ECLI:NL:RBAMS:2024:7334

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
13/335598-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor uitbreiding van vervolging in het kader van overlevering

Op 13 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam, in de Internationale Rechtsulpkamer, een beslissing genomen op een verzoek om toestemming voor uitbreiding van de vervolging van een overgeleverde persoon. Dit verzoek was ingediend door het Amtsgericht Aurich op 9 augustus 2024 en betreft een persoon die momenteel gedetineerd is in Duitsland. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek voldoet aan de eisen van artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ en dat de overgeleverde persoon de mogelijkheid heeft gehad om zijn opmerkingen en bezwaren kenbaar te maken, zoals vereist door het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 26 oktober 2021.

De rechtbank heeft in haar beoordeling geconstateerd dat de overgeleverde persoon, tijdens een zitting op 20 augustus 2024, is gewezen op zijn rechten met betrekking tot het specialiteitsprincipe. Ondanks dat hij geen verklaring heeft afgelegd over de afstand van dit principe, heeft hij de gelegenheid gekregen om zijn bezwaren te uiten. De rechtbank concludeert dat het hoorrecht is geëerbiedigd en dat er voldoende gegevens zijn om een beslissing te nemen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om toestemming te verlenen voor de uitbreiding van de vervolging van de overgeleverde persoon voor de feiten zoals vermeld in het verzoek. Deze beslissing is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/335598-24
Datum beslissing: 13 november 2024
BESLISSING
op de vordering ex artikel 14, derde lid, Overleveringswet (hierna: OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank op 22 oktober 2024, strekkende tot het in behandeling nemen van een verzoek om toestemming te verlenen voor uitbreiding van de vervolging als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder g, OLW. Dit verzoek is ingediend door het
Amtsgericht Aurich(Duitsland) op 9 augustus 2024 en betreft:
[overgeleverde persoon],
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] (Duitsland),
momenteel gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen: de overgeleverde persoon.

1.Beoordeling

Het verzoek bevat de gegevens als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. De voorhanden zijnde stukken zijn toereikend om - met volledige eerbiediging van de rechten van verdediging van de overgeleverde persoon - een beslissing te nemen. Het verzoek betreft feiten ten aanzien waarvan krachtens de OLW overlevering had kunnen worden toegestaan.
Hoorrecht
Vereist is dat de overgeleverde persoon feitelijk de mogelijkheid heeft gehad om al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot aanvullende toestemming kenbaar te maken, zoals bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 26 oktober 2021. [1]
In een proces-verbaal van een zitting bij het
Amtsgericht Aurichvan 20 augustus 2024, waar verdachte aanwezig is geweest, is het volgende te lezen:
“De beschuldigde werd erop gewezen dat hij tot nu toe geen verklaring betreffende het specialiteitsprincipe (§ 83h IRG) heeft afgelegd. Hij werd erop gewezen dat - nadat een afstand van het specialiteitsprincipe door hem niet werd verklaard – de Nederlandse autoriteiten verzocht zullen worden om toestemming te verlenen voor wat betreft de vervolging van de strafbare feiten alhier, dienaangaande aanvankelijk geen overlevering plaatshad.
Hij kreeg gelegenheid om zijn opmerkingen en bezwaren met het oog op de aanvraag betreffende de aanvullende toestemming te uiten.
Voorts verklaarde de beschuldigde:
Ik wens geen verklaring te maken betreffende de afstand van het specialiteitsprincipe.”
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het hoorrecht geëerbiedigd is.
De rechtbank zal daarom het verzoek toewijzen.

2.Beslissing

De rechtbank
verleentop grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder g, en derde lid, OLW
toestemmingvoor uitbreiding van de vervolging van
[overgeleverde persoon]voor de feiten zoals vermeld in het verzoek.
Deze beslissing is genomen op 13 november 2024 door
mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier.

Voetnoten

1.Vgl. HvJ EU 26 oktober 2021, ECLI:EU:C:2021:876, punt 63.