Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.[eiser 1] ,2. [eiser 2] ,
1.[gedaagde 1] ,2. [gedaagde 2] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 29 februari 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 22 mei 2024 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 september 2024, met de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
Zoals u misschien opgemerkt heeft bevindt zich mijn kademuur in zeer slechte staat’. Bij die brief zit een rapport van [naam adviesbureau] .
3.Het geschil
4.De beoordeling
zijnkademuur in zeer slechte staat verkeert, zie 2.3, daarin staat niets over de staat van de kademuur van de woning. [eisers] heeft – mede gelet op de betwisting van [gedaagden] – onvoldoende onderbouwd dat de slechte staat van de kademuur van [naam] relevante informatie oplevert voor de staat van de kademuur van de woning en [gedaagden] dat ook moest weten. [gedaagden] heeft de stelling van [eisers] dat sprake is van een bouwkundige eenheid betwist. Uit het rapport van [naam adviesbureau] blijkt niet dat de kademuur van [naam] en de kademuur van de woning een bouwkundige eenheid vormen. In het rapport staat niets over (de staat van) de kademuur van de woning. In de offerte van [naam bedrijf] wordt ook geen melding gemaakt van een verband tussen de slechte staat van de kademuur van [naam] en de kademuur van de woning. Dat betekent dat de brief van [naam] geen relevante informatie oplevert voor de staat van de kademuur van de woning en dat [gedaagden] niet gehouden was om de inhoud van de brief met [eisers] te delen.