Op 13 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam, in de Internationale Rechtsulpkamer, een beslissing genomen op een verzoek om toestemming voor uitbreiding van de vervolging van een overgeleverde persoon. Dit verzoek was ingediend door het Amtsgericht Aurich op 9 augustus 2024 en betreft een persoon die momenteel gedetineerd is in Duitsland. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek voldoet aan de eisen van artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ en dat de overgeleverde persoon de mogelijkheid heeft gehad om zijn opmerkingen en bezwaren kenbaar te maken, zoals vereist door het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 26 oktober 2021.
De rechtbank heeft in haar beoordeling geconstateerd dat de overgeleverde persoon, tijdens een zitting op 20 augustus 2024, is gewezen op zijn rechten met betrekking tot het specialiteitsprincipe. Ondanks dat hij geen verklaring heeft afgelegd over de afstand van dit principe, heeft hij de gelegenheid gekregen om zijn bezwaren te uiten. De rechtbank concludeert dat het hoorrecht is geëerbiedigd en dat er voldoende gegevens zijn om een beslissing te nemen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om toestemming te verlenen voor de uitbreiding van de vervolging van de overgeleverde persoon voor de feiten zoals vermeld in het verzoek. Deze beslissing is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier.