ECLI:NL:RBAMS:2024:7351

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
11260774 EA VERZ 24-777
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en wedertewerkstelling na disfunctioneren en verstoorde verhouding

In deze zaak heeft Brouwerij 't IJ B.V. verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op grond van disfunctioneren, verwijtbaar handelen en een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft op 28 november 2024 uitspraak gedaan. Het verzoek tot ontbinding werd afgewezen omdat de werkgever onvoldoende had aangetoond dat de werknemer niet in staat was om zijn gedrag te verbeteren. De kantonrechter oordeelde dat Brouwerij 't IJ niet had voldaan aan de verplichting om de werknemer een verbetertraject aan te bieden en dat de combinatiegrond voor ontbinding niet bedoeld is om het dienstverband te repareren. De rechter heeft de werkgever veroordeeld tot wedertewerkstelling van de werknemer, met een dwangsom voor het geval zij hier niet aan zou voldoen. De proceskosten zijn voor rekening van Brouwerij 't IJ.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 11260774 EA VERZ 24-777
beschikking van: 28 november 2024
func.: 364

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BROUWERIJ 'T IJ B.V.

gevestigd te Amsterdam
verzoekster, nader te noemen: Brouwerij 't IJ
gemachtigde: mr. R. van der Stap en mr. A.R.J. van der Meij
t e g e n

[verweerder]

wonende te [woonplaats]
verweerder, nader te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. S.B. de Groot.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Brouwerij 't IJ heeft op 12 augustus 2024 een verzoekschrift met producties ingediend, dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. [verweerder] heeft vervolgens een verweerschrift met producties ingediend.
Het verzoek is behandeld op 7 november 2024, voorafgaand waaraan partijen nog nadere stukken in het geding hebben gebracht. Voor Brouwerij 't IJ zijn verschenen [naam 1] en
[naam 2] , die werden vergezeld door de gemachtigden en [verweerder] is verschenen, eveneens vergezeld door zijn gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen en vragen van de kantonrechter beantwoord. [verweerder] heeft nog een verklaring voorgelezen. Ten slotte is een datum voor beschikking bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1.1.
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1992, was vanaf 1 juni 2020 op basis van een uitzendovereenkomst werkzaam bij Brouwerij ’t IJ als bottelaar.
1.2.
Op 3 maart 2021 heeft [verweerder] een schriftelijke officiële waarschuwing gekregen, omdat hij de veiligheidsregels had overtreden door te blowen en bier te drinken terwijl hij aan het werk was.
1.3.
Vanaf 29 december 2022 is [verweerder] bij Brouwerij ’t IJ werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en werd hij opgeleid tot brouwer. Per 1 maart 2023 werkt [verweerder] als brouwer en is zijn dienstverband uitgebreid van 24 uur naar 40 uur per week. In die functie is hij verantwoordelijk voor het hele brouwproces, waaronder het inschakelen, instellen en controleren van de brouwapparatuur, het uitvoeren van kwaliteitscontroles, het nemen van monsters, het identificeren en oplossen van storingen, het onderhoud van de apparatuur en het waarborgen van de voedselveiligheid. Het salaris bedraagt € 2.600,- bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
1.4.
[naam 1] is productieleider bij Brouwerij ’t IJ en leidinggevende van [verweerder] . [naam 1] houdt van zijn medewerkers een logboek bij. In het logboek van [verweerder] is aangetekend dat hij op 3, 17 en 31 januari 2023 is aangesproken op zijn houding (omdat hij ontevreden was, taken niet uitvoerde zonder reden en vanwege een brutale en geërgerde reactie). Verder zijn er vele aantekeningen gemaakt in het logboek met betrekking tot het functioneren van [verweerder] . Het betreffen fouten in de uitvoering van de brouwwerkzaamheden zelf - zoals het op verkeerde momenten dichtzetten van watersloten, het brouwen in een verkeerde tank, het verkeerd aansluiten van een pomp en het maken van missers met bepaalde ingrediënten - maar het gaat ook om misdragingen van [verweerder] of een ongewenste houding. Zo is genoteerd dat [verweerder] bleef hangen na werktijd en dan alcohol gebruikte, dat hij, wanneer hij ergens op wordt aangesproken, heftig en fel reageerde richting [naam 1] of collega’s en dat hij meerdere keren de discussie is aangegaan of mensen juist negeerde als hij kritiek kreeg.
1.5.
Op 6 maart 2023 is met [verweerder] een beoordelingsgesprek gevoerd. Uit het beoordelingsformulier volgt dat [verweerder] op veel punten Normaal of Voldoende (uitgelegd als ‘verbetering nodig’) scoorde en op een enkel punt Goed. Bij de samenvatting is vermeld:
“ [verweerder] is nog in opleiding tot brouwer, daarom scoort hij op sommige punten lager. Het brouwen zelf gaat nu goed. We gaan nu focussen op de overige brouw gerelateerde taken. (..)”
1.6.
Op 21 mei 2023 heeft een collega van [verweerder] aan [naam 1] een e-mail gestuurd om te melden dat [verweerder] en een collega na werktijd terugkwamen om drankjes uit de ijskast te halen en deze voor het pand op te drinken. Daarbij leken ze volgens de melder stoned.
1.7.
Op 1 juni 2023 is [verweerder] door een van zijn collega’s aangesproken omdat hij zijn werkbroek tegen de instructies in had opgerold.
1.8.
Op 13 juli 2023 heeft [verweerder] zonder toestemming te vragen een fiets van Brouwerij ’t IJ gebruikt om naar huis te fietsen na het werk.
1.9.
[verweerder] is – volgens aantekening in het logboek – op 1 augustus 2023 aangesproken op zijn houding tegenover onder meer [naam 1] en de andere bottelaars.
1.10.
Op 4 en 31 augustus 2023 hebben [naam 3] (productiemanager), [naam 2] (HR business partner) en [naam 1] elkaar e-mails gestuurd over [verweerder] , waarin kort gezegd werd gedeeld dat hij ‘wat lastig in de groep ligt’, dat [verweerder] zich daarvan en van zijn eigen gedrag niet bewust was en dat [naam 3] , [naam 2] en [naam 1] zich afvroegen hoe ze [verweerder] daarbij konden helpen, bijvoorbeeld door een externe partij in te schakelen. [naam 2] heeft een aantal suggesties gedaan, waarop [naam 3] aan [naam 1] heeft voorgesteld na zijn vakantie ‘eens samen met [verweerder] te gaan zitten’. [naam 1] heeft daarop voorgesteld af te wachten of de vakantie van [verweerder] hem goed zou doen en anders wat in te plannen. Er is daarna geen gesprek met [verweerder] gevolgd.
1.11.
Op 25 augustus 2023 heeft [naam 1] per Whatsapp-bericht aan [verweerder] geschreven:
“ [verweerder] , Ik was gister vergeten te zeggen dat jij en [naam 4] top hebben gewerkt afgelopen week. Met 2 Brouwers alle brouwsels en werkzaamheden regelen is niet niks. (..)”
1.12.
Nadat Brouwerij 't IJ een klacht van medewerkers had ontvangen dat [verweerder] na werktijd bleef hangen op de brouwerij, alcohol had gedronken in de productieruimte, drugs gebruikte voor de deur van de brouwzaal en dat hij onder invloed van alcohol en drugs in de productieruimtes zou zijn geweest en daar een joint zou hebben gedraaid, heeft [verweerder] op 9 november 2023 een officiële waarschuwing gekregen. Deze luidde:
“Op 23 mei 2023 heb ik je mondeling aangesproken over ongepast gedrag dat op verschillende dagen na werktijd heeft plaatsgevonden. Ondanks deze waarschuwing en ons eerdere gesprek heb ik opnieuw ongepast gedrag geconstateerd. Dit gedrag is in strijd met onze bedrijfsregels en past niet binnen onze organisatie. De volgende incidenten zijn geconstateerd:
1. Je hebt herhaaldelijk alcohol en/of drugs gebruikt voor de deur van de brouwzaal na werktijd.
2. Je hebt herhaaldelijk bier uit de koelkast genomen en dit zowel voor de deur als in de brouwzaal geconsumeerd na werktijd.3. Je bent herhaaldelijk onder invloed van alcohol en/of drugs in de productie ruimtes geweest.4. Er is geconstateerd dat je een joint hebt gedraaid in de brouwzaal. Dit vormt een ernstige schending van onze bedrijfsnormen en kan leiden tot ernstige veiligheidsrisico’s.
Dit gedrag is onaanvaardbaar en in strijd met onze bedrijfswaarden. Het gebruik van glas, het verwerken van drugs en het onder invloed zijn van alcohol en/of drugs in de productieruimtes is on aanvaardbaar. Het brengt de voedselveiligheid en de veiligheid van de medewerkers in gevaar. Als productiemanager van Brouwerij ’t IJ voel ik me genoodzaakt om je deze officiële waarschuwing te geven.Deze waarschuwing zal opgeslagen worden in je personeelsdossier (..). Herhaling van een van de bovenstaande punten of vergelijkbaar zal leiden tot ontslag.Ik verwacht dat je onmiddellijk stopt met dergelijk gedrag en je toewijdt aan een professionele en veilige werkomgeving. Het is essentieel dat je onze bedrijfsregels en-richtlijnen strikt naleeft en verantwoordelijkheid neemt voor je gedrag.Deze waarschuwing dient als een laatste kans voor jou om je gedrag te verbeteren (..)”.[verweerder] heeft de waarschuwing ondertekend ‘voor gelezen’.
1.13.
[verweerder] heeft eind 2023 op eigen initiatief [naam 3] bezocht, onder meer vanwege de botsingen die hij had met [naam 1] .
1.14.
[verweerder] is in januari 2024 opnieuw beoordeeld. In het beoordelingsformulier is vermeld dat hij voor houding en gedrag twee keer een 1 (onvoldoende), twee keer een 2 (matig) en één keer een 3 (voldoende) scoorde en dat hij is aangehouden op houding en gedrag. Op de meeste andere onderdelen scoorde [verweerder] een drie. [verweerder] heeft op enig moment zijn vinger gebroken en in de periode daarna een blaasontsteking gehad. Op 5 april 2024 is met hem een frequent-verzuimgesprek gevoerd.
1.15.
Op 11 april 2024 heeft [verweerder] heftig gereageerd toen hij zijn werkschoenen niet kon vinden. [naam 1] had deze in het schoenenrek gezet, omdat de schoenen tegen de afspraak in, onder aan de trap stonden. [verweerder] was hierop al eerder gewezen.
1.16.
Op 24 april 2024 is hierover opnieuw discussie ontstaan, toen [verweerder] zijn schoenen opnieuw niet in het rek had gezet. [verweerder] is die dag opnieuw naar de vertrouwenspersoon gegaan.
1.17.
[naam 1] heeft naar aanleiding van de discussie en een eerdere heftige reactie van [verweerder] op 23 april 2024 per e-mail van 24 april 2024 aan [naam 3] en [naam 5] gevraagd wat hij nog meer kon doen, nu hij [verweerder] drie keer op zijn gedrag had aangesproken. [naam 3] heeft geantwoord dat hij een gesprek zou inplannen, waarop [naam 2] heeft laten weten dat ze erop vertrouwde dat [naam 3] dit op de juiste wijze zou bespreken en doet de suggestie om af te tasten of dit gedrag voortkwam uit onvrede met “de wijzigingen e.d. en aankondiging van laatst”.
1.18.
Op 24 en 27 mei 2024 hebben [naam 1] en [verweerder] discussie gehad over overuren die [verweerder] wilde inzetten omdat hij naar het ziekenhuis moest, maar die hij volgens Brouwerij ’t IJ niet had opgebouwd.
1.19.
Op 29 mei 2024 hebben [naam 3] , [naam 1] en [naam 2] met [verweerder] een gesprek gehad en hem meegedeeld dat ze hadden besloten de arbeidsovereenkomst te beëindigen.
1.20.
Bij brief van dezelfde dag heeft Brouwerij ’t IJ het gesprek van 29 mei 2024 bevestigd en een beëindigingsvoorstel gedaan.
1.21.
[verweerder] is niet akkoord gegaan met het voorstel en heeft zich conform het rooster half juni 2024 gemeld voor zijn werkzaamheden. Toen is hem gezegd dat hij niet meer terug hoefde te komen. [verweerder] heeft zich daarna beschikbaar gehouden maar geen werkzaamheden meer verricht.

Het geschil

2. Brouwerij 't IJ verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden en hem te veroordelen in de kosten van dit geding.
3. Volgens Brouwerij ’t IJ moet de arbeidsovereenkomst worden ontbonden, nu sprake is van een redelijke grond als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 jo. lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Primair stelt Brouwerij 't IJ dat [verweerder] verwijtbaar heeft gehandeld (e-grond), subsidiair dat de arbeidsverhouding is verstoord (g-grond) en meer subsidiair dat [verweerder] ongeschikt is voor het verrichten van de bedongen arbeid (d-grond). Wanneer wordt geoordeeld dat geen van deze gronden voldragen is, dan moet de arbeidsovereenkomst worden ontbonden op grond van de combinatie van omstandigheden genoemd in voormelde gronden (i-grond). Omdat [verweerder] volgens Brouwerij ’t IJ ook ernstig verwijtbaar heeft gehandeld moet de arbeidsovereenkomst dadelijk en zonder rekening te houden met de opzegtermijn worden ontbonden en heeft hij geen recht op een transitievergoeding.
4. Ter toelichting stelt Brouwerij 't IJ dat de houding en het gedrag van [verweerder] structureel niet in lijn zijn met de bij haar geldende bedrijfsregels en normen en waarden. Daarbij heeft [verweerder] de bedrijfsregels verschillende keren overtreden, waarop hij is aangesproken en waarna hij is gewaarschuwd. Desondanks is zijn gedrag niet veranderd, zodat Brouwerij ’t IJ hem op 9 november 2023 schriftelijk heeft gewaarschuwd dat herhaling van zijn gedrag, zou leiden tot ontslag. Vervolgens hebben zich weer een aantal incidenten voorgedaan, waardoor de verhouding tussen [verweerder] en zijn collega’s en leidinggevenden steeds verder onder druk is komen te staan en inmiddels het punt is bereikt dat de arbeidsverhouding is verstoord. [verweerder] is op
29 mei 2024 meegedeeld dat Brouwerij ’t IJ de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen. Omdat partijen vervolgens geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over het beëindigen van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, verzoekt Brouwerij ’t IJ nu ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
5. [verweerder] voert hiertegen verweer en vraagt primair het ontbindingsverzoek af te wijzen en Brouwerij ’t IJ op straffe van een dwangsom te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van de beschikking alles te doen en/of na te laten wat nodig is om [verweerder] in zijn eigen functie te laten werken in de breedste zin van het woord. Subsidiair verzoekt [verweerder] het ontbindingsverzoek toe te wijzen en de arbeidsovereenkomst te ontbinden met inachtneming van de opzegtermijn, onder toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding en met verstrekking van een deugdelijke bruto-netto specificatie. Zowel primair als subsidiair verzoekt [verweerder] Brouwerij 't IJ te veroordelen in de proceskosten.
6. De stellingen van partijen komen, voor zover van belang, hierna verder aan de orde.

Beoordeling

7. Vooropgesteld wordt dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub c tot en met i BW en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
8. Nu Brouwerij ’t IJ ontbinding verzoekt en daaraan ten grondslag legt dat zij klaar is met [verweerder] vanwege zijn ongepaste en onveranderlijke gedrag, vanwege zijn functioneren en vanwege de verstoorde verhouding, is het aan haar om aan te tonen dat de situatie zodanig is dat partijen niet met elkaar verder kunnen en dat zij als goed werkgever eerst heeft geprobeerd op deze vlakken verbetering aan te brengen, dat zij dat met [verweerder] heeft besproken en hem de gelegenheid heeft geboden zich aan te passen en te verbeteren, maar dat het resultaat uiteindelijk is uitgebleven. Dit geldt te meer nu Brouwerij ’t IJ stelt dat het gaat om de druppel die de emmer heeft doen overlopen en onbetwist is gebleven dat de in het logboek beschreven incidenten ieder voor zich beschouwd onvoldoende zwaarwegend zijn om ontbinding van de arbeidsovereenkomst te rechtvaardigen.
9. [verweerder] betwist dat hij niet te handhaven is in zijn functie. Voor zover de incidenten in het logboek al zijn gebeurd en hij daarop is aangesproken, heeft hij zich de kritiek steeds aangetrokken, verbetering laten zien en meermaals zijn excuses aangeboden als iets vervelends was gebeurd. Volgens [verweerder] is nooit met hem besproken dat als hij zijn gedrag niet zou veranderen Brouwerij ’t IJ niet met hem verder wilde en zou aansturen op een beëindiging van zijn dienstverband. Brouwerij ’t IJ heeft hem ook nooit een verbetertraject aangeboden, noch is hem duidelijk gemaakt dat het niet kon wat hij deed of is hem een duidelijke laatste waarschuwing gegeven dat het klaar moest zijn. [verweerder] stelt dat hij juist op momenten is geprezen voor zijn werk en dat hij met veel collega’s goed kan opschieten en bevriend is. [verweerder] bestrijdt dan ook dat de verhoudingen ernstig en duurzaam verstoord zouden zijn.
10. Hiertegenover verwijst Brouwerij ’t IJ in de eerste plaats naar de schriftelijke waarschuwing van 9 november 2023. Uit de tekst van deze waarschuwing volgt echter niet dat [verweerder] werd gewaarschuwd voor zijn gedrag in algemene zin. [verweerder] heeft terecht uit deze waarschuwing begrepen dat het ging om de specifiek onder 1 tot en met 4 genoemde gedragingen die alle zien op het gebruik van alcohol en/of drugs. Gesteld noch gebleken is dat [verweerder] na deze waarschuwing de bedrijfsregels met betrekking tot alcohol en/of drugsgebruik heeft overtreden. Brouwerij ’t IJ wordt dan ook niet gevolgd in haar stelling dat [verweerder] door deze waarschuwing had moeten weten dat ook bij ander ongewenst gedrag dan genoemd onder de punten 1 tot en met 4 Brouwerij 't IJ zijn dienstverband meteen zou willen beëindigen.
11. Verder stelt Brouwerij ’t IJ dat zij [verweerder] naast de schriftelijke waarschuwing ook steeds mondeling heeft aangesproken op zijn gedrag en verwijst daarvoor onder meer naar het logboek dat over hem is bijgehouden. Uit het logboek, dat de maanden januari 2023 tot en met juni 2024 bestrijkt, volgt inderdaad dat [verweerder] in januari 2023, dus in de tijd dat hij werd opgeleid tot brouwer, drie keer is aangesproken op zijn gedrag en daarna op 1 augustus 2023 nog een keer. Hoewel ook daarna meerdere voorvallen met [verweerder] zijn genoteerd, is daarbij echter (anders dan in januari 2023) niet vermeld dat hierover ook is gesproken met [verweerder] . Volgens Brouwerij ’t IJ is [verweerder] daarnaast op de werkvloer meerdere keren aangesproken, maar nu dat niet is vastgelegd kan daarvan niet worden uitgegaan. Uit de e-mailberichten die [naam 3] , [naam 1] en [naam 2] in augustus 2023 aan elkaar hebben verstuurd en waarin zij zich afvragen hoe het verder moet met [verweerder] , volgt eerder dat met name óver [verweerder] is gepraat in plaats van mét hem, zoals [verweerder] aanvoert. Onbetwist is dat het gesprek met [verweerder] dat in die e-mails wordt geopperd, ondanks de goeie intenties, nooit met hem is gevoerd. Verder volgt uit de e-mail van 24 april 2024 dat [naam 1] en [naam 2] ook maanden later nog in het duister tasten waar het gedrag van [verweerder] vandaan komt. Op zijn verzoek heeft [verweerder] diezelfde dag, na de aanvaring met [naam 1] , een gesprek gehad met [naam 3] maar hij is daarbij naar eigen zeggen niet aangesproken op zijn gedrag of gewaarschuwd. Volgens [verweerder] is hem gezegd dat hij zich niet alles moest aantrekken wat [naam 1] zei, dat [naam 1] immers net nieuw was en ook nog dingen moest leren. Ter zitting hebben [naam 1] en [naam 2] hierover verklaard dat het de bedoeling was om [verweerder] aan te spreken op zijn gedrag richting [naam 1] , maar dat niet kan worden uitgesloten dat [naam 3] dat op deze manier heeft aangepakt. Voorgaande steunt de stelling van [verweerder] dat vóór het gesprek in mei 2024 niet concreet is besproken dat zijn houding en gedrag moesten veranderen, in ieder geval niet in de beleving van [verweerder] , en dat hij werd overrompeld toen hem die dag werd meegedeeld dat Brouwerij 't IJ de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen. Weliswaar is er in januari 2024 een beoordelingsgesprek geweest, waarbij [verweerder] kennelijk is aangesproken op zijn houding en gedrag, maar Brouwerij ’t IJ heeft tegenover de betwisting niet voldoende toegelicht wat precies met hem is besproken en wat [verweerder] hieruit had moeten opmaken.
12. Nu de in het logboek vermelde incidenten zien op zowel het functioneren als brouwer als op het sociale gedrag van [verweerder] en veel verschillende incidenten betreffen, had het dan ook op de weg van Brouwerij ‘t IJ gelegen om alvorens beëindiging van het dienstverband te overwegen [verweerder] expliciet duidelijk te maken welk gedrag precies niet voldeed. Voor zover dit het functioneren als brouwer betreft, had zij [verweerder] een verbetertraject moeten aan bieden om hem zo in de gelegenheid te stellen zijn functioneren te verbeteren. Nu dat niet is gebeurd, is het te vroeg om te concluderen dat [verweerder] niet in staat is zich te verbeteren in de functie van brouwer. Daarbij is in aanmerking genomen dat hij pas vanaf 1 maart 2023 in deze ongeschoolde functie werkzaam is. Voor zover het ongewenste gedrag het sociale gedrag betreft, had zij een laatste waarschuwing voor dat gedrag moeten geven en daarbij het ongewenst gedrag nauwkeurig moeten omschrijven, zodat [verweerder] precies had geweten waar hij aan toe was en de mogelijkheid had gehad om dit specifieke gedrag te voorkomen. Nu zij dit niet heeft gedaan, kan nu niet worden geoordeeld dat [verweerder] niet in staat is zijn gedrag aan te passen. Verder geldt dat Brouwerij ’t IJ tegenover de betwisting van [verweerder] onvoldoende heeft gesteld dat de relatie tussen partijen door het gedrag van [verweerder] duurzaam is verstoord. Ook op dit punt had het op de weg van Brouwerij ’t IJ gelegen om in gesprek met [verweerder] te bezien of door gedragsaanpassing de relatie tussen partijen hersteld kon worden. Daarbij is in aanmerking genomen dat Brouwerij ’t IJ niet heeft betwist dat [verweerder] tot op de dag van vandaag nog vriendschappelijk omgaat met collega’s van de brouwerij. Hoewel duidelijk is dat het op momenten niet soepel verloopt en [verweerder] zich met enige regelmaat moeizaam of te fel opstelt, zijn alleen de verklaringen van [naam 3] , [naam 2] en [naam 1] , alle afgelegd kort voor indiening van het verzoekschrift, onvoldoende om vast te stellen dat de verhouding niet is te repareren. Niet kan dan ook worden geconcludeerd dat wedertewerkstelling niet tot de mogelijkheden behoort.
13. Conclusie van het bovenstaande is dan ook dat het verzoek op de e-, g- en d-grond prematuur is gedaan. Nu de i-grond niet bedoeld is om dat te repareren, brengt ook een combinatie van omstandigheden niet mee dat van Brouwerij ’t IJ in redelijkheid niet meer kan worden gevergd dat zij het dienstverband laat voortduren. Wel wordt opgemerkt dat wanneer [verweerder] , inmiddels gewaarschuwd door deze procedure, zijn functioneren en gedrag niet verbetert nadat hij daarvoor een faire kans heeft gekregen, de kaarten bij een volgend verzoek tot ontbinding heel anders kunnen liggen.
14. Slotsom is dat het verzoek tot ontbinding wordt afgewezen. Nu de arbeidsovereenkomst niet wordt ontbonden, wordt toegekomen aan het primaire tegenverzoek van [verweerder] tot tewerkstelling. Dit verzoek, waartegen verder geen verweer is gevoerd, is toewijsbaar, zij het dat de dwangsom wordt gematigd en gemaximeerd zoals hierna is bepaald.
15. Bij deze uitkomst van de procedure wordt Brouwerij 't IJ met de proceskosten belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst het verzoek van Brouwerij 't IJ tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af;
veroordeelt Brouwerij 't IJ om binnen vijf dagen na betekening van de beschikking alles te doen en/of na te laten wat nodig is om [verweerder] in zijn eigen functie te laten werken in de breedste zin van het woord, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag dat Brouwerij ’t IJ hieraan niet voldoet, met een maximum van € 22.500,-;
veroordeelt Brouwerij 't IJ in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [verweerder] tot op heden begroot op € 814,- aan salaris gemachtigde, voor zover verschuldigd inclusief btw, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe en te vermeerderen met de kosten van betekening als Brouwerij 't IJ niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend;
veroordeelt Brouwerij 't IJ tot betaling van een bedrag van € 68,00 aan nasalaris;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2024 in tegenwoordigheid van mr. T.C. van Andel, griffier.