ECLI:NL:RBAMS:2024:7288

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
11305956 EA VERZ 24-857
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en verzoek tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en Decor Wonen Amsterdam B.V. [verzoeker] had op 12 september 2024 een verzoek ingediend tot vernietiging van de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst, die op 14 juli 2024 was gegeven. Decor Wonen had het ontslag op staande voet ingeroepen na een incident op de werkvloer waarbij een woordenwisseling tussen [verzoeker] en een collega was geëscaleerd. De kantonrechter heeft de zaak mondeling behandeld op 7 november 2024, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het proeftijdbeding in de arbeidsovereenkomst nietig was, omdat de proeftijd langer was dan wettelijk toegestaan. Dit betekende dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was. Echter, de kantonrechter oordeelde dat er wel degelijk een dringende reden was voor het ontslag, gezien het gedrag van [verzoeker] op de werkvloer. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht was gegeven, en heeft alle verzoeken van [verzoeker] afgewezen. Decor Wonen's tegenverzoek tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding werd eveneens afgewezen, omdat niet was aangetoond dat [verzoeker] opzet of schuld had aan het incident. Uiteindelijk werd [verzoeker] veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht – team kanton
zaaknummer: 11305956 EA VERZ 24-857
beschikking van: 28 november 2024
func.: 25.245

Beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[verzoeker]

wonende te [woonplaats]
verzoeker
nader te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. A. Kloet (ARAG)
t e g e n

de besloten vennootschap Decor Wonen Amsterdam B.V.

gevestigd te Amsterdam
verweerster
nader te noemen: Decor Wonen
gemachtigden: mr. E. van Es en mr. M. Mets

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[verzoeker] heeft op 12 september 2024 een verzoek, met producties, ingediend dat strekt tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst, met nevenverzoeken. Subsidiair heeft [verzoeker] verzocht hem ten laste van Decor Wonen een billijke vergoeding toe te kennen, ook met nevenverzoeken. [verzoeker] heeft daarnaast een verzoek gedaan om op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een voorlopige voorziening te treffen.
Bij het verweer heeft Decor Wonen voorwaardelijk, voor zover de arbeidsovereenkomst nog voortduurt, verzocht deze te ontbinden, alsmede voor recht te verklaren dat Decor Wonen geen transitievergoeding aan [verzoeker] verschuldigd is.
Het verzoek is mondeling behandeld op 7 november 2024. [verzoeker] is verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Namens Decor Wonen is verschenen [naam 1] (Rayon manager), eveneens vergezeld door de gemachtigden.
Partijen hebben hun standpunt aan de hand van een pleitnota toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De zitting is vervolgens geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen om in onderling overleg tot een minnelijke regeling te komen, hetgeen geen resultaat heeft opgeleverd. Daarna hebben beide partijen nog een afrondende nadere reactie mogen geven. Pas op dat moment heeft [verzoeker] alsnog gesteld te berusten in de beëindiging van het dienstverband en zijn verzoeken en vorderingen te beperken tot het toekennen van diverse vergoedingen. Gelet op het feit dat de mondelinge behandeling inmiddels zo goed als ten einde was, is deze wijziging niet meer toegestaan.
Beschikking is bepaald op heden.

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] 1985, is per 1 juni 2024 voor de bepaalde tijd van 7 maanden in dienst getreden van Decor Wonen in de functie van Verkoop-medewerker. Het salaris bedraagt € 2.278,08 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten, bij een werkweek van 37 uur.
1.2.
In de arbeidsovereenkomst is een proeftijd van twee maanden opgenomen.
1.3.
Op 13 juli 2024 is tussen [verzoeker] en zijn collega [naam 2] (hierna: [naam 2] ), die circa 8 jaar in dienst is bij Decor Wonen, een woordenwisseling ontstaan. Later die dag heeft [verzoeker] aan zijn manager [naam 3] (hierna: [naam 3] ) via WhatsApp bericht:
“Mij uitmaken (…) is laat ze moeder zien wie een hond is. Op de Koran ik sla m de ziekenhuis in”.Daarop heeft [naam 3] geantwoord:
“Morgen kunnen we met z’n drieën uitpraten als je wil”,
waarop [verzoeker] liet weten:
“Wat valt er te praten”.
1.4.
Op 14 juli 2024 is bij binnenkomst in de winkel van Decor Wonen de situatie tussen [verzoeker] en [naam 2] geëscaleerd. Vervolgens heeft [naam 3] [verzoeker] per direct ontslagen.
1.5.
Bij WhatsApp bericht van 14 juli 2024 heeft Regiomanager [naam 1] [verzoeker] het volgende bericht:
“Zojuist heb ik het nieuws meegekregen, wat er zich heeft afgespeeld tussen jou en [naam 2] . Ongeacht bij wie de schuldvraag ligt in zo een situatie. Kan dit nooit en te nimmer getolereerd worden op de werkvloer.Ik sta dan ook pal achter de beslissing van [naam 3] . De sanctie hierop voor iemand die in zijn proeftijd zit is ontslag op staande voet!Wat betreft [naam 2] die krijgt zijn laatste officiële waarschuwing.Ondanks dat ik met vakantie ben, typ ik dit bericht. Je ontvangt een mail van me 1 dezer dagen met de beëindiging. (…)”.
1.6.
Bij e-mail van 23 juli 2024 heeft [naam 1] laten weten:
“(…) Na zorgvuldig overleg moet ik je helaas meedelen dat we hebben besloten om je arbeidsovereenkomst te beëindigen binnen de proeftijd, met ingang van 14-07-2024. Deze beslissing is genomen op basis van het incident wat zich heeft voorgedaan, namelijk ruzie op de werkplek wat bijna heeft geleid tot een vechtpartij. Dit kan en zal nooit getolereerd worden”.
1.7.
Bij brief van zijn gemachtigde van 30 juli 2024 heeft [verzoeker] geprotesteerd tegen de opzegging.
1.8.
[verzoeker] heeft (in elk geval) per 1 december 2024 een baan gevonden.

Verzoek en verweer op het verzoek

2. [verzoeker] heeft verzocht – samengevat – de opzegging te vernietigen, hem binnen 48 uur toegang te verlenen tot de werkplek en hem in staat te stellen zijn werkzaamheden te verrichten, op straffe van een dwangsom. Daarbij dient Decor Wonen te worden veroordeeld tot het doorbetaling van het loon, vermeerderd met de wettelijke verhoging en rente en buitengerechtelijke incassokosten. Ook verzoekt [verzoeker] afgifte van netto/bruto specificaties, op straffe van een dwangsom.
Subsidiair verzoekt [verzoeker] een aantal vergoedingen. Meer subsidiair verzoekt [verzoeker] een transitievergoeding en de buitengerechtelijke kosten, met rente en onder afgifte van salarisspecificaties, alles onder veroordeling van Decor Wonen in de proceskosten.
3. Aan zijn verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet en dat dit ontslag ook niet onverwijld is gegeven. Daarnaast is sprake van een nietig proeftijdbeding, zodat er ook geen proeftijd-ontslag kon worden gegeven.
4. Decor Wonen verweert zich tegen het verzoek. Dit verweer zal – voor zover van
belang – bij de beoordeling aan de orde komen.

(Voorwaardelijk) tegenverzoek en verweer

5. Bij wijze van zelfstandig tegenverzoek verzoekt Decor Wonen veroordeling van [verzoeker] tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding van € 3.565,69 bruto exclusief 8% vakantiegeld danwel verrekening tot dit bedrag toe te staan, alsmede veroordeling van [verzoeker] tot betaling van de door Decor Wonen gemaakte advocaatkosten ad € 6.041,52 inclusief btw. Alles met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van de procedure.
6. Decor Wonen verzoekt voorwaardelijk, voor het geval het verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van de opzegging van 14 juli 2024 zal worden toegewezen, om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1 sub a jo. 7:669 lid 3 sub e, g of i BW.
7. [verzoeker] verzet zich tegen toewijzing van het door Decor Wonen ingediende voorwaardelijke verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en de veroordeling tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding. Verder verweer zal – voor zover van belang – bij de beoordeling aan de orde komen.

Beoordeling

Verzoeken van [verzoeker]

8. Gelet op het (primaire) verzoek van [verzoeker] dient de kantonrechter allereerst te beoordelen of sprake is van een rechtsgeldig beëindigen van de arbeidsovereenkomst, door een proeftijdontslag dan wel een rechtsgeldig ontslag op staande voet.

Proeftijd

9. Bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd korter dan twee jaar mag op grond van artikel 7:652 lid 4 sub a BW slechts een proeftijd van een maand worden bedongen. Hiervan mag alleen bij cao worden afgeweken. Uit de arbeidsovereenkomst blijkt niet dat en welke cao op de arbeidsovereenkomst van toepassing is verklaard of anderszins van toepassing zou zijn. [verzoeker] betwist dat bij het aangaan van de arbeidsovereen-komst met hem is besproken dat de Cao Retail Non-food – waarop Decor Wonen zich beroept en waarin is opgenomen dat mag worden afgeweken van artikel 7:652 BW – van toepassing zou zijn, terwijl die cao op het moment van aangaan van de overeenkomst niet algemeen verbindend was verklaard. Dat partijen zich verbonden hebben aan deze cao is, bij gebreke van een voldoende onderbouwing zijdens Decor Wonen, niet komen vast te staan.
10. De conclusie is dat het proeftijdbeding nietig is en opzegging van de arbeidsovereen-komst op die grond dus niet rechtsgeldig heeft kunnen plaatsvinden.

Ontslag op staande voet

11. Dan is aan de orde of Decor Wonen [verzoeker] rechtsgeldig op staande voet heeft ontslagen. Daartoe dient te worden beoordeeld of de aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegde reden als een dringende reden kwalificeert als bedoeld in artikel 7:677 BW en of er onverwijld is opgezegd.
11. [verzoeker] heeft zich in de eerste plaats op het standpunt gesteld dat de dringende reden voor ontslag hem niet onverwijld is meegedeeld, maar pas op 23 juli 2024. De kantonrechter deelt dit standpunt niet. Decor Wonen heeft verklaard dat [naam 3] [verzoeker] direct na het incident op 14 juli 2024 heeft ontslagen en daarbij heeft toegelicht waarom dit was. Zelfs indien [naam 3] de dringende reden niet expliciet zou hebben meegedeeld, moet voor [verzoeker] overduidelijk zijn geweest dat hij werd weggestuurd vanwege het incident met [naam 2] . Vervolgens heeft [naam 1] dit bevestigd in zijn WhatsApp-bericht van dezelfde datum.
11. Dat bedoeld zou zijn [verzoeker] te ontslaan (louter) met een beroep op de proeftijd wordt evenmin gevolgd. Immers [naam 1] spreekt in het WhatsApp-bericht van dezelfde dag van “ontslag op staande voet”. Daarmee is voldoende duidelijk dat sprake is geweest van een ontslag op staande voet, welk het ontslag onverwijld is gegeven en waarvan de dringende reden onverwijld is meegedeeld. Of Decor Wonen op dat moment (ten onrechte) nog meende dat een geldig proeftijdontslag mogelijk was, maakt dus niet uit.
11. Dan rijst de vraag of sprake is van een dringende reden. Vast staat dat tussen [verzoeker] en [naam 2] ruzie is ontstaan, die op 14 juli 2024 is geëscaleerd. Er is daarbij door één van beiden met een stoel gegooid in bijzijn van klanten. Wie er is begonnen, is nog wel in geschil. Volgens [verzoeker] is hij die dag door [naam 2] fysiek aangevallen/geïntimideerd. Volgens Decor Wonen is het juist andersom en werd [naam 2] belaagd door [verzoeker] . De lezing van Decor Wonen wordt ondersteund door de verklaringen van [naam 2] en de leidinggevende [naam 3] , die bij het incident aanwezig was. Ook de eerdere WhatsApp-berichten van [verzoeker] wijzen in die richting. Decor Wonen heeft overigens tegen beide medewerkers maatregelen genomen: de nog jonge arbeidsovereenkomst met [verzoeker] is opgezegd, terwijl [naam 2] , die al acht jaar in dienst is, een officiële waarschuwing heeft gekregen.
11. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de door Decor Wonen genomen maatregelen terecht. Los van de vraag [verzoeker] werd uitgelokt door [naam 2] en wie van beiden de ruzie is begonnen, wordt vastgesteld dat een openlijke ruzie, zelfs met het gooien van een stoel in een winkel in aanwezigheid van klanten, onacceptabel is. Dat Decor Wonen ervoor heeft gekozen om [verzoeker] , die pas 1,5 maand in dienst was, op staande voet te ontslaan en [naam 2] een laatste waarschuwing te geven, is vanwege het verschil in de duur van het dienstverband niet onbegrijpelijk. Daar komt nog bij dat [verzoeker] zich de dag vóór het incident al op onacceptabele wijze agressief had uitgelaten in het onder 1.3 geciteerde WhatsAppbericht.
11. De conclusie is dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven, zodat het verzoek tot vernietiging van de opzegging moet worden afgewezen. Daarmee komt de kantonrechter niet toe aan de door [verzoeker] (meer/subsidiair) gevraagde vergoedingen. Aangezien [verzoeker] verwijtbaar reden heeft gegeven voor het ontslag op staande voet, is er geen reden om [verzoeker] een transitievergoeding toe te kennen, zoals de kantonrechter zijn meer subsidiaire verzoek opvat. Dat nevenverzoek zal worden afgewezen, met de aanhangende verzoeken/vorderingen als buitengerechtelijke kosten en de salarisspecificatie.

Voorlopige voorziening

17. De conclusie is dat alle verzoeken van [verzoeker] , inclusief het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, zullen worden afgewezen.

Tegenverzoeken van Decor Wonen

18. Decor Wonen heeft als zelfstandig tegenverzoek de gefixeerde schadevergoeding van artikel7:677 lid 2 BW gevorderd, voorwaardelijke ontbinding en vergoeding van de werkelijke advocaatkosten en de proceskosten.

Gefixeerde schadevergoeding

19. Op grond van artikel 7:677 lid 2 BW kan in het kader van een ontslag op staande voet een vergoeding worden toegewezen indien de partij die door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, indien de wederpartij van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Hoewel hierboven is geoordeeld dat er een dringende reden was voor Decor Wonen om [verzoeker] op staande voet te ontslaan, is niet komen vast te staan dat [verzoeker] met de stoel heeft gegooid of is begonnen met de ruzie. Daarmee is niet gebleken dat ook sprake is van opzet of schuld aan de zijde van [verzoeker] , terwijl de forse gefixeerde schadevergoeding, afgezet tegen het door [verzoeker] in totaal ontvangen salaris, de kantonrechter onredelijk voorkomt. Dit tegenverzoek wordt daarom afgewezen.

Voorwaardelijk ontbindingsverzoek

20. Aangezien de opzegging in stand blijft, behoeft het voorwaardelijk ingediende ontbindingsverzoek van Decor Wonen geen bespreking.

Advocaatkosten

21. Het verzoek van Decor Wonen tot toekenning van advocaatkosten is evenmin toewijsbaar. Niet is gebleken dat sprake is van omstandigheden, die toewijzing rechtvaardigen. [verzoeker] heeft het recht om zijn ontslag aan de rechter voor te leggen; dat in zichzelf is geen misbruik van recht.
Beide verzoeken
22. Bij deze uitkomst zal [verzoeker] als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden belast met de proceskosten.

BESLISSING

De kantonrechter:

Op de verzoeken van [verzoeker]

wijst alle verzoeken af;

Op de verzoeken van Decor Wonen

wijst alle verzoeken af;

Op beide verzoeken

veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Decor Wonen begroot op € 543,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [verzoeker] in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op € 68,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en op 28 november 2024 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter