In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van voorlopige voorzieningen in een echtscheidingsprocedure. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Bottenheft, verzocht om wijziging van de zorgregeling voor de minderjarige kinderen, die eerder was vastgesteld op 5 juni 2024. De vrouw stelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, waaronder de weerstand van de kinderen tegen overnachtingen bij de man, en dat de eerdere beschikking was gebaseerd op onjuiste gegevens. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.A. van Velthoven, verweerde zich tegen het verzoek en stelde dat de huidige regeling juist in het belang van de kinderen was.
De rechtbank heeft de procedure behandeld op 4 oktober 2024, waarbij beide partijen en hun advocaten zijn gehoord. De rechtbank overwoog dat voorlopige voorzieningen een tijdelijk karakter hebben en dat wijziging alleen mogelijk is bij evidente wijzigingen in omstandigheden. De rechtbank concludeerde dat de door de vrouw aangevoerde redenen niet voldoende waren om de zorgregeling te wijzigen. De rechtbank benadrukte dat de huidige regeling gebruikelijk was en dat de mondelinge behandeling in de bodemprocedure op 27 november 2024 zou plaatsvinden. De rechtbank wees het verzoek van de vrouw af en bevestigde dat de bestaande zorgregeling gehandhaafd bleef tot de uitspraak in de bodemprocedure.