ECLI:NL:RBAMS:2024:7285

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
004557-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in vordering tot gijzeling na toewijzing verzoek tot kwijtschelding betalingsverplichting

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 5 november 2024 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot gijzeling van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1966 en zonder bekende vaste woon- of verblijfsplaats in Nederland, had een ontnemingsmaatregel opgelegd gekregen door het gerechtshof Amsterdam op 14 november 2002, waarbij hij verplicht werd € 125.000,- aan de Staat te betalen. Op 20 februari 2024 bedroeg het openstaande saldo nog € 110.248,94. De officier van justitie diende op 20 februari 2024 een vordering in voor een machtiging tot gijzeling voor de duur van 956 dagen. Echter, de veroordeelde was niet op de zitting verschenen, hoewel hij rechtsgeldig was opgeroepen.

De raadsman van de veroordeelde had op 15 oktober 2024 een verzoekschrift ingediend tot kwijtschelding of vermindering van de betalingsverplichting, dat gelijktijdig met de vordering tot gijzeling op 22 oktober 2024 werd behandeld. De rechtbank heeft op 5 november 2024 in het verzoekschrift tot kwijtschelding geoordeeld dat de betalingsverplichting op nihil wordt gesteld. Hierdoor had de officier van justitie geen belang meer bij de vordering tot gijzeling. De rechtbank heeft de officier van justitie dan ook niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.

De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de rechters van de meervoudige strafkamer.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
Raadkamernummer: 004557-24
Datum: 5 november 2024
Beslissing van de meervoudige strafkamer op de vordering van de officier van justitie
op grond van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van:

[veroordeelde],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
zonder bekende vaste woon- of verblijfsplaats in Nederland,
hierna te noemen: de veroordeelde.

Feiten

Het gerechtshof Amsterdam heeft aan de veroordeelde bij arrest van 14 november 2002 een ontnemingsmaatregel opgelegd, inhoudende de verplichting tot betaling aan de Staat van
€ 125.000,-. De maximale duur van de gijzeling is niet bepaald in het arrest. Deze ontnemingsmaatregel is onherroepelijk geworden.
Het openstaande saldo bedroeg op 20 februari 2024 € 110.248,94.

Procedure

De vordering is op 20 februari 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 22 oktober 2024 de vordering ter terechtzitting behandeld.
De rechtbank heeft de gemachtigde advocaat van de veroordeelde, mr. H. Brentjes (waarnemend voor mr. N. Van Schaik), en de officier van justitie, mr. S.W.M. van der Linde, op zitting gehoord. De veroordeelde is, hoewel daartoe rechtsgeldig opgeroepen, niet op zitting verschenen.
De raadsman van de veroordeelde, mr. N. van Schaik, heeft op 15 oktober 2024 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank tot kwijtschelding of vermindering van de betalingsverplichting op grond van artikel 6:6:26 Sv. Het verzoekschrift is gelijktijdig behandeld op de openbare terechtzitting van 22 oktober 2024.

Vordering van het openbaar ministerie

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlenen van een machtiging tot toepassing van gijzeling voor de duur van 956 dagen.

Standpunt van de veroordeelde

Namens de veroordeelde is bepleit de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren.

Beoordeling

De rechtbank heeft bij beslissing op het gelijktijdig behandelde verzoekschrift tot kwijtschelding of vermindering van de betalingsverplichting op 5 november 2024 bepaald dat dat verzoek wordt toegewezen en de betalingsverplichting op nihil wordt gesteld. Gelet hierop heeft de officier van justitie geen belang meer bij de vordering tot machtiging gijzeling van de veroordeelde. De rechtbank zal daarom de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

Beslissing

De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.R.J. van Wel, voorzitter,
mrs. A.C.J. Klaver en G. Demmink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.E. Leopold, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2024.