Beoordeling
7. Vooropgesteld wordt dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub c tot en met i BW en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
8. Nu Brouwerij ’t IJ ontbinding verzoekt en daaraan ten grondslag legt dat zij klaar is met [verweerder] vanwege zijn ongepaste en onveranderlijke gedrag, vanwege zijn functioneren en vanwege de verstoorde verhouding, is het aan haar om aan te tonen dat de situatie zodanig is dat partijen niet met elkaar verder kunnen en dat zij als goed werkgever eerst heeft geprobeerd op deze vlakken verbetering aan te brengen, dat zij dat met [verweerder] heeft besproken en hem de gelegenheid heeft geboden zich aan te passen en te verbeteren, maar dat het resultaat uiteindelijk is uitgebleven. Dit geldt te meer nu Brouwerij ’t IJ stelt dat het gaat om de druppel die de emmer heeft doen overlopen en onbetwist is gebleven dat de in het logboek beschreven incidenten ieder voor zich beschouwd onvoldoende zwaarwegend zijn om ontbinding van de arbeidsovereenkomst te rechtvaardigen.
9. [verweerder] betwist dat hij niet te handhaven is in zijn functie. Voor zover de incidenten in het logboek al zijn gebeurd en hij daarop is aangesproken, heeft hij zich de kritiek steeds aangetrokken, verbetering laten zien en meermaals zijn excuses aangeboden als iets vervelends was gebeurd. Volgens [verweerder] is nooit met hem besproken dat als hij zijn gedrag niet zou veranderen Brouwerij ’t IJ niet met hem verder wilde en zou aansturen op een beëindiging van zijn dienstverband. Brouwerij ’t IJ heeft hem ook nooit een verbetertraject aangeboden, noch is hem duidelijk gemaakt dat het niet kon wat hij deed of is hem een duidelijke laatste waarschuwing gegeven dat het klaar moest zijn. [verweerder] stelt dat hij juist op momenten is geprezen voor zijn werk en dat hij met veel collega’s goed kan opschieten en bevriend is. [verweerder] bestrijdt dan ook dat de verhoudingen ernstig en duurzaam verstoord zouden zijn.
10. Hiertegenover verwijst Brouwerij ’t IJ in de eerste plaats naar de schriftelijke waarschuwing van 9 november 2023. Uit de tekst van deze waarschuwing volgt echter niet dat [verweerder] werd gewaarschuwd voor zijn gedrag in algemene zin. [verweerder] heeft terecht uit deze waarschuwing begrepen dat het ging om de specifiek onder 1 tot en met 4 genoemde gedragingen die alle zien op het gebruik van alcohol en/of drugs. Gesteld noch gebleken is dat [verweerder] na deze waarschuwing de bedrijfsregels met betrekking tot alcohol en/of drugsgebruik heeft overtreden. Brouwerij ’t IJ wordt dan ook niet gevolgd in haar stelling dat [verweerder] door deze waarschuwing had moeten weten dat ook bij ander ongewenst gedrag dan genoemd onder de punten 1 tot en met 4 Brouwerij 't IJ zijn dienstverband meteen zou willen beëindigen.
11. Verder stelt Brouwerij ’t IJ dat zij [verweerder] naast de schriftelijke waarschuwing ook steeds mondeling heeft aangesproken op zijn gedrag en verwijst daarvoor onder meer naar het logboek dat over hem is bijgehouden. Uit het logboek, dat de maanden januari 2023 tot en met juni 2024 bestrijkt, volgt inderdaad dat [verweerder] in januari 2023, dus in de tijd dat hij werd opgeleid tot brouwer, drie keer is aangesproken op zijn gedrag en daarna op 1 augustus 2023 nog een keer. Hoewel ook daarna meerdere voorvallen met [verweerder] zijn genoteerd, is daarbij echter (anders dan in januari 2023) niet vermeld dat hierover ook is gesproken met [verweerder] . Volgens Brouwerij ’t IJ is [verweerder] daarnaast op de werkvloer meerdere keren aangesproken, maar nu dat niet is vastgelegd kan daarvan niet worden uitgegaan. Uit de e-mailberichten die [naam 3] , [naam 1] en [naam 2] in augustus 2023 aan elkaar hebben verstuurd en waarin zij zich afvragen hoe het verder moet met [verweerder] , volgt eerder dat met name óver [verweerder] is gepraat in plaats van mét hem, zoals [verweerder] aanvoert. Onbetwist is dat het gesprek met [verweerder] dat in die e-mails wordt geopperd, ondanks de goeie intenties, nooit met hem is gevoerd. Verder volgt uit de e-mail van 24 april 2024 dat [naam 1] en [naam 2] ook maanden later nog in het duister tasten waar het gedrag van [verweerder] vandaan komt. Op zijn verzoek heeft [verweerder] diezelfde dag, na de aanvaring met [naam 1] , een gesprek gehad met [naam 3] maar hij is daarbij naar eigen zeggen niet aangesproken op zijn gedrag of gewaarschuwd. Volgens [verweerder] is hem gezegd dat hij zich niet alles moest aantrekken wat [naam 1] zei, dat [naam 1] immers net nieuw was en ook nog dingen moest leren. Ter zitting hebben [naam 1] en [naam 2] hierover verklaard dat het de bedoeling was om [verweerder] aan te spreken op zijn gedrag richting [naam 1] , maar dat niet kan worden uitgesloten dat [naam 3] dat op deze manier heeft aangepakt. Voorgaande steunt de stelling van [verweerder] dat vóór het gesprek in mei 2024 niet concreet is besproken dat zijn houding en gedrag moesten veranderen, in ieder geval niet in de beleving van [verweerder] , en dat hij werd overrompeld toen hem die dag werd meegedeeld dat Brouwerij 't IJ de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen. Weliswaar is er in januari 2024 een beoordelingsgesprek geweest, waarbij [verweerder] kennelijk is aangesproken op zijn houding en gedrag, maar Brouwerij ’t IJ heeft tegenover de betwisting niet voldoende toegelicht wat precies met hem is besproken en wat [verweerder] hieruit had moeten opmaken.
12. Nu de in het logboek vermelde incidenten zien op zowel het functioneren als brouwer als op het sociale gedrag van [verweerder] en veel verschillende incidenten betreffen, had het dan ook op de weg van Brouwerij ‘t IJ gelegen om alvorens beëindiging van het dienstverband te overwegen [verweerder] expliciet duidelijk te maken welk gedrag precies niet voldeed. Voor zover dit het functioneren als brouwer betreft, had zij [verweerder] een verbetertraject moeten aan bieden om hem zo in de gelegenheid te stellen zijn functioneren te verbeteren. Nu dat niet is gebeurd, is het te vroeg om te concluderen dat [verweerder] niet in staat is zich te verbeteren in de functie van brouwer. Daarbij is in aanmerking genomen dat hij pas vanaf 1 maart 2023 in deze ongeschoolde functie werkzaam is. Voor zover het ongewenste gedrag het sociale gedrag betreft, had zij een laatste waarschuwing voor dat gedrag moeten geven en daarbij het ongewenst gedrag nauwkeurig moeten omschrijven, zodat [verweerder] precies had geweten waar hij aan toe was en de mogelijkheid had gehad om dit specifieke gedrag te voorkomen. Nu zij dit niet heeft gedaan, kan nu niet worden geoordeeld dat [verweerder] niet in staat is zijn gedrag aan te passen. Verder geldt dat Brouwerij ’t IJ tegenover de betwisting van [verweerder] onvoldoende heeft gesteld dat de relatie tussen partijen door het gedrag van [verweerder] duurzaam is verstoord. Ook op dit punt had het op de weg van Brouwerij ’t IJ gelegen om in gesprek met [verweerder] te bezien of door gedragsaanpassing de relatie tussen partijen hersteld kon worden. Daarbij is in aanmerking genomen dat Brouwerij ’t IJ niet heeft betwist dat [verweerder] tot op de dag van vandaag nog vriendschappelijk omgaat met collega’s van de brouwerij. Hoewel duidelijk is dat het op momenten niet soepel verloopt en [verweerder] zich met enige regelmaat moeizaam of te fel opstelt, zijn alleen de verklaringen van [naam 3] , [naam 2] en [naam 1] , alle afgelegd kort voor indiening van het verzoekschrift, onvoldoende om vast te stellen dat de verhouding niet is te repareren. Niet kan dan ook worden geconcludeerd dat wedertewerkstelling niet tot de mogelijkheden behoort.
13. Conclusie van het bovenstaande is dan ook dat het verzoek op de e-, g- en d-grond prematuur is gedaan. Nu de i-grond niet bedoeld is om dat te repareren, brengt ook een combinatie van omstandigheden niet mee dat van Brouwerij ’t IJ in redelijkheid niet meer kan worden gevergd dat zij het dienstverband laat voortduren. Wel wordt opgemerkt dat wanneer [verweerder] , inmiddels gewaarschuwd door deze procedure, zijn functioneren en gedrag niet verbetert nadat hij daarvoor een faire kans heeft gekregen, de kaarten bij een volgend verzoek tot ontbinding heel anders kunnen liggen.
14. Slotsom is dat het verzoek tot ontbinding wordt afgewezen. Nu de arbeidsovereenkomst niet wordt ontbonden, wordt toegekomen aan het primaire tegenverzoek van [verweerder] tot tewerkstelling. Dit verzoek, waartegen verder geen verweer is gevoerd, is toewijsbaar, zij het dat de dwangsom wordt gematigd en gemaximeerd zoals hierna is bepaald.
15. Bij deze uitkomst van de procedure wordt Brouwerij 't IJ met de proceskosten belast.