omdat hij een nieuwe huurovereenkomst en een hogere huurprijs wil voor het gehuurde. De kantonrechter is dan ook dat voorshands aannemelijk is dat de belangen van [eiser] bij een indeplaatsstelling zwaarder wegen dan die van [gedaagde] bij het afwijzen daarvan.