ECLI:NL:RBAMS:2024:7299

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
13/261448-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring belaging en heimelijk maken van video-opnames met intimiderende inhoud

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging en het heimelijk maken van video-opnames van zijn ex-partner. De verdachte heeft gedurende een periode van drie maanden een grote hoeveelheid Whatsapp-berichten met een intimiderende inhoud naar zijn ex-partner gestuurd. Daarnaast heeft hij een camera in de woning van zijn ex-partner geïnstalleerd, waarmee hij heimelijk video-opnames heeft gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer ernstig heeft geschonden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. Tevens is er een contactverbod opgelegd met het slachtoffer en moet de verdachte een schadevergoeding van 1.500 euro betalen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen, maar heeft de strafmaat verlaagd ten opzichte van de eis van de officier van justitie, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die als politiek vluchteling in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de verklaringen van de benadeelde partij en getuigen, alsook op de inhoud van de Whatsapp-berichten die door de verdachte zijn verzonden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte met zijn handelen een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, wat heeft geleid tot angst en onveiligheid voor de benadeelde partij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/261448-23
Datum uitspraak: 27 november 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1978,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Bouwman, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D. Kisteman, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] en van hetgeen mr. L. Heddema-Kersten namens haar naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - tenlastegelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1.
belaging van [benadeelde partij] in de periode van 31 mei 2023 tot en met 6 oktober 2023 te Amsterdam;
2.
het heimelijk maken van video-opnames in de woning van [benadeelde partij] in de periode van 11 september 2023 tot en met 6 oktober 2023 te Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
de bijlageen geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. De verklaring van aangeefster is betrouwbaar en wordt voldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen. Verdachte heeft een grote hoeveelheid berichten naar aangeefster gestuurd. Deze berichten hadden een nare inhoud. Nadat aangeefster het telefoonnummer van verdachte blokkeerde, nam hij weer contact op met een ander nummer. Ook heeft hij contact opgenomen met familie van aangeefster. Op basis van de inhoud van de berichten ontstond bij aangeefster het gevoel dat zij door verdachte in de gaten werd gehouden, omdat hij op sommige momenten wist wat zij aan het doen was. In de woonkamer van aangeefster is een klokje met een camera aangetroffen. Op basis van de verklaring van de medebewoonster van aangeefster, getuige [getuige] , en het feit dat in een kast in de woning van verdachte een lege verpakking is aangetroffen van eenzelfde soort klokje kan worden bewezen dat het verdachte is geweest die dit klokje heeft geïnstalleerd. Met de camera zijn video-opnames gemaakt, waarnaar verdachte ook refereerde in zijn berichten aan aangeefster.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde feiten, wegens het ontbreken van bewijs. De onder 1 afzonderlijk tenlastegelegde gedragingen (en daarmee het onder 2 tenlastegelegde) kunnen niet worden bewezen, omdat het dossier geen ondersteuning biedt aan de verklaring van aangeefster.
Specifiek ten aanzien van de e-mailberichten, Facebookberichten en Whatsapp-berichten geldt het volgende. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker is van het e-mailadres [e-mailadres] , dat hij via Facebook berichten naar aangeefster heeft gestuurd en dat hij de gebruiker is van het Egyptische nummer eindigend op * [nummer] . Ten aanzien van het nummer eindigend op * [nummer] geldt dat verdachte heeft erkend contact te hebben gehad met aangeefster, maar hiervan ontbreken de onderliggende berichten en de conversatie is bovendien door haarzelf gestart. Verdachte heeft erkend ook de gebruiker te zijn geweest van het nummer eindigend op * [nummer] . De door aangeefster overgelegde screenshots en de vertalingen hiervan kunnen niet voor het bewijs worden gebruikt, omdat dit geen betrouwbare en authentieke weergave van de gevoerde communicatie betreft. De screenshots zijn ongedateerd en de berichten van aangeefster zelf ontbreken, terwijl uit het dossier blijkt dat die wel zijn verstuurd.
Ten aanzien van het installeren van een camera in de woning van aangeefster en het daarmee vervaardigen van video-opnames geldt het volgende. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte het in de woonkamer van aangeefster aangetroffen klokje met daarin een camera heeft geplaatst. Uit de verklaring van aangeefster volgt dat het klokje al langer in de woning stond. Dat zij eind augustus 2023 zag dat er iets anders aan het klokje was, correspondeert niet met de getuigenverklaring van medebewoonster [getuige] dat zij het klokje in de week van 15 september 2023 van verdachte zou hebben gekregen nadat hij het een week ervoor had gerepareerd. De opnames zijn enkel van 5 en 6 oktober 2023 en aangeefster is hierop niet herkenbaar te zien. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte op 5 oktober 2023 in de woning van aangeefster is geweest en uit het dossier blijkt niet dat het klokje op afstand zou kunnen worden aangezet of dat er ‘live’ kan worden meegekeken. De berichten die zouden kunnen duiden op het ‘live’ meekijken zijn afkomstig van het Egyptische nummer eindigend op * [nummer] waaraan verdachte niet kan worden gekoppeld. Dat er verpakkingsmateriaal is gevonden in de locker van de woning van verdachte waarop een klokje met dezelfde uiterlijke kenmerken is te zien als de klok die bij aangeefster is aangetroffen, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Er is geen onderzoek gedaan naar de vraag of het serienummer van de verpakking overeenkomt met de aangetroffen klok. Bovendien was de locker voor iedereen toegankelijk.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Gedeeltelijke bewezenverklaring feit 1 en bewezenverklaring feit 2
Aangeefster heeft in haar aangifte van belaging verklaard over verschillende manieren waarop verdachte in de periode van 31 mei 2023, een dag nadat zij de relatie met hem heeft verbroken, tot en met 6 oktober 2023 direct en indirect contact met haar zou hebben gezocht. Verdachte heeft het merendeel van deze gedragingen ontkend of verklaard dat het contact plaatsvond in het kader van de afwikkeling van hun scheiding.
De rechtbank acht wegens het ontbreken van ondersteunend bewijs niet bewezen dat verdachte de volgende gedragingen heeft verricht.
- Verdachte zou e-mailberichten en Facebook-berichten naar aangeefster hebben gestuurd. Verdachte ontkent dit. Ten aanzien van de Facebook-berichten geldt dat niet kan worden vastgesteld dat aangeefster via Facebook is benaderd, omdat er geen gesprekken zijn overgelegd. Over het e-mailadres [e-mailadres] heeft verdachte verklaard dat hij niet weet of dit van hem is. Vroeger had hij wel een hotmail account, maar hij gebruikt nu al jaren Gmail. Op basis van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte de gebruiker is van het door aangeefster opgegeven e-mailadres.
- Verdachte zou berichten naar familieleden van aangeefster hebben gestuurd. Verdachte ontkent dit en het dossier bevat hiervoor geen bewijs.
- Verdachte zou (meermalen) naar de woning van aangeefster zijn gegaan en hier zijn binnengetreden. Verdachte heeft verklaard dat hij bij het beëindigen van de relatie de sleutel van de woning van aangeefster heeft achtergelaten en dat hij alleen nog enkele keren bij de woning is geweest in verband met (het ophalen van) zijn spullen die in de berging stonden. Deze berging bevindt zich buiten het appartement en heeft een aparte ingang. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte meermalen
inde woning is geweest met het opzet om inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
- Verdachte zou een televisie en kleding van aangeefster dan wel van haar zoon hebben vernield. Verdachte ontkent dit en op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat deze vernielingen hebben plaatsgevonden.
De rechtbank vindt wel bewezen dat verdachte met het telefoonnummer eindigend op * [nummer] Whatsapp-berichten naar aangeefster heeft gestuurd (feit 1) en een camera in de woonkamer van aangeefster heeft geïnstalleerd en hiermee video-opnames heeft gemaakt (feit 1 en 2). Hiertoe wordt als volgt overwogen.
Verdachte heeft erkend dat hij tijdelijk gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer eindigend op * [nummer] en dat hij hiermee contact heeft gehad met aangeefster. Zij had zijn oorspronkelijke nummer eindigend op * [nummer] namelijk geblokkeerd, waardoor verdachte met een ander nummer contact heeft opgenomen. In het dossier bevinden zich door aangeefster overlegde screenshots van Arabische berichten, die voor het merendeel afkomstig zijn van het nummer eindigend op * [nummer] . Deze screenshots zijn vertaald. Hoewel de vertaalde berichten een selectie betreffen en de (tegen)berichten van aangeefster ontbreken, past de inhoud bij de context van het beëindigen van de relatie tussen aangeefster en verdachte en hetgeen zij hierover hebben verklaard. Ter zitting heeft verdachte bevestigd dat hij zich gekwetst voelde omdat aangeefster volgens hem niet eerlijk was over de reden waarom zij terugging naar haar ex-partner, namelijk vanwege haar kinderen.
Op basis van de verklaring van verdachte en de inhoud van de vertaalde berichten is de rechtbank van oordeel dat kan worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker is geweest van het telefoonnummer eindigend op * [nummer] en dat hij, nadat aangeefster zijn vorige nummer al had geblokkeerd, berichten met een intimiderende inhoud naar aangeefster heeft gestuurd. Hierdoor zag aangeefster zich genoodzaakt om ook dit nummer te blokkeren. Voor wat betreft de periode merkt de rechtbank op dat de screenshots niet zijn gedateerd. Uit onderzoek naar de telefoon van aangeefster volgt dat zij vanaf 21 juni 2023 berichten en gemiste oproepen heeft ontvangen van het nummer eindigend op * [nummer] . Op 28 augustus 2023 heeft aangeefster het nummer geblokkeerd. De rechtbank gaat daarom voor de te bewezen verklaren periode dan ook uit van 21 juni 2023 tot en met 28 augustus 2023.
Aangeefster heeft verklaard dat zij door de berichten die verdachte naar haar stuurde het idee kreeg dat zij in de gaten werd gehouden, omdat verdachte op bepaalde momenten wist wat zij aan het doen was of wat haar dochters aan hadden. Verdachte refereert in zijn berichten gericht aan aangeefster herhaaldelijk aan het feit dat hij video’s heeft van haar en van haar dochters waarop te zien is dat zij geen bedekkende kleding dragen, en hij dreigt ermee om die video’s te openbaren. Bij de doorzoeking van de woning van aangeefster, waar zij samenwoont met getuige [getuige] , is in de woonkamer een klokje met daarin een camera aangetroffen. Het voorfrontje van het klokje was vastgeplakt met plakband. Getuige [getuige] heeft op 6 oktober 2023 verklaard dat zij het klokje drie weken daarvóór van verdachte heeft teruggekregen. Een week eerder had de kat het klokje laten vallen waardoor het kapot was gegaan. Verdachte kwam toen langs en heeft het klokje gemaakt en weer teruggeplaatst. De camera van het klokje staat gericht op de zithoek van de woonkamer van aangeefster. De beelden die zijn gemaakt met het klokje zijn geanalyseerd. Er zijn beelden aangetroffen van 5 oktober en 6 oktober 2023, deze laatste datum is de dag waarop het klokje is ontdekt. Op de beelden is getuige [getuige] te zien en een vrouw met hoofdbedekking. In de locker van de woning van verdachte ( [adres] ) is een verpakking gevonden met daarop een de afbeelding van een klok. Deze klok heeft dezelfde uiterlijke kenkerken als de klok die in de woonkamer van aangeefster is aangetroffen. Verdachte heeft ontkend dat hij de camera heeft geplaatst en daarmee video-opnames heeft vervaardigd. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij meerdere kamergenoten heeft en dat wellicht iemand anders de camera heeft gekocht en de verpakking in zijn locker heeft neergelegd. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij een vriend heeft geholpen om een vergelijkbare klok met camera te installeren. Die vriend was de taal van de handleiding niet machtig, waardoor hij het doosje met de handleiding aan verdachte heeft gegeven. Gelet op de wisselende verklaringen van verdachte, de concrete verklaring van getuige [getuige] over de gang van zaken en het aantreffen van de lege verpakking in de locker van de woning van verdachte van een soortgelijke klok als die bij aangeefster is aangetroffen, acht de rechtbank bewezen dat het verdachte is die de klok met camera in de woning van aangeefster heeft geïnstalleerd en daarmee video-opnames heeft gemaakt. De rechtbank overweegt hiertoe dat hoewel er enkel opnames van 5 en 6 oktober 2023 zijn gevonden dit niet betekent dat er enkel op die momenten cameraopnames zijn gemaakt. In de camera zat een SD kaart, die kan worden overschreven. Daarbij is door de politie vastgesteld dat het klokje via WIFI met internet kan worden verbonden, zodat beelden kunnen worden doorgestuurd. Dat er eerder opnamen zijn gemaakt volgt uit de berichten die verdachte naar aangeefster heeft gestuurd over wat zij op bepaalde momenten aan het doen was, zonder dat verdachte dat kon weten.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 21 juni 2023 tot en met 6 oktober 2023 te Amsterdam wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde partij] , door in voornoemde periode
- Whatsapp-berichten naar voornoemde [benadeelde partij] te sturen en
- een camera in de woonkamer van voornoemde [benadeelde partij] te installeren en hiermee video-opnames te maken en voornoemde [benadeelde partij] berichten te sturen waarin hetgeen dat is opgenomen wordt beschreven, met het oogmerk die [benadeelde partij] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen;
2.
in de periode van 11 september 2023 tot en met 6 oktober 2023 te Amsterdam gebruik makende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt opzettelijk en wederrechtelijk van [benadeelde partij] aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten de woning van voornoemde [benadeelde partij] afbeeldingen heeft vervaardigd.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar

7.Motivering van de straffen en maatregel

7.1.
Strafeis van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een taakstraf voor de duur van 200 uren (te vervangen door 100 dagen hechtenis) en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaren zal worden opgelegd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (WvSr) op te leggen inhoudende een contactverbod met [benadeelde partij] voor de duur van twee jaren, met toepassing van vervangende hechtenis voor de duur van drie dagen voor iedere keer dat de verdachte zich niet aan de maatregel houdt (met een maximum van zes maanden), en ook deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Gelet op het belang van [benadeelde partij] om haar nieuwe adres geheim te houden, wordt niet tevens een locatieverbod gevorderd.
7.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij een bewezenverklaring rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij is een first offender. Verdachte is acht jaar geleden als politiek vluchteling vanuit Egypte naar Nederland gekomen en is op dit moment in afwachting van een beslissing omtrent zijn verblijfsvergunning. Tot slot is verdachte reeds een jaar uit voorlopige hechtenis geschorst en heeft hij zich gehouden aan de voorwaarden, waaronder het contactverbod.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
7.3.1.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer drie maanden schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner, nadat zij hun relatie had beëindigd. De belaging bestond uit het sturen van een grote hoeveelheid Whatsapp-berichten met een intimiderende inhoud en het installeren van een camera in de woning van zijn ex-partner. Hiermee heeft hij heimelijk video-opnames gemaakt. Daardoor heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en haar gevoel van veiligheid. Juist in de eigen woning moet men zich veilig kunnen voelen en erop kunnen vertrouwen dat men niet wordt bespied.
7.3.2.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 3 oktober 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 22 juli 2024, opgemaakt door mevrouw T. Clarke, reclasseringswerker. Hieruit blijkt - zakelijk weergegeven - dat gelet op de ontkennende houding van verdachte het risico op recidive onvoldoende kan worden ingeschat. Voor zover bekend heeft verdachte zich wel gehouden aan het contactverbod dat hem in oktober 2023 werd opgelegd bij een schorsing. Verdachte is in Nederland als politiek vluchteling. Hij zou in Egypte actief zijn geweest tegen het huidige regime. De persoonlijke omstandigheden van verdachte in Nederland zijn, voor zover dit kan worden ingeschat, stabiel. Er komen geen indicaties naar voren voor interventies of toezicht. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden. Wel dient aan verdachte een contact- en locatieverbod te worden opgelegd.
7.3.3.
Straffen en maatregel
Bij het bepalen van de op te leggen straffen beoogt de rechtbank recht te doen aan de ernst van de feiten en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, rekening houdend met wat in soortgelijke zaken wordt opgelegd. De rechtbank ziet gelet op het feit dat zij tot een beperktere bewezenverklaring is gekomen ten aanzien van de belaging aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis, passend en geboden is. Daarnaast zal aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden worden opgelegd. Verdachte wordt dan ook via die weg met zijn handelen geconfronteerd. Gaat hij opnieuw in de fout, dan dient hij er ernstig rekening mee te houden dat dit ertoe kan leiden dat hij naar de gevangenis moet.
Vrijheidsbeperkende maatregel en dadelijke uitvoerbaarheid (artikel 38v WvSr)
Daarnaast ziet de rechtbank ter beveiliging van [benadeelde partij] aanleiding om op grond van artikel 38v WvSr een vrijheidsbeperkende maatregel aan de verdachte op te leggen, inhoudende een contactverbod met [benadeelde partij] voor de duur van 5 jaar. Voor iedere keer dat verdachte deze maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden opgelegd voor de duur van zeven dagen, met een maximum van zes maanden. De rechtbank zal de maatregel van artikel 38v WvSr dadelijk uitvoerbaar verklaren, nu er - gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de persoon van de verdachte - ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend zal gedragen jegens [benadeelde partij] .

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen inbeslaggenomen en niet teruggegeven:
STK Videocamera (G6405420);
1 STK Videocamera (G6405522);
1 STK Videorecorder (G6405521);
1 STK Simkaart (G6405523);
1 STK Zwart plastic doos met simkaart (G6420884).
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder nummer 1 tot en met 3 onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd moeten verklaard, omdat het bewezenverklaarde daarmee is begaan.
Teruggave
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de inbeslaggenomen simkaart (nummer 4), omdat onduidelijk is wat er op de simkaart staat en niet is komen vast te staan dat het bewezenverklaarde ermee is begaan.
Bewaren rechthebbende
De rechtbank kan niet vaststellen dat het onder nummer 5 inbeslaggenomen voorwerp aan verdachte toebehoort. Ook is niet vast te stellen dat de eigenaar bekend was dat deze bij het strafbare feit zou worden gebruikt. Om die reden kan het voorwerp niet verbeurd worden verklaard en moet dit worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

9.Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert betaling van € 5.000,- aan vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtsreeks immateriële schade is toegebracht. Daarom heeft de benadeelde partij, op grond van artikel 6:106, eerste lid en onder b van het Burgerlijk Wetboek, recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van deze schade. Op grond van de aard van de misdrijven en de onderbouwing van de geleden immateriële schade kan de rechtbank naar objectieve maatstaven vaststellen dat sprake is van geestelijk letsel. Hieruit blijkt dat de benadeelde partij ten gevolge van het bewezenverklaarde last heeft van angst- en stemmingsklachten.
De hoogte van de gevorderde immateriële schade is ter zitting betwist. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 5.000,-, rekening houdend met vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, te hoog en acht een vergoeding van € 1.500,- aan immateriële schade redelijk. De vordering zal dan ook worden toegewezen tot dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 oktober 2023. De benadeelde partij wordt voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 57, 139f en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
belaging;
ten aanzien van feit 2
gebruik maken van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding vervaardigen, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Straffen
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
160 (honderdzestig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
80 (tachtig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden, waarbij een dag voorarrest gelijk staat aan 2 uur taakstraf.
Veroordeelt verdachte daarnaast tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat deze straf
nietten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Maatregel
Legt aan de veroordeelde op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidinhoudende een contactverbod voor de duur van
vijf jaren.
Dit contactverbod houdt in dat de veroordeelde op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde partij] (geboren [geboortedatum] ).
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 7 (zeven) dagen voor ieder keer dat niet aan deze maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft.
Beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
Beslag
Verklaart verbeurdde volgende voorwerpen:
STK Videocamera (G6405420);
1 STK Videocamera (G6405522);
1 STK Videorecorder (G6405521);
Gelast de teruggaveaan [verdachte] van:
1 STK Simkaart (G6405523);
Gelast de bewaringten behoeve van de rechthebbende van:
1 STK Zwart plastic doos met simkaart (G6420884).
Vordering tot schadevergoeding
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toe tot een bedrag van € 1.500,- (zegge vijftienhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (6 oktober 2023) tot aan de dag van voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 1.500,- (zegge vijftienhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (6 oktober 2023) tot aan de dag van voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 25 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Grüschke, voorzitter,
mrs. K.A. Brunner en M. Nieuwenhuijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.L. Köhler, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 november 2024.