ECLI:NL:RBAMS:2024:7368

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
C/13/743095 / HA ZA 23-1088
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betalingsachterstand eigen bijdrage zorgmaatwerkvoorziening; vordering CAK toegewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 november 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen het Centraal Administratie Kantoor (CAK) en een gedaagde die zorg ontvangt in de vorm van een maatwerkvoorziening voor beschermd wonen. De gedaagde heeft een betalingsachterstand van eigen bijdragen opgebouwd over de jaren 2016 tot en met 2023, waarvoor het CAK vorderingen heeft ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beschikkingen van het CAK, die de eigen bijdrage vaststellen, niet zijn opgeschort door bezwaar van de gedaagde. De rechtbank oordeelt dat de vordering van het CAK naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid aanvaardbaar is, ondanks de medische omstandigheden van de gedaagde die het moeilijk maken om post te openen en te reageren op facturen. De rechtbank heeft de vordering van het CAK toegewezen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, en de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 130.751,86, vermeerderd met wettelijke rente en bijkomende kosten.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/743095 / HA ZA 23-1088
Vonnis van 20 november 2024
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
CENTRAAL ADMINISTRATIE KANTOOR (CAK),
te 's-Gravenhage,
eiseres,
advocaat: mr. H.A. Bravenboer,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat: mr. M.I. L'Ghdas.
Partijen worden hierna het CAK en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 november 2023, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 3 juli 2024, waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- de op 25 september 2024 binnengekomen akte overleggen producties van CAK, met producties 9 tot en met 17,
- de op 1 oktober 2024 binnengekomen akte aanvullende producties van [gedaagde] , met producties 4 tot en met 8,
- de mondelinge behandeling van 7 oktober 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt, die zich in het dossier bevinden.
1.2.
Daarna is bepaald dat vandaag een vonnis wordt uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
Het CAK is uit hoofde van de Wet langdurige zorg, het Besluit langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 belast met de vaststelling en de inning van de eigen bijdragen van degene die gebruik maakt van onder meer maatwerkvoorzieningen.
2.2.
[gedaagde] heeft verschillende medische aandoeningen en ontvangt sinds 2008 zorg in de vorm van een maatwerkvoorziening voor beschermd wonen, zodat [gedaagde] maandelijks een eigen bijdrage aan het CAK verschuldigd is.
2.3.
Het CAK stelt de eigen bijdrage van [gedaagde] bij beschikking vast op basis van door de Belastingdienst ontvangen inkomens- en vermogensgegevens.
2.4.
Over de jaren 2016 tot en met 2023 is bij [gedaagde] een betalingsachterstand van de eigen bijdrage ontstaan.
2.5.
Hiertoe heeft het CAK betalingsherinneringen gestuurd aan [gedaagde] en is overgegaan tot bron-inhouding, waarbij voor zover mogelijk de eigen bijdrage wordt ingehouden op de AOW-uitkering van [gedaagde] .
2.6.
Op 14 december 2022 heeft de incassogemachtigde van het CAK een aanmaning gestuurd aan [gedaagde] voor een openstaand bedrag van € 132.387,30. Op 28 december 2022 heeft de incassogemachtigde van het CAK opnieuw een aanmaning gestuurd aan [gedaagde] , voor een openstaand bedrag van € 132.485,97.
2.7.
In maart en april 2023 hebben partijen contact gehad en is een poging gedaan een bespreking in te plannen. Door zijn medische gesteldheid was [gedaagde] hier niet toe in staat.
2.8.
Op 11 maart 2024 heeft de gemachtigde van [gedaagde] bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen voor de hoge eigen bijdrage van het CAK over de jaren 2018 tot en met 2023. Het CAK heeft dat bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en [gedaagde] heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank. Dat beroep is nog niet behandeld.

3.Het geschil

3.1.
Het CAK vordert – samengevat – dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wordt veroordeeld tot betaling van € 130.751,86, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van het CAK, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van het CAK, met veroordeling van het CAK in de kosten van deze procedure, vermeerderd met rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van het CAK niet toewijsbaar zijn en doet daarbij een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Volgens [gedaagde] heeft het CAK ernstig laakbaar gehandeld door zo lang niet (adequaat) te reageren op het uitblijven van betaling van de eigen bijdragen van [gedaagde] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] toegelicht dat het voor hem onmogelijk is de post te openen, zodat hij niet op de hoogte was van de facturen van het CAK. Het gebruik van acceptgiro’s ter betaling van de eigen bijdragen is daarnaast, vanwege zijn medische gesteldheid en daardoor kwetsbare positie, voor [gedaagde] onbegrijpelijk. Het CAK had volgens [gedaagde] tijdig in actie moeten komen en de onbetaald gebleven facturen en de bron-inhouding onder de persoonlijke aandacht van [gedaagde] moeten brengen. Op die manier zou het CAK conform zijn zorgplicht hebben gehandeld.
4.2.
De rechtbank onderkent de medische gesteldheid van [gedaagde] en begrijpt dat het voor [gedaagde] niet mogelijk is de post persoonlijk te openen. Daar staat tegenover dat het CAK een wettelijke taak heeft die hij moet uitvoeren. Het CAK heeft door de jaren heen meerdere betalingsherinneringen gestuurd en heeft ook getracht in gesprek te gaan met [gedaagde] en zijn begeleiders. De rechtbank ziet niet hoe het CAK anders had kunnen handelen om in contact te komen met [gedaagde] , die vanwege zijn medische gesteldheid moeilijk tot niet persoonlijk te bereiken is. Juist omdat van [gedaagde] niet gevergd kan worden dat hij de post opent of in gesprek gaat, ziet de rechtbank niet hoe van het CAK meer verwacht had kunnen worden. Om die reden oordeelt de rechtbank dat de vordering van het CAK naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid aanvaardbaar is.
4.3.
[gedaagde] voert daarnaast het verweer dat het CAK zijn vorderingen onvoldoende heeft onderbouwd door slechts de beschikkingen eigen bijdrage en facturen te overleggen, omdat de beschikkingen niet inzichtelijk maken waar de betalingen betrekking op hebben. Daarnaast stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat hij verschoonbaar te laat is met het maken van bezwaar tegen de beschikkingen eigen bijdrage, vanwege zijn ernstig invaliderende ziekten.
4.4.
De beschikkingen eigen bijdrage, die het CAK ter onderbouwing van zijn vorderingen heeft overgelegd, liggen ten grondslag aan de vorderingen. Op grond van deze beschikkingen is [gedaagde] de eigen bijdrage voor beschermd wonen verschuldigd. De werking van deze beschikkingen is niet opgeschort doordat [gedaagde] hiertegen bezwaar heeft gemaakt, zodat het CAK aanspraak heeft op betaling van de eigen bijdrage door [gedaagde] . De rechtbank volgt [gedaagde] niet in zijn standpunt dat de beschikkingen niet inzichtelijk maken waar de betalingen betrekking op hebben. Het is voldoende duidelijk dat de vastgestelde eigen bijdrage voor de zorg van [gedaagde] met deze facturen in rekening wordt gebracht. Het verweer van [gedaagde] gaat daarom niet op.
4.5.
Dit leidt tot de conclusie dat de vorderingen van het CAK worden toegewezen.
Kosten
Buitengerechtelijke incassokosten
4.6.
Het CAK vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Het CAK heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom toegewezen. Het CAK heeft ook vergoeding van btw gevorderd over de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Omdat het CAK de aan hem in rekening gebrachte omzetbelasting niet kan verrekenen, wordt de vergoeding verhoogd met btw
.
Proceskosten
4.7.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten inclusief nakosten betalen. De proceskosten van CAK worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
106,73
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
3.858,00
(2 × tarief V: € 1.929,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal
9.879,73
Wettelijke rente
4.8.
Het CAK vordert wettelijke rente over de door [gedaagde] verschuldigde bedragen berekend tot en met 12 oktober 2023 en vanaf 13 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De betalingstermijn voor de facturen van het CAK is 30 dagen na de factuurdatum, zodat [gedaagde] vanaf dat moment in verzuim is indien betaling uitblijft. Door de rente tot aan 12 oktober 2023 te berekenen en over het totaal opnieuw rente te vorderen stelt het CAK de rente echter vaker dan eens per jaar samen. De rechtbank zal de rente daarom toewijzen met ingang van 30 dagen na de onderscheiden factuurdata.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.9.
De veroordelingen worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de veroordelingen ook moeten worden uitgevoerd als tegen dit vonnis hoger beroep wordt in gesteld en zolang daarop niet anders is beslist.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan het CAK te betalen een bedrag van € 130.751,86, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 30 dagen na de onderscheiden factuurdata,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan het CAK te betalen een bedrag van € 3.094,01 aan buitengerechtelijke kosten inclusief btw,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 9.879,73, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Bolkestein, rechter, bijgestaan door mr. J.D. Tameris, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.