ECLI:NL:RBAMS:2024:7279

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
743722
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging borgtocht en goeder trouw in verbintenissenrechtelijke geschillen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, vorderde New10 B.V. een bedrag van € 75.000 van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op basis van borgstellingen die zij hadden afgegeven voor kredietovereenkomsten. New10, een dochtermaatschappij van ABN AMRO, had eerder kredietovereenkomsten gesloten met STK Cosmetica B.V., waarvoor de gedaagden zich borg hadden gesteld. STK voldeed niet aan haar betalingsverplichtingen, wat leidde tot de vordering van New10. De gedaagden voerden aan dat hun echtgenoten de borgstellingen hadden vernietigd op grond van artikel 1:89 BW, omdat zij getrouwd waren op het moment van de borgstellingen. New10 betwistte echter dat de gedaagden getrouwd waren en stelde dat zij te goeder trouw had gehandeld.

De rechtbank oordeelde dat de echtgenoten van de gedaagden de borgstellingen niet konden vernietigen, omdat New10 te goeder trouw was. De rechtbank baseerde dit oordeel op de verklaringen van de gedaagden bij het aangaan van de borgstellingen, waarin zij stelden niet getrouwd te zijn. De rechtbank concludeerde dat New10 geen reden had om aan deze verklaringen te twijfelen en dat zij niet verplicht was om verder onderzoek te doen naar de huwelijkse staat van de gedaagden. De rechtbank veroordeelde de gedaagden tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De beslissing van de rechtbank benadrukt het belang van goeder trouw in verbintenissenrechtelijke geschillen en de gevolgen van onjuiste verklaringen bij het aangaan van borgstellingen. De rechtbank wees de vordering van New10 toe en legde de kosten van het geding op aan de gedaagden, die in het ongelijk waren gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/743722 / HA ZA 23-1134
Vonnis van 27 november 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
NEW10 B.V.,
te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: New10,
advocaat: mr. D.L.A. van Voskuilen,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [woonplaats 1] ,
gedaagde partij 1,
advocaat: mr. B. Coskun,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,

2.2. [gedaagde 2] ,

te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij 2,
advocaat: mr. U. Özcan,
hierna te noemen: [gedaagde 2] ,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 september 2024 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 7 november 2024 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
New10 is een dochtermaatschappij van ABN AMRO en verstrekt zakelijke kredieten. Het aanvraagproces van New10 voor nieuwe kredieten is volledig online. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn ondernemers die indirect de aandelen van STK Cosmetica B.V. (hierna: STK) hielden. STK exploiteerde een detailhandel in cosmeticaproducten.
2.2.
New10 en STK hebben op 17 mei 2022 en 2 september 2022 een kredietovereenkomst voor € 200.000 en een leningsovereenkomst voor € 100.000 gesloten. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben zich daarbij voor € 50.000 en € 25.000 borg gesteld.
2.3.
STK heeft niet aan haar betalingsverplichtingen uit de kredietovereenkomst en de leningsovereenkomst voldaan. New10 heeft op 24 juni 2023 het op dat moment uitstaande bedrag van € 296.554,79 voor beide leningen bij STK opgeëist. Diezelfde dag heeft New10 de borgtocht van in totaal € 75.000 van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gevorderd. Vervolgens heeft New10 conservatoir beslag gelegd op de onroerende zaken van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .

3.Het geschil

3.1.
New10 vordert na eiswijziging – samengevat – [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen € 75.000 aan New10 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2023, met veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de kosten van dit geding en de beslagkosten.
3.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer. Volgens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] waren zij beiden getrouwd op het moment dat zij de borgstellingen aangingen en hebben hun echtgenotes de borgstellingen op grond van artikel 1:89 lid 1 BW vernietigd. New10 betwist dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] getrouwd waren. Daarnaast voert New10 onder meer aan als verweer tegen de vernietiging dat de echtgenoten de borgstellingen op grond van artikel 1:89 lid 2 BW niet konden vernietigen omdat New10 te goeder trouw was.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter beoordeling staat of de echtgenoten van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de borgstellingen konden vernietigen. Indien dat namelijk niet het geval is moeten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] € 75.000 aan New10 betalen. De rechtbank oordeelt dat de echtgenoten van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de borgstellingen niet konden vernietigen omdat New10 te goeder trouw is geweest. Hiervoor is het volgende van belang.
4.2.
Uit artikel 1:89 lid 2 BW volgt dat de echtgenoten van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de borgstellingen niet kunnen vernietigen als New10 te goeder trouw is geweest. Of New10 te goeder trouw was moet worden beoordeeld aan de hand van de vereisten van artikel 3:11 BW. Hieruit volgt dat New10 niet te goeder trouw kan zijn als zij de feiten behoorde te kennen. Dit impliceert een zekere onderzoeksplicht voor New10. Wanneer New10 goede reden had om te twijfelen kan zij niet als te goeder trouw worden aangemerkt, ook niet als zij geen eigen onderzoek kon doen.
4.3.
New10 heeft aangevoerd dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bij het aangaan van de borgstellingen zelf hebben verklaard dat zij niet getrouwd waren. Dit blijkt uit een uittreksel van de administratie van New10 waarin staat dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet getrouwd waren. New10 heeft dit onderbouwd met een afschrift van een online aanvraagformulier waaruit blijkt dat de aanvrager van de lening moet invullen of hij getrouwd is. Volgens New10 kan deze vraag niet worden overgeslagen en moeten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hier dus hebben ingevuld dat zij niet getrouwd waren. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben dit onvoldoende weerlegd. De rechtbank moet er daarom van uitgaan dat zij inderdaad hebben ingevuld dat zij niet getrouwd waren. De rechtbank moet er daarbij ook van uitgaan dat als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hier wel hadden ingevuld dat zij getrouwd waren, zij vervolgens de gegevens van hun echtgenoten hadden moeten invullen. In dat geval hadden de borgstellingen ook door hun echtgenoten ondertekend moeten worden. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben door aan te geven dat zij niet getrouwd waren New10 dus de mogelijkheid ontnomen de toestemming van hun echtgenoten voor de borgstellingen te vragen.
4.4.
Verder oordeelt de rechtbank dat New 10 ook niet behoorde te weten dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] getrouwd waren en dat de goedkeuringen van hun echtgenoten vereist waren. New 10 kon dit namelijk niet zelf in het huwelijksgoederenregister opzoeken, omdat dit alleen mogelijk was geweest als zij over de achternaam van beide partners en de datum van het huwelijk beschikte. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hadden deze gegevens juist niet aan New10 verstrekt. Ook kon New10 niet zomaar afschriften van de huwelijksaktes van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bij de burgerlijke stand opvragen. New10 zou hiervoor namelijk moeten weten in welke gemeenten de huwelijken waren voltrokken en zou hier een gerechtvaardigd belang voor moeten kunnen aantonen. Bovendien kan niet van New10 verwacht worden dat zij dit zou doen omdat zij mocht afgaan op de verklaringen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . [gedaagde 1] heeft nog naar voren gebracht dat hij en zijn echtgenoot een gezamenlijke en / of rekening bij ABN AMRO hadden. New10 had als dochtermaatschappij van ABN AMRO op basis van de op haar rustende zorgplicht zelf moeten vaststellen dat zij getrouwd waren. New10 heeft echter onbetwist aangevoerd dat zij als losstaande dochter van ABN AMRO met eigen systemen geen toegang kon en mocht hebben tot de banksystemen van ABN AMRO. De rechtbank gaat dus aan dit verweer voorbij.
4.5.
Ten slotte oordeelt de rechtbank dat New10 ook geen reden had om aan de mededelingen van New10 te twijfelen. Uit het uittreksel van de administratie van New10 blijkt namelijk dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zes keer eerder een lening bij New10 hebben aangevraagd en daarbij consequent hebben aangegeven dat zij niet getrouwd waren.
Conclusie
4.6.
Aangezien New10 te goeder trouw is geweest konden de echtgenoten van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de borgstellingen op grond van artikel 1:89 lid 2 BW niet vernietigen en blijven deze van kracht. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden reeds hierom veroordeeld € 75.000 aan New10 te betalen. Tegen de gevorderde hoofdelijkheid van de veroordeling is geen verweer gevoerd.
Wettelijke rente, beslagkosten, proceskosten en hoofdelijke veroordeling
4.7.
De wettelijke rente wordt toegewezen zoals gevorderd, namelijk vanaf 24 juni 2023.
4.8.
New10 vordert [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden vastgesteld op € 388,19 voor kosten deurwaardersexploten, € 676,00 voor griffierecht en € 1.214,00 voor salaris advocaat (1 punt × € 1.214), totaal € 2.278,19.
4.9.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van New10 worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
130,56
- griffierecht
2.161,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × € 1.214)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.897,56
4.10.
Deze veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk € 75.000 aan New10 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, met ingang van 24 juni 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 2.278,19,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten van € 5.504,56, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Versteeg en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2024.