ECLI:NL:RBAMS:2024:7251
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling inzageverzoek op grond van de Wet politiegegevens door de korpschef van politie
In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 16 oktober 2024, wordt het beroep van eiser tegen de gedeeltelijke afwijzing van zijn inzageverzoek op grond van de Wet politiegegevens (Wpg) beoordeeld. Eiser had op 6 augustus 2021 een verzoek ingediend om inzage in zijn persoonsgegevens die door de nationale politie zijn verwerkt, met name met betrekking tot een aantal demonstraties en evenementen. De korpschef heeft dit verzoek gedeeltelijk toegewezen, maar eiser was het niet eens met de afwijzing van een deel van zijn verzoek. De rechtbank had eerder, op 28 september 2023, de korpschef opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de zoekslag naar de gevraagde gegevens gemotiveerd moest worden. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld omdat de korpschef niet tijdig een nieuw besluit had genomen.
De rechtbank oordeelt dat de korpschef in zijn bestreden besluit van 28 december 2023 niet voldoende heeft gemotiveerd welke zoekslag is gemaakt en waarom het verzoek als buitensporig wordt aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat de korpschef niet heeft voldaan aan de eerdere uitspraak en dat de motivering van de buitensporigheid van het verzoek onvoldoende is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de korpschef op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, met een dwangsom van € 150,- per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 10.000,-. Tevens moet de korpschef het griffierecht en proceskosten aan eiser vergoeden.