ECLI:NL:RBAMS:2024:7278

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
746237
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake verzet tegen verstekvonnis en bewijs van vaststellingsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 november 2024 een eindvonnis gewezen na een bewijsopdracht. De zaak betreft een verzetprocedure waarin de eisende partij, aangeduid als [eiser], in verzet is gegaan tegen een eerder verstekvonnis van 22 november 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een vaststellingsovereenkomst (VSO) is overeengekomen tussen [eiser] en de gedaagde partij, aangeduid als [gedaagde]. De rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagde] is geslaagd in het leveren van bewijs dat de VSO daadwerkelijk tot stand is gekomen. Dit bewijs is geleverd door getuigenverklaringen, waaronder die van [getuige], die betrokken was bij de onderhandelingen tussen de partijen. De rechtbank heeft de verklaring van [eiser] als onvoldoende betrouwbaar beoordeeld, omdat deze niet onderbouwd was en niet in overeenstemming met andere verklaringen. Gezien het feit dat [gedaagde] het bewijs heeft geleverd, heeft de rechtbank het verzet van [eiser] ongegrond verklaard en het verstekvonnis bekrachtigd. Tevens is [eiser] veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [gedaagde]. De totale proceskosten zijn begroot op € 2.606,00, inclusief wettelijke rente indien deze niet tijdig worden voldaan. De rechtbank heeft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/746237 / HA ZA 24-131
Vonnis van 27 november 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij in verzet,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. Y. Benjamins,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in verzet,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. J.N. Heeringa.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 juli 2024,
- het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 28 oktober 2024;
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij het tussenvonnis van 3 juli 2024 is aan [gedaagde] opgedragen te bewijzen dat [gedaagde] en [eiser] een vaststellingsovereenkomst (hierna: VSO) zijn overeengekomen.
2.2.
Ter voldoening aan deze bewijsopdracht heeft [gedaagde] als getuigen doen horen: [getuige] (hierna: [getuige] ), [eiser] en mr. Heeringa.
2.3.
Op grond van de verklaringen van deze getuigen, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] is geslaagd in het leveren van dit bewijs. Hierna wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot dit oordeel is gekomen.
2.4.
[getuige] heeft verklaard dat hij van maart 2017 tot 31 maart 2024 voor een vennootschap van [gedaagde] heeft gewerkt. Hij heeft namens [gedaagde] de onderhandelingen met [eiser] gevoerd. Volgens [getuige] heeft hij een bespreking met [eiser] gehad waarin hij alles wat in de VSO staat met [eiser] heeft besproken. Aan het einde van dit gesprek heeft [getuige] tegen [eiser] gezegd dat hij deze afspraken in een VSO zou vastleggen. Volgens [getuige] heeft hij vervolgens de VSO opgesteld en deze tijdens een tweede bespreking op het kantoor van [gedaagde] aan [eiser] voorgelegd. [eiser] heeft deze VSO in zijn bijzijn ondertekend.
2.5.
De rechtbank acht deze getuigenverklaring van [getuige] betrouwbaar. [getuige] en mr. Heeringa hebben namelijk verklaard dat [getuige] en [gedaagde] eind maart 2024 op een vervelende manier uit elkaar zijn gegaan en [getuige] daarom geen zin had om in deze zaak als getuige te verklaren. [getuige] heeft er dus geen belang bij om in het voordeel van [gedaagde] te verklaren. De verklaring van [getuige] wordt ook ondersteund door de verklaring van mr. Heeringa. Zij heeft namelijk verklaard dat [eiser] en zijn voormalig advocaat mr. Meijer beiden in een telefoongesprek met haar de vordering van [gedaagde] hebben erkend. [eiser] en mr. Meijer hebben toen zij haar belde om een betalingsregeling af te spreken slechts aangegeven dat er sprake van betalingsonmacht was.
2.6.
De verklaring van [eiser] legt hiertegenover onvoldoende gewicht in de schaal. Bovendien kan aan de op zichzelf staande verklaring van [eiser] op grond van zijn positie als gedaagde partij geen doorslaggevende waarde worden gehecht. [eiser] heeft slechts in algemene bewoordingen verklaard dat hij de VSO niet heeft ondertekend omdat hij zich bedreigd of onder druk gezet voelde door [getuige] . [eiser] heeft in zijn verklaring niet aangegeven en onderbouwd op welke wijze hij dan bedreigd of onder druk zou zijn gezet. Bovendien vind deze verklaring van [eiser] geen steun in de verklaring van [getuige] , die heeft bevestigd dat hij niets heeft gedaan om [eiser] te bedreigen of onder druk te zetten. Verder heeft [eiser] verklaard dat hij niet heeft geprotesteerd toen er conform de afspraak die in de VSO is opgenomen geld op zijn maandelijkse vergoeding werd ingehouden. Ook heeft hij geen duidelijke verklaring gegeven waarom hij hier niet tegen heeft geprotesteerd. Ten slotte heeft [eiser] wisselend verklaard over zijn contact met mr. Heeringa. Het argument van [eiser] dat de handtekening op zijn identiteitskaart uit september 2016 niet lijkt op de handtekening op de VSO doet hier niet aan af. Het zou namelijk kunnen dat hij de VSO alleen met zijn paraaf heeft ondertekend.
Conclusie
2.7.
Aangezien [gedaagde] is geslaagd in het leveren van het bewijs dat [gedaagde] en [eiser] een VSO zijn overeengekomen wordt het verzet van [eiser] ongegrond verklaard en het verstekvonnis van 22 november 2023 bekrachtigd. Dat betekent dat [eiser] de bedragen die in de beslissing van dit verstekvonnis staan aan [gedaagde] moet betalen.
[eiser] moet ook de proceskosten voor de verzetprocedure aan [gedaagde] betalen
2.8.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom ook de proceskosten (inclusief nakosten) van [gedaagde] voor deze verzetprocedure betalen. De proceskosten van [gedaagde] voor deze verzetprocedure worden tot op heden begroot op:
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.606,00
2.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart het verzet ongegrond,
3.2.
bekrachtigt het verstekvonnis van 22 november 2023 met zaaknummer / rolnummer C/13/741185 / HA ZA 23-959,
en, onverminderd de veroordeling in het verstekvonnis,
3.3.
veroordeelt [eiser] in de kosten van de verzetprocedure aan de kant van [gedaagde] , tot op heden begroot op € 2.606,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
3.4.
veroordeelt [eiser] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis zijn voldaan,
3.5.
verklaart deze proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Versteeg en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2024.