ECLI:NL:RBAMS:2024:7260

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
C/13/754945 / FA RK 24-5225
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken voorlopige voorzieningen in echtscheidingsprocedure met betrekking tot gebruik echtelijke woning en alimentatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheidingsprocedure. De vrouw verzocht om uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en om de man te verbieden de woning te betreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd dat het onhoudbaar is om samen in de woning te blijven. De man heeft betwist dat er sprake is van een onhoudbare situatie en heeft aangegeven dat een vertrek van een ouder negatieve gevolgen kan hebben voor de minderjarige kinderen. De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel de situatie verre van ideaal is, de belangenafweging ertoe leidt dat partijen voorlopig onder één dak moeten blijven wonen, zodat de man de tijd krijgt om alternatieve woonruimte te zoeken. De overige verzoeken van de vrouw, waaronder toevertrouwing van de kinderen en alimentatie, zijn eveneens afgewezen, omdat het verzoek tot uitsluitend gebruik van de woning is afgewezen. De beslissing is genomen door mr. J. Kloosterhuis, rechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier mr. C.K. Soeters.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/754945 / FA RK 24-5225 (JK/CS)
Beschikking van 18 oktober 2024 betreffende voorlopige voorzieningen
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. K.R. Lieuw On,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. S. Toughza.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoek van de vrouw, ingekomen op 30 juli 2024;
  • het aanvullend verzoek van de vrouw, ingekomen op 1 oktober 2024;
  • het verweerschrift van de man, tevens houdende zelfstandig verzoek, ingekomen op 1 oktober 2024;
  • de brief met bijlagen van de vrouw van 2 oktober 2024.
1.2.
De zaak is behandeld tijdens de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 4 oktober 2024. Gehoord zijn: partijen met hun advocaten.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd te El Zagazig (Egypte) op 28 april 2010.
2.2.
Partijen hebben tezamen de navolgende minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] (Egypte) op [geboortedatum 1] 2014;
  • [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 2019.

3.Het verzoek, het verweer en het zelfstandig verzoek

3.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat:
zij bij uitsluiting zal zijn gerechtigd tot het gebruik van de echtelijke woning en de zich daarin bevindende inboedel en voorts de man zal worden bevolen de woning (verder) niet meer te betreden, een en ander behoudens uitdrukkelijke toestemming van de vrouw;
de minderjarige kinderen van partijen,
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2], aan haar worden toevertrouwd;
de man met ingang van de datum van indiening van het oorspronkelijke verzoekschrift dan wel met ingang van het gewijzigde verzoek € 735,- per kind per maand zal betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van deze kinderen (te vermeerderen met het bedrag van iedere uitkeringen dien heb op grond van de geldende wetten en/of regelingen ten behoeve van de minderjarigen kan of zal worden verstrekt);
e man met ingang van de datum van indiening van het oorspronkelijke verzoekschrift althans met ingang van het gewijzigde verzoek € 735,- per maand zal betalen als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud
zodra de man beschikt over adequate woonruimte de man de zorg zal hebben over de minderjarigen van vrijdag na school tot zondagmiddag 18:00 uur;
de onder a en b verzochte voorzieningen door de vrouw ten uitvoer kunnen worden gelegd met behulp van de sterke arm van Politie en Justitie;
te bepalen dat de eventuele kosten van tenuitvoerlegging van de hierboven onder c t/m f gevraagde beslissingen voor rekening van de man komen, voor zover deze door hem veroorzaakt worden.
3.2.
De man verweert zich tegen de verzoeken van de vrouw. Voor het geval er voorlopige voorzieningen worden getroffen verweert hij zich tegen de verzoeken van de vrouw sub b t/m g en verzoekt zelfstandig:
- een voorlopige zorgregeling te bepalen waarbij de minderjarigen bij de vrouw verblijven:
- zolang de man geen woning heeft: een volle dag per week;
- zodra de man een eigen woning heeft: een keer per twee weken van vrijdag om 18:00 uur tot zondag om 18:00 uur;
  • indien het verzoek van de vrouw om het voorlopig gebruik van de echtelijke woning wordt toegewezen, te bepalen dat de man een termijn van drie maanden wordt gegund om een alternatieve verblijfplaats te vinden;
  • indien het verzoek van de vrouw om het voorlopig gebruik wordt toegewezen, te bepalen dat de man voorlopig aan de vrouw betaalt een bedrag van € 55,- per kind per maand aan kinderalimentatie, bij vooruitbetaling en met ingang van het moment dat de man de woning verlaat.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De Nederlandse rechter komt te dezen rechtsmacht toe. De rechtbank past in deze voorlopige voorzieningenprocedure Nederlands recht toe.
Uitsluitend gebruik van de echtelijke woning
4.2.
De vrouw stelt dat zij niet langer samen met de man in de echtelijke woning kan verblijven. De relatie van partijen is volgens de vrouw zeer verstoord; er hebben ruzies en een handgemeen plaatsgevonden in het bijzijn van de kinderen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw toegelicht dat haar belang er in is gelegen dat zij zonder spanning, mede in het belang van de kinderen, in de woning wil kunnen blijven wonen en dat zij voorts niet langer financieel afhankelijk van de man wil zijn. Volgens de vrouw hebben de kinderen last van de spanningen thuis en laten zij dat zien in hoe het gaat op school.
4.3.
De man betwist dat er sprake is van een onhoudbare situatie. Het huwelijk loopt al een tijdje niet goed, maar er heeft volgens de man niets ernstigs tussen partijen plaatsgevonden. Ook is er geen sprake van geweld jegens de vrouw of de minderjarigen. Het is juist in het belang van de minderjarigen als partijen nog even blijven samenwonen. Een abrupt vertrek van een ouder uit de woning kan een negatief effect hebben op de gesteldheid van de minderjarigen en mogelijk resulteren in ouderverstoting of een loyaliteitsconflict. De minderjarigen moeten geleidelijk kunnen wennen aan de nieuwe situatie, aldus de man.
De man is van mening dat partijen samen in de echtelijke woning kunnen blijven wonen gedurende de echtscheidingsprocedure, het verzoek van de vrouw dient dus afgewezen te worden.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Een voorlopige voorziening tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning is bedoeld als ordemaatregel en kan worden toegewezen als er sprake is van een onhoudbare of moeilijke situatie tussen de man en de vrouw wanneer zij samen in de echtelijke woning verblijven. Of een dergelijke voorziening wordt getroffen kan ook afhankelijk zijn van de mogelijkheden van partijen om op heel korte termijn andere woonruimte of elders onderdak te vinden. Uiteindelijk gaat het om een weging van alle betrokken belangen. Niet in geschil tussen partijen is dat er spanningen zijn tussen partijen, partijen gaan immers uit elkaar en zijn voornemens om de echtscheiding in gang te zetten. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de vrouw haar stelling dat het inmiddels onhoudbaar is om nog langer samen in de echtelijke woning te blijven onvoldoende heeft toegelicht of onderbouwd. De vrouw heeft weliswaar gesteld dat drie maanden geleden er iets is gebeurd tussen partijen waarvoor zij naar de politie is gestapt en dat gelet daarop Veilig Thuis en de Kinderbescherming betrokken zijn, maar zij heeft niet duidelijk kunnen maken wat zij dan nu concreet zouden doen. De man heeft ook het door de vrouw gestelde betwist en onduidelijk is waarom de vrouw nog drie maanden heeft gewacht met het starten van een procedure. De man heeft onweersproken gesteld dat partijen nog dingen samen doen, zoals boodschappen, voor de kinderen zorgen (waaronder het halen en brengen) en zij zijn bijvoorbeeld samen met de taxi naar de zitting gekomen. De vrouw heeft toegelicht dat zij, in het belang van de minderjarigen, probeert om alles zo normaal en rustig mogelijk te houden en daarbij speelt ook een rol dat zij financieel afhankelijk is van de man.
4.5.
Het is duidelijk dat ook de man belang heeft bij het (mede)gebruik van de woning. De man heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zijn inkomen beperkt is. Voor hem zou het grote gevolgen hebben als hij de woning vanaf nu of over enkele maanden niet meer mag gebruiken. Hij kan namelijk niet (makkelijk) naar een andere woning gelet op de huurmarkt in [woonplaats] . Indien het verzoek van de vrouw tot het uitsluitend gebruik van de woning wordt toegewezen, betekent dat dus dat de man dan op straat zou komen te staan, althans voor onderdak afhankelijk wordt van anderen. Dit zal ook gevolgen hebben voor het contact tussen de minderjarigen en de man. Dat de minderjarigen veel last hebben van de thuissituatie is wel aannemelijk, maar in hoeverre, dat is niet duidelijk geworden. Hoewel het verre van ideaal is om nog langer gezamenlijk in de woning te verblijven, valt onder voornoemde omstandigheden de belangenafweging zo uit dat partijen voorlopig voor de duur van de echtscheidingsprocedure onder een dak blijven wonen, zodat de man (voor zover mogelijk) voldoende tijd krijgt om naar alternatieve woonruimte te zoeken. Het verzoek ter zake het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning zal dan ook worden afgewezen.
Toevertrouwing, zorgregeling, kinderalimentatie en partneralimentatie
4.6.
Omdat het verzoek van de vrouw voor het uitsluitend gebruik van de woning wordt afgewezen komen de overige verzoeken niet voor toewijzing in aanmerking. De rechtbank zal ook die verzoeken afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Kloosterhuis, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. C.K. Soeters, griffier, op 18 oktober 2024.