ECLI:NL:RBAMS:2024:7346

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
C/13/746805 / HA ZA 24-167
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overeenkomst van opdracht en uitleg prijsafspraak tussen [eiser] B.V. en COVETRUS INC.

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] B.V. en COVETRUS INC. over een overeenkomst van opdracht. [eiser] vorderde betaling van een bedrag van € 139.650,00 aan hoofdsom, alsook buitengerechtelijke kosten en internationale betekeningskosten, terwijl COVETRUS in reconventie vorderde dat de overeenkomst zou worden vernietigd wegens dwaling. De rechtbank oordeelde dat er een overeenkomst tot stand was gekomen, waarbij COVETRUS maandelijks een bedrag van € 4.750,00 verschuldigd was voor de dienstverlening van [eiser]. De rechtbank verwierp het verweer van COVETRUS dat de overeenkomst niet tot stand was gekomen en dat de betalingen als voorschotten moesten worden gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat de maandelijkse betalingen een vast abonnementsbedrag betroffen en dat COVETRUS niet had aangetoond dat zij gedwaald had bij het aangaan van de overeenkomst. De vorderingen van [eiser] werden toegewezen, terwijl de vorderingen van COVETRUS in reconventie werden afgewezen. De rechtbank veroordeelde COVETRUS tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/746805 / HA ZA 24-167
Vonnis van 20 november 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. D.I. Madunic,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
COVETRUS INC.,
gevestigd te Portland, Maine (Verenigde Staten van Amerika),
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Covetrus
advocaat: mr. R.M.T. van den Bosch.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 november 2023, met producties,
- de conclusie van antwoord, tevens de eis in reconventie, met producties,
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens vermeerdering van eis in conventie, met producties,
- de akte uitlating eisvermeerdering,
- het tussenvonnis van 21 augustus 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 7 oktober 2024 en de in het proces-verbaal genoemde processtukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is een juridisch-strategische dienstverlener.
2.2.
Covetrus is een Amerikaanse beursgenoteerde onderneming, gespecialiseerd in online farmaceutische producten voor dieren en gerelateerde diensten voor onder andere diereigenaren en dierenartsen.
2.3.
In 2019 is Covetrus via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland in contact gekomen met [eiser] . In dat jaar en begin 2020 hebben partijen meerdere malen contact met elkaar gehad.
2.4.
[eiser] heeft vervolgens twee offertes opgesteld. De eerste offerte van 24 juni 2020 betrof een voorgestelde samenwerking op drie elementen:
i. een basissamenwerking: de zogenoemde
Baseline Collaboration;ii. specifieke en nog nader te definiëren programma’s; en
iii. uit programma’s voortvloeiende projecten.
Ten aanzien van de vergoeding voor [eiser] is het volgende opgenomen in de offerte:
(…)Tiered Fee Structure:Based on the above and expecting quite some Focus areas and related topics to work on, for an initial Baseline Collaboration Contribution fee from your end to [eiser] we propose a retainer of EUR 29.000 per calendar month (…).
De in de offerte van 24 juni 2020 voorgestelde samenwerking is door Covetrus afgewezen.
2.5.
Op 21 augustus 2020 heeft [eiser] een nieuw, minder uitgebreid, voorstel gedaan dat is beperkt tot twee aandachtsgebieden (Animal Health/Pharmacy en Data/Privacy). In dit voorstel staat, voor zover relevant:
(…) As discussed and requested, here is our proposal to initiate our collaboration, starting from 1 September 2020:
A.Baseline Collaboration Focus Areas: The initial Focus Areas will be (1) Animal Health/Pharmacy in the EU, as well as (2) Data Privacy (…)
B.Baseline Collaboration Scope:We will aim to have bimonthly conference calls to discuss these Focus Areas, starting with an indepth introduction by Covetrus about the two Focus Areas and the related joint-exploration and mapping of state of play and state of the art of Animal Health/Pharmacy, and Data Privacy (…) to the extent possible within the requested fixed time frame of ten (10) hours per month spend by my team and myself.(…)C.Baseline Collaboration Contribution Fee:Based on the above scope, initially to be addressed Focus Areas and related topics to work on, for an initial Baseline Collaboration Contribution fee from your end to [eiser] we propose a retainer of EUR 4.750 per calendar month (…).
D.Trusted Collaboration:Regarding the monthly retainer arrangement, I would like to reconfirm that although it is an ongoing retainer, both Covetrus as well as [eiser] can cancel the retainer arrangement at any time with an one-month’s notice period.(…) one can ultimately also cancel the Baseline Collaboration (and Fee) at its discretion. (…)
A.Miscellaneous: (…) Please note that all our fees and rates are exclusive of 5% general office costs (…)
The Attached General Conditions (…) are applicable to all services of any kind by or on behalf of [eiser] .(…)
2.6.
In de (Engelse versie van de) algemene voorwaarden van [eiser] staat, voor zover relevant:
“G. The legal relationship between the Client and [eiser] shall exclusively be governed by and construed in accordance with the laws of The Netherlands. Disputes arising from this legal relationship shall be submitted for resolution exclusively to the competent court(s) of The Netherlands.”
2.7.
Op 2 september 2020 heeft [naam 1] (Chief Information Security Officer bij Covetrus) een mail gestuurd aan [eiser] met in de cc [naam 2] (Vice President & Senior Corporate Counsel bij Covetrus) en [naam 3] (Senior Director & Senior Counsel Regulatory & Government Affairs bij Covetrus) met daarin, voor zover relevant:
“Hi [eiser] ,We are thrilled to be partnering with you on privacy and legislative issues that impact our business. Please review and file out the attached form. We can get you into the system and hopefully get started very soon. We are hoping to get you set up and ready account/administratively with Covetrus so we can be up and running with you by the middle of the September.(…)”
2.8.
[eiser] heeft vervolgens het formulier (
new vendor setup form) ingevuld en op 3 september 2020 teruggestuurd aan Covetrus.
2.9.
Op 9 september 2020 heeft [naam 1] hierop gereageerd:
“(…) Great…catching up and checking over the information you sent. I will review with our Finance and Legal team and let you know if this is sufficient for what we need to get started. We hope to be able to start next week. Once I get confirmation internally, I’ll look to schedule the meeting for our new group’s kick-off. (…)”
2.10.
Op 15 september 2020 heeft [eiser] een mail gestuurd aan [naam 1] :
“(…) I hope we can start today (…) or later this week. (…)”
2.11.
Op 17 september 2020 heeft [naam 1] hierop gereageerd:
“(…) We are still working financial matters in 2021 budgeting not related to our engagement. We should be able to start officially next week. (…)”
2.12.
In reactie op een mail van 25 september 2020 van [eiser] heeft [naam 2] op dezelfde dag geantwoord:
“(…) Could you provide me some available times for you in the next two weeks so I can at least get something on our calendars. Thanks.”[naam 1] heeft op dezelfde dag ook een reactie naar [eiser] gestuurd:
“(…) Finance is preparing 2021 plan to BoD in Sept/Oct. Hence some of the delays on any kind of 2020 or 2021 work. Thank you for your patience. (…)”
2.13.
[eiser] heeft vervolgens op 6 oktober 2020 gemaild:
“On another note we of course still need to sort out some internal financial admin. I look forward to your update on that, and where I can send the monthly retainer to (and with which PO number, if any).By the way, I would propose we start from 1 October 2020. (as we started last Thursday ;-)) (…)”
2.14.
Op 9 oktober 2020 heeft [naam 1] hierop de volgende reactie gegeven:
“(…) I’m sorry for the slow reply. We have been in intense internal discussions about 2021. Given some changes internally now our portion of the [eiser] privacy development work together will be delayed. This due to some changes in the immediate product roadmap. Please understand as a staunch privacy advocate and believer in what great things we can and will accomplish together, I don’t write this note lightly.
However, [naam 3] on the legislative side will be continuing to work with you and Covetrus. I’m optimistic we’ll be able to pick up soon again on privacy and security. I will keep in touch and join [naam 3] and [naam 2] ’s Legal meetings with you where and when I am needed and able. (…)”
2.15.
In alle hiervoor genoemde e-mails tussen [eiser] en [naam 1] zijn [naam 2] en [naam 3] steeds in de cc meegenomen.
2.16.
Op 13 november 2020 heeft [eiser] twee facturen naar Covetrus gestuurd, die betrekking hebben op de maanden oktober en november 2020. Voor elke maand is een bedrag van € 4.987,50 in rekening gebracht, bestaande uit:
A. Baseline Collaboration Fee EUR 4.750,00
B. 5% general office expenses EUR 237,50
Vervolgens heeft [eiser] ook van december 2020 tot en met december 2023 maandelijks een factuur gestuurd voor een bedrag van € 4.987,50. Op alle facturen is een betaaltermijn van veertien dagen vermeld.
2.17.
Ten aanzien van de facturen heeft [naam 3] in reactie op betalingsherinneringen van [eiser] op 26 juli 2021 aan [eiser] gemaild:
“I have been assured they have figured it out and payment should be sent this week. Let me know if you don’t receive anything. (…)”
2.18.
Op 28 juli 2021 heeft Covetrus een bedrag van € 29.925,00 betaald (met als omschrijving: multiple invoices).
2.19.
Nadat [eiser] Covetrus op 4 augustus 2021 heeft laten weten dat zes van de tien (tot en met juli 2021) openstaande facturen zijn betaald, maar vier facturen nog niet, heeft [naam 3] daarop op dezelfde dag gemaild:
“ [eiser] , can you resend the remaining 4 invoices that you have still outstanding so I can make sure that I have them all in the system for payment and we are aligned? (…)”
2.20.
Op 24 augustus en 31 augustus 2021 heeft Covetrus de volgende twee betalingen gedaan aan [eiser] :
bedrag datum omschrijving
€ 14.962,50 24/08/2021
[omschrijving 1];
€ 4.987,50 31/08/2021
[omschrijving 2].
2.21.
Hierna heeft Covetrus geen betalingen meer gedaan aan [eiser] .
2.22.
Tussen [eiser] en Covetrus hebben ten minste elf conference calls plaatsgevonden in de tweede helft van 2020 en de eerste helft van 2021. Bij deze conference calls was namens Covetrus [naam 1] aanwezig, vaak vergezeld door [naam 3] . De laatst geplande conference call zou plaatsvinden op 29 juli 2021. Deze is door Covetrus geannuleerd. Vanaf dat moment hebben geen conference calls meer plaatsgevonden.
2.23.
In oktober 2021 heeft [naam 4] [naam 3] opgevolgd in haar functie.
2.24.
Een medewerker van de financiële administratie van Covetrus heeft [eiser] op 15 augustus 2022 de volgende mail gestuurd:
“Hi! All the invoices were processed and are pending approval. I will follow up with the approver again to determine if they need additional information. I know [naam 3] used to be the approver for these; however, she has left the company. I could be the new approver just isn’t aware of what the invoices are for. (…)”
2.25.
Op 29 september 2022 heeft [naam 4] een mail gestuurd naar [eiser] waarin staat: “
(…) I am in receipt of several invoices from your company for Legal work performed. I have been with the company since October 2021 and to date, have not done any work with your firm. Can you please provide a detailed timesheet, including the services performed and your primary point of contact? Also, we do not have an active contract for your firm. If you have information to the contrary, please share that with me via this email.(…).”
2.26.
Op 11 oktober 2022 heeft [eiser] hierop als volgt gereageerd:
“(…) On the – still ongoing – baseline agreements, I refer to the arrangements agreed upon by Covetrus in August 2020 (…). As you can see, this baseline arrangement is a subscription, and not based on time and material.
(…) from my end I regret that certain persons have left Covetrus although the latter does not imply these contractually agreed upon baseline (fee) arrangements are not applicable anymore.
(…)
If Covetrus may want to terminate this baseline arrangement, it can be done as agreed upon, as clearly set out in the arrangement.
(…)”
2.27.
In de periode daarna heeft [eiser] verschillende malen tevergeefs geprobeerd contact te krijgen met Covetrus. Vervolgens heeft [eiser] een Amerikaanse advocaat ingeschakeld. Die heeft verschillende malen contact gezocht met Covetrus, maar ondanks een reactie op 17 augustus 2023 van Covetrus waarin wordt aangegeven dat zo spoedig mogelijk zal worden gereageerd, is een inhoudelijke reactie uitgebleven.
2.28.
Op 3 november 2023 heeft [eiser] Covetrus gedagvaard. Op 6 november 2023 heeft [naam 5] , Director, Corporate Counsel, namens Covetrus een mail gestuurd naar [eiser] waarbij zij onder andere de overeenkomst, voor zover die zou bestaan, heeft opgezegd.
2.29.
Op 19 februari 2024 heeft de advocaat van Covetrus de overeenkomst, voor zover die zou bestaan en voor zover die de door [eiser] gestelde inhoud zou hebben, buitengerechtelijk vernietigd op grond van dwaling.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert na vermeerdering van eis - samengevat - veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van Covetrus tot betaling van :
i. € 139.650,00 aan hoofdsom,
ii. € 5.803,27 en USD 4.361,50 aan buitengerechtelijke kosten,
iii. € 835,17 aan internationale betekenings- en deurwaarderskosten,
iv. de (na)kosten van de procedure,
alle bedragen te vermeerderen met wettelijke handelsrente.
3.2.
[eiser] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij op 21 augustus 2020 een aanbod heeft gedaan dat door Covetrus op 2 september 2020 is aanvaard. In deze overeenkomst van opdracht hebben partijen afgesproken dat Covetrus maandelijks een vast bedrag van € 4.750,00 (exclusief 5% kantoorkosten) op subscriptiebasis (de zogeheten
Baseline collaboration fee) is verschuldigd voor de dienstverlening door [eiser] op basis van 10 uur gegarandeerde beschikbaarheid aan de kant van [eiser] . Covetrus heeft de
Baseline collaboration feeover de maanden september 2021 tot en met december 2023 niet voldaan.
3.3.
Covetrus voert verweer. Covetrus concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Covetrus vordert - samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I) te verklaren voor recht dat tussen [eiser] en Covetrus geen overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen, althans te verklaren voor recht dat de overeenkomst van opdracht wegens dwaling vernietigd is;
II) [eiser] te veroordelen om aan Covetrus te voldoen een bedrag van € 49.875,- te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
III) [eiser] te veroordelen tot vergoeding van € 1.060,- aan buitengerechtelijke kosten,
IV) [eiser] te veroordelen in de proceskosten.
3.6.
Covetrus legt primair aan haar vordering ten grondslag dat geen overeenkomst tot stand is gekomen tussen [eiser] en Covetrus. Nu er geen grondslag is voor de in juli en augustus 2021 gedane betalingen is een bedrag van in totaal € 49.875,- door Covetrus dan ook onverschuldigd betaald.
Voor het geval wel sprake zou zijn van een overeenkomst dan dient het bedrag van
€ 49.875,- door [eiser] ook terugbetaald te worden op grond van onverschuldigde betaling, dan wel ongerechtvaardigde verrijking. De betaalde bedragen kwalificeren op basis van de overeenkomst namelijk als een
retainer(voorschot). [eiser] heeft geen (noemenswaardige) werkzaamheden verricht, zodat de voorschotten ongebruikt zijn en terugbetaald moeten worden.
In het geval dat de overeenkomst ziet op een subscriptie en de bedragen niet gelden als een voorschot, dan heeft Covetrus bij het aangaan van de overeenkomst gedwaald. Bij een juiste voorstelling van zaken zou zij namelijk geen overeenkomst hebben gesloten waarbij zij maandelijks een bedrag van € 4.750,- zou moeten betalen zonder dat daar enige diensten tegenover staan. Covetrus heeft de overeenkomst buitengerechtelijk vernietigd wegens dwaling. Het rechtsgevolg daarvan is dat het door Covetrus voldane bedrag van € 49.875,- onverschuldigd is betaald.
3.7.
[eiser] voert verweer. [eiser] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Covetrus, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Covetrus, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Covetrus in de kosten van deze procedure.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie
4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie, zal de rechtbank op die vorderingen gezamenlijk ingaan.
rechtsmacht en toepasselijk recht
4.2.
Het geschil tussen partijen heeft een internationaal karakter, nu Covetrus in Amerika is gevestigd. Om die reden dient – ook ambtshalve – te worden beoordeeld of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt en daarna – indien dit het geval is – welk recht op de vorderingen van toepassing is.
4.3.
Covetrus is in deze procedure verschenen zonder de bevoegdheid van de Nederlandse rechter te betwisten. Op grond van artikel 26 van Verordening Brussel I bis [1] (welke bepaling een universeel formeel toepassingsbereik heeft) is deze rechtbank daarom bevoegd kennis te nemen van de vorderingen in conventie. Op grond van artikel 8, aanhef en onder 3, Brussel I bis (dan wel artikel 7 lid 2 Rv) is deze rechtbank eveneens bevoegd kennis te nemen van de vorderingen in reconventie.
4.4.
Partijen zijn blijkens hun over en weer inhoudelijk ingenomen standpunten over zowel de vorderingen in conventie als in reconventie uitgegaan van de toepasselijkheid van Nederlands recht. Zo verwijzen beide partijen naar Nederlandse wetsbepalingen. Verder hebben partijen op de mondelinge behandeling bevestigd dat zij uitgaan van de toepasselijkheid van Nederlands recht. Een en ander merkt de rechtbank aan als een rechtskeuze voor de toepasselijkheid van Nederlands recht als bedoeld in artikel 3 van de Verordening Rome I [2] (voor zover de vorderingen betrekking hebben op verbintenissen uit overeenkomst) en artikel 14 van de Verordening Rome II [3] (voor zover de vorderingen betrekking hebben op niet-contractuele verbintenissen).
overeenkomst van opdracht
4.5.
Het eerste geschilpunt waarover moet worden beslist betreft de vraag of tussen partijen een overeenkomst (van opdracht) tot stand is gekomen. De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 6:217 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een overeenkomst tot stand komt door een aanbod en de aanvaarding daarvan. Aanbod en aanvaarding zijn wilsverklaringen die in iedere vorm kunnen geschieden en ook in een of meer gedragingen besloten kunnen liggen (artikel 3:37 BW). Of sprake is van aanvaarding van een aanbod waardoor een overeenkomst tot stand is gekomen, is - overeenkomstig de artikelen 3:33 en 3:35 BW - afhankelijk van wat partijen hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten toekennen, hebben afgeleid.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat tussen partijen een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. Daartoe is het volgende redengevend.
4.6.1.
Uit de e-mailwisseling (zie 2.7 tot en met 2.14) blijkt dat Covetrus op 2 september 2020 heeft ingestemd met de voorgestelde samenwerking zoals verwoord in de offerte van 21 augustus 2020 van [eiser] . Die instemming is zonder voorbehoud gegeven en de interne financiële kwesties waarover Covetrus nadien heeft gecommuniceerd, stonden los van de samenwerking tussen partijen (zie de e-mail van [naam 1] in 2.11: “financial matters in 2021 budgeting not related to our engagement”). Dat de feitelijke startdatum van de samenwerking is opgeschoven, doet niet af aan de overeenstemming die tussen partijen bestond over de samenwerking als zodanig.
4.6.2.
Bovendien is ook uitvoering gegeven aan de overeenkomst van opdracht. Van oktober 2020 tot en met juni 2021 hebben meerdere (inhoudelijke) conference calls plaatsgevonden, die naar [eiser] onweersproken heeft gesteld door haar inhoudelijk werden voorbereid. Uit de door partijen overgelegde stukken blijkt dat [eiser] op meerdere momenten per e-mail eveneens inhoudelijke informatie over de onderwerpen
Animal Health/Pharmacy in the EUen
Data Privacy(zijnde de
focus areasvan de dienstverlening) heeft verstrekt. Verder heeft Covetrus in juli en augustus 2021 de facturen van [eiser] over de eerste tien maanden betaald. De rechtbank volgt Covetrus niet in haar standpunt dat die drie betalingen op een vergissing hebben berust. De drie afzonderlijke betalingen moeten worden beschouwd als een bewuste keuze van Covetrus. Dat volgt uit de omstandigheid dat tussen partijen is gecommuniceerd over de openstaande facturen en [naam 3] zich heeft ingespannen om ervoor te zorgen dat de facturen van [eiser] betaald werden.
4.7.
Uit de verklaringen en gedragingen van partijen volgt zodoende onmiskenbaar dat een overeenkomst tot stand is gekomen.
de inhoud van de overeenkomst: de prijsafspraak
4.8.
Het volgende geschilpunt tussen partijen betreft de kwalificatie van het in de overeenkomst genoemde maandelijkse bedrag van € 4.750,-. [eiser] stelt dat het bedrag ziet op een subscriptieregeling waarbij Covetrus elke maand een vast (abonnements)bedrag aan [eiser] betaalt, waarbij Covetrus verzekerd is van 10 uur beschikbaarheid aan de kant van [eiser] . Covetrus heeft dit betwist en heeft daarbij aangevoerd dat het bedrag kwalificeert als een voorschot. Dit blijkt volgens Covetrus namelijk uit de voorwaarden van de overeenkomst waarin specifiek wordt gesproken over een
“retainer”waarvan de letterlijk vertaling “voorschot” is. Volgens Covetrus zouden gefactureerde en betaalde voorschotten worden verrekend met de daadwerkelijk door [eiser] verrichte werkzaamheden. Covetrus betoogt dat geen (noemenswaardige) werkzaamheden zijn verricht door [eiser] , waardoor de door Covetrus betaalde voorschotbedragen terugbetaald dienen te worden.
4.9.
Bij de uitleg van bepalingen in een overeenkomst geldt volgens vaste rechtspraak dat de vraag wat partijen zijn overeengekomen niet alleen kan worden beantwoord op grond van een zuiver taalkundige uitleg van de bewoordingen van de overeenkomst. Bij de uitleg dient eveneens acht te worden geslagen op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (het zogenoemde Haviltex-criterium).
4.10.
Volgens de letterlijke tekst van de overeenkomst is het maandelijks te betalen bedrag een
retainer, dat wil zeggen een voorschot. Daar staat echter tegenover dat in de overeenkomst ook de omschrijving ‘Baseline collaboration
contributionfee’ is gebruikt en dat in de overeenkomst niets is vermeld – hetgeen wel voor de hand had gelegen als sprake was van een voorschot – over verrekening met gemaakte uren, urenverantwoording of welke uurtarieven gelden. In zoverre zijn de bewoordingen van de overeenkomst niet eenduidig. Naast de tekst van de overeenkomst is ook van belang wat partijen voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst met elkaar hebben besproken en hoe zij zich bij de uitvoering van de overeenkomst hebben gedragen.
4.11.
[eiser] heeft gesteld dat zij in haar praktijk werkt op uurbasis of op subscriptiebasis en dat in dit geval is gekozen voor subscriptie vanwege de behoefte van Covetrus aan duidelijkheid over de kosten. [eiser] heeft daarnaast tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de prijsafspraken destijds zijn besproken met [naam 1] en [naam 2] en dat is besproken dat maandelijks een vast bedrag moet worden betaald. De eerste offerte vond Covetrus te duur en zij heeft [eiser] gevraagd wat het laagste abonnementstarief was waarmee kon worden begonnen, aldus [eiser] . Deze gang van zaken is door Covetrus op haar beurt onvoldoende betwist. Zo heeft Covetrus niet toegelicht wat voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst tussen partijen is besproken over de kosten van de dienstverlening van [eiser] . Ook heeft Covetrus bijvoorbeeld geen verklaring overgelegd van de destijds van haar kant betrokken personen die aanwezig waren bij de gesprekken voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst. Weliswaar heeft Covetrus tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat deze personen niet meer werkzaam zijn bij haar, maar het feit dat zij geen verklaringen heeft opgevraagd noch geprobeerd heeft contact te krijgen met deze personen, is een omstandigheid die voor haar rekening en risico komt.
4.12.
Uit de gedragingen van Covetrus tijdens de uitvoering van de overeenkomst blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat Covetrus de maandelijkse bedragen niet heeft beschouwd als een voorschot maar als een vast verschuldigd abonnementsbedrag. Covetrus heeft namelijk de betalingen in juli en augustus 2021 gedaan zonder dat zij aan [eiser] om een urenspecificatie of om verantwoording van de werkzaamheden heeft gevraagd. Indien Covetrus werkelijk meende dat het om voorschotten ging, had het in juli/augustus 2021 juist vanwege het tijdsverloop sinds oktober 2020 voor de hand gelegen dat Covetrus om een urenverantwoording had gevraagd zodat op dat moment op basis van werkelijk bestede tijd had kunnen worden afgerekend. Dat heeft Covetrus echter niet gedaan.
4.13.
De hiervoor genoemde omstandigheden leiden tot het oordeel dat partijen in de overeenkomst bij wijze van prijsafspraak een vast (subscriptie)bedrag van € 4.750,- per maand zijn overeengekomen.
4.14.
Voor zover Covetrus heeft aangevoerd dat bovenop het subscriptiebedrag de opslag van 5% voor algemene kantoorkosten (zie 2.16) niet in rekening mag worden gebracht voor voorschotten, faalt dat betoog, omdat van voorschotten geen sprake is. Uit de overeenkomst blijkt – en dat is in zoverre ook niet in geschil – dat de opslag van 5% van toepassing is op vergoedingen en tarieven. Niet ter discussie is dat een vast, maandelijks (subscriptie)bedrag als een vergoeding is aan te merken.
het beroep op dwaling
4.15.
Covetrus heeft meer subsidiair aangevoerd dat zij heeft gedwaald omtrent het maandelijks te betalen bedrag. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, blijkt echter dat niet is komen vast te staan dat Covetrus een onjuiste voorstelling van zaken had bij het aangaan van de overeenkomst. Haar beroep op vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling wordt dan ook verworpen.
wat betekent dit voor de vorderingen in conventie en in reconventie?
4.16.
Hiervoor heeft de rechtbank geoordeeld dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, dat die overeenkomst voor Covetrus de verplichting schept om een vast, maandelijks subscriptiebedrag te betalen en dat er geen reden is om de overeenkomst te vernietigen. Dat betekent dat alle vorderingen in reconventie van Covetrus moeten worden afgewezen.
4.17.
Het in conventie door [eiser] gevorderde bedrag van € 139.650,- is gebaseerd op de overeenkomst. Die overeenkomst is door de opzegging door Covetrus van 3 november 2023 geëindigd per eind december 2023, zodat Covetrus over de maanden september 2021 tot en met december 2023 de overeengekomen maandelijkse vergoeding nog moet betalen. De omstandigheid dat Covetrus in deze periode feitelijk geen gebruik heeft gemaakt van de diensten van [eiser] is een omstandigheid die voor rekening en risico van Covetrus komt. [eiser] heeft immers onderbouwd dat zij beschikbaar was voor het verrichten van werkzaamheden maar dat het haar, ondanks veelvuldige pogingen daartoe, vanaf september 2021 niet meer is gelukt om inhoudelijk in contact te komen met (de vertegenwoordigers van) Covetrus over de samenwerking. Bovendien stond het Covetrus vrij om de overeenkomst op te zeggen. Dat zij dat niet eerder dan in november 2023 heeft gedaan en dat de overeenkomst door is blijven lopen zonder dat Covetrus van de diensten van [eiser] gebruik heeft gemaakt, komt daarom voor rekening van Covetrus en ontslaat haar niet van haar betalingsverplichting op grond van de overeenkomst.
4.18.
Ten slotte heeft Covetrus zich erop beroepen dat [eiser] de gedragsregels voor de advocatuur niet in acht heeft genomen. Of dat zo is of niet, kan in het kader van deze procedure in het midden blijven. Het is zo nodig aan de tuchtrechter om daar een oordeel over te geven.
4.19.
Het in conventie door [eiser] primair gevorderde bedrag van € 139.650,- zal dan ook worden toegewezen. De gevorderde wettelijke handelsrente vanaf veertien dagen na de afzonderlijke factuurdata is op de wet gebaseerd en daarmee eveneens toewijsbaar.
buitengerechtelijke incassokosten
4.20.
[eiser] vordert daarnaast vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het in totaal door [eiser] gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 2.171,50 bij een hoofdsom van € 139.650,-. De rechtbank wijst daarom € 2.171,50 toe. Dat zowel vanuit Nederland als in de Verenigde Staten incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden, leidt er niet toe dat een dubbele vergoeding voor buitengerechtelijke werkzaamheden kan worden toegekend. De gevorderde wettelijke handelsrente over de buitengerechtelijke incassokosten is niet toewijsbaar, omdat artikel 6:119a BW niet van toepassing is op incassokosten. In plaats daarvan zal de gewone wettelijke rente van artikel 6:119 BW worden toegewezen.
internationale betekeningskosten
4.21.
De gevorderde internationale betekeningskosten van € 835,17 zullen tevens worden toegewezen nu [eiser] heeft onderbouwd dat zij deze kosten heeft moeten maken en daartegen geen verweer is gevoerd. Ook over deze kosten is geen wettelijke handelsrente verschuldigd maar de gewone wettelijke rente.
proceskosten
4.22.
Covetrus is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen.
4.23.
De proceskosten van [eiser] in conventie worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
106,24
- griffierecht
6.617,00
- salaris advocaat
3.858,00
(2 punten × € 1.929,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
10.720,24
4.24.
De proceskosten van [eiser] in reconventie worden begroot op:
- salaris advocaat
1.214,00
(2 punten × € 1.214,00 × 0,5)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.353,00
4.25.
De gevorderde wettelijke handelsrente over de proceskosten en de nakosten wordt afgewezen, omdat die kosten niet onder de reikwijdte van artikel 6:119a BW vallen. Wel wordt de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt Covetrus om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 139.650,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf veertien dagen na de afzonderlijke factuurdata (die zijn vermeld op pagina 9 van de conclusie van antwoord in reconventie, tevens vermeerdering van eis in conventie) tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Covetrus om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.171,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Covetrus om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 835,17 aan internationale betekeningskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Covetrus in de proceskosten van € 10.720,24, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Covetrus niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Covetrus € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.5.
veroordeelt Covetrus tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.6.
verklaart de veroordelingen onder 5.1 tot en met 5.5 uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.8.
wijst de vorderingen van Covetrus af,
5.9.
veroordeelt Covetrus in de proceskosten van € 1.353,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Covetrus niet tijdig aan deze proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Covetrus € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.10.
veroordeelt Covetrus tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.11.
verklaart de veroordelingen onder 5.9 en 5.10 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Kruis, rechter, bijgestaan door mr. S.C.C. Valk, griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
2.Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst
3.Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen