ECLI:NL:RBAMS:2024:7327

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
C/13/749009 / FA RK 24-2345
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing naar de Verenigde Staten met minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 november 2024 een beschikking gegeven inzake het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verhuizen met de minderjarige kinderen naar de Verenigde Staten. De moeder heeft aangevoerd dat de belasting van haar situatie in Nederland is toegenomen en dat zij geen draagkracht meer heeft om in Nederland te blijven. De kinderen hebben zelf de wens geuit om te verhuizen, wat door de kinderrechter is gehoord. De vader heeft zich verzet tegen de verhuizing, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van de moeder en de kinderen zwaarder wegen dan die van de vader. De vader heeft een terugval in zijn verslavingsproblematiek ervaren en is momenteel niet in staat om een stabiele ouderrol te vervullen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder in de VS ondersteuning van familie en vrienden heeft en dat de kinderen daar ook emotioneel zullen worden opgevangen. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder om een internationale zorgregeling en beeldbelcontacten afgewezen, maar heeft wel toestemming verleend voor de inschrijving van de kinderen op scholen in de VS. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/749009 / FA RK 24-2345 (MO LH KO TM)
uitwerking van de beschikking van 5 november 2024 betreffende een geschil gezamenlijke gezagsuitoefening als bedoeld in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak van:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. M. Ferwerda te Amsterdam,
tegen
[de vader] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. S.C.A. van Vlijmen te Amsterdam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de Raad.

1.De procedure

1.1.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is bij kop-staart beslissing van 5 november 2024 op het verzoek van de moeder beslist. Deze beschikking is diezelfde dag aan partijen verzonden. De overwegingen en oordelen waarop de in die beschikking gegeven beslissing steunt, volgen hieronder. De beschikking van 5 november 2024 dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
1.2.
De minderjarige kinderen van partijen hebben op 17 oktober 2024 met de kinderrechter, tevens voorzitter in de onderhavige zaak, gesproken. Naar aanleiding daarvan stuurt de kinderrechter de minderjarigen tegelijk met de onderhavige beschikking een brief met uitleg over de beslissing.

2.De beoordeling

2.1.
Op 3 juli 2024 is in de onderhavige zaak een tussenbeschikking gegeven. De rechtbank houdt rekening met hetgeen is overwogen in die beslissing en beschouwt die beschikking eveneens als hier herhaald en ingelast.
2.2.
De rechtbank zal bij separate beschikking beslissen op de verzoeken in de procedure betreffende de echtscheiding en nevenvoorzieningen.
2.3.
De rechtbank heeft (samengevat) de beslissing om vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar [woonplaats 2] te verhuizen bij voormelde tussenbeschikking van 3 juli 2024 aangehouden om de vader in de gelegenheid te stellen zijn stelling dat zijn behandeling aanslaat en hij op zeer korte termijn zijn ouderrol weer kan oppakken gestand te doen en daarnaast om partijen in het de gelegenheid te stellen om hun woon- en financiële situatie voor de rechtbank inzichtelijk te maken.
2.4.
Naar aanleiding van de ingediende stukken en hetgeen partijen op beide zittingen naar voren hebben gebracht is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat belangen van de moeder om met de kinderen te verhuizen naar [woonplaats 2] zwaarder dienen te wegen dan de belangen van de vader om geen toestemming te verlenen voor de verzochte verhuizing. De volgende overwegingen liggen aan deze beslissing ten grondslag.
2.4.1.
De vader heeft na de mondelinge behandeling van 23 mei 2024 zijn intensieve behandeling bij de Jellinek kliniek afgebroken. Hij geeft aan dat hij (wederom) een zeer ernstige terugval in zijn verslavingsproblematiek heeft gehad, die onder andere tot een ziekenhuisopname heeft geleid. Voor een korte periode heeft de vader bij zijn moeder gewoond en hij is nu woonachtig op een boerderij, die naar het zich laat aanzien behoort bij zijn huidige behandeling en gezien dient te worden als een vorm van dagbesteding. De vader huurt niet langer de woning die hij in [woonplaats 1] had en heeft dus feitelijk geen eigen woon- of verblijfplaats meer. Ook is hij kennelijk nog niet in staat aan het arbeidsproces deel te nemen.
Sinds mei 2024 is er nauwelijks contact geweest tussen de vader en de kinderen. De vader besloot in bepaalde periodes dat het om hem moverende redenen beter was geen contact met de kinderen te hebben. Soms verdween hij zelfs geheel van de radar. Soms ook besloot JBRA vanuit bescherming van de kinderen dat het contact onveilig was. Op dit moment is er een voorzichtig herstel in het contact via bellen /appen maar dit contact is wel aan regels gebonden. Geconcludeerd kan worden dat het de vader niet is gelukt om een behandeltraject af te ronden en zijn rol als ouder weer enigszins vorm te geven. Anders dan de vader ter zitting heeft gezegd acht de rechtbank het ook niet realistisch dat hij op korte termijn alsnog een opvoedende rol voor de kinderen op zich zal nemen. Voor een wezenlijke stap richting omgang is nodig dat aan de zijde van de vader sprake is van langer durende stabiliteit en herstel. De vader heeft op dit moment geen eigen woonplaats. Hij stelt een nieuw behandelplan te hebben maar heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt wat het behandelplan dan is. Wel heeft hij bevestigd dat hij zijn reguliere intensieve behandeling bij Jellinek heeft verlaten, omdat is gebleken dat deze behandeling voor hem geen resultaat oplevert. Daarom kan niet worden ingeschat of de vader daadwerkelijk op dit moment een traject doorloopt en zo wel, wat de waarde van dit traject dan is, wat de doelen zijn of wat bijvoorbeeld de verwachte duur van de behandeling is. Dit alles leidt tot de conclusie dat niet door de vader aannemelijk is gemaakt dat hij in de voorzienbare toekomst beschikbaar zal zijn als opvoedende en verzorgende ouder van de kinderen.
2.4.2.
Door de terugval van de vader zijn partijen ook niet in staat geweest een goede inschatting te maken van de woon- en financiële situatie voor ieder van hen na de echtscheiding. Weliswaar is de woning inmiddels getaxeerd maar onduidelijk is gebleven of er na de verkoop van de woning en na aftrek van de verwachtte huwelijkse schulden voldoende overwaarde overblijft voor partijen om een nieuwe woning in de buurt te kunnen huren of kopen. De vader heeft wel aangegeven dat de rekening-courantschuld sinds 2023 aanzienlijk in omvang is toegenomen. Verder is gebleken dat de vader de onderhoudsbijdrage voor de moeder en de kinderen regelmatig niet aan haar betaalt omdat hij naar eigen zeggen gebukt gaat onder schulden en andere lasten, die verder niet inzichtelijk zijn gemaakt. Gevolg hiervan is dat de moeder en de kinderen niet op een vaste bijdrage van de vader kunnen rekenen voor de kosten van hun levensonderhoud. De ouders/familie van de moeder leveren noodgedwongen een reguliere bijdrage in het levensonderhoud van de moeder en de kinderen. De moeder heeft opnieuw geprobeerd zelf in het levensonderhoud van haarzelf en de kinderen te voorzien door te solliciteren, maar dit heeft niets opgeleverd. Daar komt bij dat zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het voor haar onder de huidige omstandigheden een te zware belasting is hier nog langer mee door te gaan. Voor de rechtbank is tot slot niet inzichtelijk geworden hoe het inkomen van de vader in de toekomst zal zijn, nu hij anders dan in mei 2024 toegezegd, en door hem wellicht gehoopt, zijn werk in het restaurant niet heeft hervat en voor nu ongewis is of hij dat ooit weer zal gaan doen. De vraag is dan ook of de vader kan blijven bijdragen in de kosten van de kinderen en/of de moeder. De moeder is voor het onderhoud van de kinderen en haarzelf bij voortzetting van haar verblijf in Nederland in de gegeven omstandigheden wel financieel afhankelijk van de vader. Het is de rechtbank al met al duidelijk geworden dat de ongewisheid over de hele situatie in Nederland niet langer meer kan worden gedragen door de moeder, laat staan door de kinderen.
2.4.3.
Wat de situatie in [woonplaats 2] betreft heeft de moeder onderbouwd gesteld dat zij huisvesting en een baan aangeboden heeft gekregen door familie en vrienden alsmede opvang voor de kinderen en financiële ondersteuning. De vader heeft tal van bezwaren aangevoerd tegen de familie van de moeder maar heeft deze onvoldoende onderbouwd. Nu de moeder de bezwaren van de vader gemotiveerd heeft weersproken zal de rechtbank hier dan ook aan voorbijgaan. Voor de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat de moeder en de kinderen zowel in financieel als in emotioneel opzicht zullen worden opgevangen door familie en vrienden waar ook de kinderen mee vertrouwd zijn.
De vraag of een leven in de Verenigde Staten voor de kinderen een vooruitgang is dan wel een achteruitgang zoals de vader stelt is een subjectieve kwestie die zich niet leent voor een oordeel van de rechtbank. In ieder geval drie jaar geleden stond de vader nog open voor een leven aldaar.
2.5.
De rechtbank wil in die context aan de vader meegeven dat de kinderen in hun gesprek met de kinderrechter hebben vooropgesteld dat zij zelf een diepe wens hebben om in de VS te wonen en dat zij een warme band hebben met de familie en vrienden in de VS, welk uitspraken de kinderrechter oprecht overkwamen. De kinderen weten en voelen dat de familie en vrienden in de VS de vader een warm hart toedragen en hem toewensen dat hij beter wordt. Zij zullen hem daar met open armen ontvangen als hij in de toekomst zal komen. De kinderen hebben in het gesprek zeer duidelijk benoemd dat zij warme herinneringen aan de vader hebben, dat zij veel van hem houden en niets liever willen dan dat hij weer beter wordt. De wens om in de VS te wonen staat los van hoeveel zij van hem houden en voor de kinderen is het van zeer groot belang dat de vader hen emotionele toestemming zal geven om naar de VS te gaan. De rechtbank hecht er belang aan om deze boodschap van de kinderen aan de vader door te geven in de hoop dat hij zich met hun wens kan verzoenen.
2.6.
Het voorgaande tezamen maakt dat naar het oordeel van de rechtbank voor de moeder de noodzaak is gegeven voor een verhuizing met de kinderen naar de VS. De belangen van de vader, zoals mede vervat in de tussenbeschikking van 3 juli 2024, kunnen niet langer opwegen tegen de belangen van de moeder en de kinderen. Gezien de zwaarte van de noodzaak voor de moeder en het zwaarwegende belang voor de kinderen bij de verhuizing komt de rechtbank niet toe aan het bespreken van de overige “verhuis-criteria”, voor zover daar niet aan is geraakt in het voorgaande.
Overige verzoeken
2.7.
De rechtbank zal de verzoeken van de moeder ten aanzien van het vaststellen van een internationale zorgregeling en beeldbelcontacten afwijzen. Het is de rechtbank duidelijk geworden dat de moeder er steeds op gericht is gebleven om zodra het enigszins kan de kinderen contact en omgang te laten hebben met de vader. Het streven zal moeten zijn om zo snel als dat tot de mogelijkheden van de vader behoort en veilig kan plaatsvinden fysiek contact tussen de kinderen en de vader op gang moet komen. Denkbaar is dat de moeder dan eerst in een schoolvakantie met de kinderen naar Nederland gaat voor fysiek contact, al dan niet begeleid, tussen de vader en de kinderen. Als de vader zijn traject voor zijn verslavingsproblematiek succesvol heeft doorlopen en passende hulpverlening ontvangt om onbelast met de kinderen om te gaan, vertrouwt de rechtbank erop dat de moeder haar aanbod gestand doet dat de vader op haar kosten een bedrag voor tickets naar de VS vergoed krijgt tot € 2.000,- per jaar voor omgang in de woonplaats van de kinderen en zij dan voor huisvesting zal zorgen. Het is echter nog te vroeg om hiervoor een internationale zorgregeling vast te stellen.
Hetzelfde geldt ten aanzien van het verzoek van de moeder om te bepalen dat de kinderen tweemaal per week zullen beeldbellen met de vader. Tussen de vader en de kinderen geldt thans een (video-) belregeling, die, zoals de kinderen zelf ook al aangaven, ook in de VS voortgezet kan worden. De rechtbank vertrouwt erop dat partijen hiernaar zullen streven maar zij dienen zich daarbij te laten leiden door de adviezen van de hulpverlening die voor het gezin en voor de vader betrokken is.
2.8.
Het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van de kinderen op de door de moeder genoemde scholen zal de rechtbank toewijzen nu de vader hier geen althans onvoldoende verweer tegen heeft gevoerd.
2.9.
Daarom wordt als volgt beslist.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent aan de moeder vervangende toestemming tot verhuizing met de minderjarige kinderen van partijen naar [woonplaats 2] , de Verenigde Staten van Amerika, vanaf het moment dat de kinderen in Nederland Kerstvakantie hebben;
3.2.
verleent aan de moeder vervangende toestemming om de kinderen in te schrijven op de navolgende scholen in de Verenigde Staten:
- [naam school 1] ;
- [naam school 2] ;
- [naam school 3] ;
- [naam school 4] ;
- [naam school 5] ;
- [naam school 6] ;
- [naam school 7] ;
3.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Overmars, voorzitter tevens kinderrechter,
mr. K. Oldekamp-Bakker en mr. R.H. Mulderije, rechters, in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. T.E. Meijer, griffier, op 5 november 2024 en schriftelijk uitgewerkt op
19 november 2024. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).