ECLI:NL:RBAMS:2024:7343

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
13/313135-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel; toetsing aan artikel 12 OLW

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 november 2024 uitspraak gedaan in het kader van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 13 november 2024 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de overlevering toe te staan, terwijl de raadsman zich op het standpunt heeft gesteld dat de overlevering geweigerd dient te worden op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW).

De rechtbank heeft vastgesteld dat de omzettingsbeslissing van de Poolse rechter niet onder artikel 12 OLW valt, omdat deze geen beoordelingsruimte had bij de omzetting van de straf. De opgeëiste persoon had eerder een gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf opgelegd gekregen, maar omdat hij de taakstraf niet had uitgevoerd, is deze omgezet in een gevangenisstraf van één jaar. De rechtbank concludeert dat de overlevering kan plaatsvinden, omdat er geen weigeringsgronden zijn en het EAB voldoet aan de eisen van de OLW. De rechtbank heeft de overlevering dan ook toegestaan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/313135-24
Datum uitspraak: 27 november 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 1 oktober 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op
29 juni 2021 door
the Warsaw Regional Court, VIII Penal Division(Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
nu gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting in [plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 13 november 2024, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Zilver, advocaat in Utrecht, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
judgement of the District Court of Grodzisk Mazowiecki, II Penal Divisionvan 7 april 2017 met referentienummer
II K 87/17en een
decision of the District Court of Grodzisk Mazowiecki, II Penal Divisionvan 22 November 2019 met referentienummer
II Ko 1852/19.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en drie maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog één jaar. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [2]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de overlevering geweigerd dient te worden op grond van artikel 12 OLW. Bij de omzettingsbeslissing van
22 november 2019 heeft de Poolse rechter wel degelijk beoordelingsruimte gehad. Dat er sprake zou zijn van een vaste omrekenmaatstaf maakt dat niet anders. Een dergelijke maatstaf bestaat ook in Nederland, maar ook in Nederland heeft de rechter de ruimte om bij de omzetting in het voordeel van een veroordeelde af te wijken van die maatstaf. In de procedure die geleid heeft tot de beslissing van 22 november 2019 heeft de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten niet kunnen uitoefenen omdat hij toen al in Nederland woonde. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de opgeëiste persoon niet is opgeroepen voor de procedure die heeft geleid tot het vonnis van 7 april 2017 en dat hij met dat vonnis niet bekend is geweest.
De raadsman heeft de rechtbank subsidiair verzocht om aanvullende vragen te stellen aan Polen over de procedure rondom de omzettingsbeslissing.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat artikel 12 OLW niet van toepassing is. De omzettingsbeslissing valt niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. Voor het geval daarover nog onduidelijkheid bestaat, heeft de officier van justitie subsidiair verzocht aanvullende vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Oordeel van de rechtbank
Aan de opgeëiste persoon is door
the District Court of Grodzisk Mazowieckimet het vonnis van 7 april 2017 (
II K 87/17) aanvankelijk een gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf opgelegd. Omdat de opgeëiste persoon zijn taakstraf niet heeft uitgevoerd, is bij beslissing van 22 november 2019 van
the District Court of Grodzisk Mazowieckimet kenmerk
II Ko 1852/19de omzetting van deze taakstraf in een gevangenisstraf van één jaar bevolen. In het EAB wordt gesproken over ‘
a substitute 1 year custodial sentence’. Daaruit kan worden afgeleid dat reeds bij het oorspronkelijke vonnis voor de taakstraf een vervangende hechtenis van één jaar is bepaald. In dat geval is de beslissing tot omzetting van 22 november 2019 met kenmerk
II Ko 1852/19geen beslissing waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf is gewijzigd. Voor zover de aard of de maat van de straf wél is gewijzigd, is de rechtbank van oordeel dat uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van
31 oktober 2024 blijkt dat de rechter daarbij geen beoordelingsruimte heeft gehad. Er wordt immers gesproken van een ‘
rigid and non-assessable method of calculating the penalty of restriction of liberty not served by convicted persons, according to which two days of restriction of liberty are always subject to conversion to one day of substitute prison sentence’.Deze beslissing met kenmerk
II Ko 1852/19valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. Dit betekent dat de rechtbank geen andere beslissing aan artikel 12 OLW hoeft te toetsen dan het vonnis met kenmerk
II K 87/17waarbij de aanvankelijke straf is opgelegd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om – zoals door de raadsman subsidiair is betoogd – aanvullende informatie op te vragen over de omzettingsprocedure.
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon niet is verschenen bij het proces dat tot het vonnis van 7 april 2017 met kenmerk
II K 87/17heeft geleid. Uit onderdeel d) van het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon op 8 maart 2017 in persoon is opgeroepen voor dit proces, zodat de situatie als bedoeld in artikel 12, sub a, OLW van toepassing is. Er is een kruisje gezet onder b) en in de toelichting is nogmaals aangegeven dat de opgeëiste persoon in persoon een dagvaarding voor de zitting heeft opgehaald. De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW doet zich dan ook niet voor. De enkele ontkenning van de opgeëiste persoon op dit punt maakt het bovenstaande oordeel niet anders.

5.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
poging tot diefstal

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45 en 310 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Warsaw Regional Court, VIII Penal Division(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 27 november 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie onderdeel e) van het EAB.