ECLI:NL:RBAMS:2024:7223

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
13/187996-24; 13/025417-24; 13/042152-24 en 13/251956-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake meerdere winkeldiefstallen en poging tot diefstal van een elektrische fiets

Op 2 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan drie winkeldiefstallen en een poging tot diefstal van een elektrische fiets. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 150 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De verdachte, geboren in 1980 en momenteel gedetineerd, heeft zich schuldig gemaakt aan diefstallen bij verschillende supermarkten en een poging tot diefstal van een fiets. De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld en heeft de vordering van de officier van justitie, mr. A. Bouwman, in grote lijnen gevolgd. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van enkele onderdelen van de aanklacht. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij niet verantwoordelijk was voor de poging tot diefstal van de fiets, maar deze verklaring werd niet geloofwaardig geacht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de recidive van de verdachte en de ernst van de feiten. De reclassering heeft geadviseerd om de verdachte klinisch te laten behandelen, wat de rechtbank heeft overgenomen in de bijzondere voorwaarden van de straf. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling afgewezen, omdat de verdachte naar de kliniek moet worden overgebracht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/187996-24 (zaak A), 13/025417-24 (zaak B), 13/042152-24 (zaak C) en 13/251956-23 (zaak D) (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering tul: 13/243342-22
Datum uitspraak: 2 oktober 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
nu gedetineerd in [penitentiaire inrichting] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
18 september 2024. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna zaken A, B, C en D genoemd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A. Bouwman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J. Kleiman, naar voren hebben gebracht.
De zaken zijn gelijktijdig – maar niet gevoegd – behandeld met de zaken van verdachte met de parketnummers 13/210612-23 en 13/167306-24.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij zich in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan drie winkeldiefstallen en een poging tot diefstal van een fiets. Dit is aan verdachte ten laste gelegd als:
zaak A:winkeldiefstal bij de Vomar op 6 juni 2024;
zaak B:winkeldiefstal bij de Albert Heijn op 23 januari 2024;
zaak C:poging tot diefstal van een fiets door middel van braak op 7 juli 2023;
zaak D:winkeldiefstal bij de Albert Heijn op 30 september 2023.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ivan dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vier ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van zaak A heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte eierkoeken heeft gestolen. Er kan volgens de officier van justitie niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat verdachte ook het blikje Grolsch bier en de fles Mogu Mogu heeft gestolen omdat niet uit het dossier blijkt waar verdachte deze goederen heeft weggestopt en waar deze vervolgens zijn aangetroffen. Verdachte moet hiervan gedeeltelijk worden vrijgesproken.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van zaak A – evenals de officier van justitie – op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte het blikje Grolsch bier en de fles Mogu Mogu heeft gestolen, waardoor verdachte op deze onderdelen gedeeltelijk moet worden vrijgesproken.
De raadsman refereert zich ten aanzien van zaken B, C en D aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht alle ten laste gelegde feiten bewezen en overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van zaken A, B en D – bewezenverklaring telkens diefstal
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de winkeldiefstallen op 6 juni 2024, op 23 januari 2024 en op 30 september 2023. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van zaak A niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte het blikje Grolsch bier en de fles Mogu Mogu bij de Vomar heeft gestolen, waardoor verdachte op deze onderdelen wordt vrijgesproken.
Ten aanzien van zaak C – bewezenverklaring poging tot diefstal door middel van verbreking
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot diefstal van een elektrische fiets, door het fietsslot met een slijptol open te slijpen. Verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij het slot niet heeft opengeslepen, maar dat hij enkel de opdracht had gekregen om de fiets op te halen voor iemand anders. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig, gelet op de getuigenverklaring van [getuige] , die heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte met een slijptol het slot van de fiets open slijpt.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
zaak A
op 6 juni 2024 te Amsterdam, twee pakken eierenkoeken die aan winkelbedrijf Vomar, filiaal gelegen aan het [adres 1] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
zaak B
op 23 januari 2024 te Amsterdam, meerdere etenswaren en drinkwaren en wasmiddelen en sokken, die aan de Albert Heijn toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
zaak C
op 7 juli 2023 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een elektrische fiets die aan [aangever] toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van verbreking doordat hij met een slijptol het slot van de fiets los heeft geslepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
zaak D
op meerdere tijdstippen op 30 september 2023 te Amsterdam winkelgoederen die aan Albert Heijn toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van honderdvijftig dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan twaalf dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft daarbij verzocht om aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf – naast de algemene voorwaarden – de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals door de reclassering is geadviseerd. Indien de rechtbank de eis van de officier van justitie volgt, zal de detentie op 16 oktober 2024 eindigen en kan verdachte direct vanuit detentie overgebracht worden naar de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) [forensische kliniek] in [plaats] . De officier van justitie heeft aangegeven dat zij kan toezien op het dienstvervoer vanuit de [penitentiaire inrichting] naar de FPA in [plaats] .
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft benadrukt dat het belangrijk is dat verdachte op 16 oktober 2024 terecht kan in de kliniek en dus niet op een latere datum vrijkomt uit de gevangenis. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de bijzondere omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals op zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie winkeldiefstallen en een poging tot diefstal van een elektrische fiets. Diefstal is een hinderlijk en veel voorkomend strafbaar feit dat schade en overlast bij de gedupeerden veroorzaakt. Door het handelen van verdachte heeft hij er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans goederen en eigendommen. Daarnaast ging het in de zaken B en D om veel goederen met een grote financiële waarde. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Bovendien blijkt uit het strafblad van verdachte van 16 september 2024 dat hij meermalen is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij in een proeftijd liep. Dit alles heeft hem er niet van weerhouden om weer diefstallen te plegen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de reclasseringsrapporten van 18 juli 2024 en 2 september 2024, opgemaakt door respectievelijk [reclasseringsmedewerker 1] en [reclasseringsmedewerker 2] , reclasseringswerkers bij het Leger des Heils. Hieruit blijkt – zakelijk weergegeven – dat verdachte in het verleden de ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen en nu opnieuw voldoet aan de ‘harde criteria’ om de ISD-maatregel opgelegd te kunnen krijgen. Er is bij verdachte sprake van schulden- en middelenproblematiek en hij heeft geen vaste woon- of verblijfplek. Er is geen recente diagnostiek beschikbaar, maar de reclassering heeft wel vermoedens van psychopathologie. Verdachte lijkt volgens de reclassering welwillend om zijn leefsituatie te veranderen, maar er is sprake van een grote mate van onmacht waardoor ambulante hulpverleningstrajecten onvoldoende van de grond komen dan wel stagneren. De reclassering is van mening dat er nog mogelijkheden bestaan om recidive terug te kunnen dringen binnen een strikt voorwaardelijk kader van een klinische opname, ook omdat verdachte aangeeft gemotiveerd te zijn voor behandeling binnen een klinische setting. Verdachte voldoet daarom nog niet aan de zogenaamde ‘zachte’ ISD-criteria. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, waaronder de voorwaarde dat verdachte meewerkt aan diagnostiek en een klinische behandeling. Er is voor verdachte een plek beschikbaar op de Forensische Psychiatrische Afdeling van de kliniek [forensische kliniek] , op 16 oktober 2024. De reclassering acht het wenselijk dat verdachte op 16 oktober 2024 vanuit detentie wordt overgebracht naar de Forensisch Psychiatrische Afdeling en verzoekt daarom om justitieel vervoer voor deze overplaatsing mogelijk te maken.
De rechtbank heeft ter terechtzitting reclasseringswerker [reclasseringsmedewerker 1] als deskundige gehoord. Zij heeft voornoemde reclasseringsadviezen bevestigd en nader toegelicht dat een proeftijd van drie jaar wenselijk zou kunnen zijn.
Strafoplegging
De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten dienen als uitgangspunt bij het bepalen van de straf. Voor een eenvoudige winkeldiefstal, waarbij sprake is van veelvuldige recidive, is het LOVS-oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand. Uit het strafblad van verdachte is gebleken dat hij vanwege soortgelijke feiten eerder is veroordeeld tot gevangenisstraffen van een langere duur. Gelet op het uitgangspunt dat straffen steeds hoger worden naarmate een verdachte meermaals eenzelfde soort strafbaar feit pleegt en dat verdachte in deze zaak wordt veroordeeld voor drie diefstallen en een poging tot diefstal met braak, waarbij in drie zaken goederen van een grote financiële waarde zijn weggenomen, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen passend en geboden is.
In de persoon van verdachte zoals hiervoor is weergegeven, ziet de rechtbank aanleiding om aan te sluiten bij het advies van de reclassering om verdachte op 16 oktober 2024 op te laten nemen op de Forensisch Psychiatrische Afdeling [forensische kliniek] in [plaats] . Om die reden zal de rechtbank het onvoorwaardelijke gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf gelijkstellen aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht op 16 oktober 2024.
Gelet op de te verwachten langdurige behandeling en begeleiding van verdachte, zal de rechtbank een langere proeftijd opleggen, zodat er voldoende tijd is om verdachte te ondersteunen.
Alles afwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor de duur van honderdvijftig dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan veertien dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
Het is hierbij de uitdrukkelijke bedoeling dat verdachte op het moment van het onherroepelijk worden van het vonnis, te weten 16 oktober 2024, zal worden overgebracht naar de kliniek.Aan de proeftijd zal de rechtbank – naast de algemene voorwaarden – de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd. De rechtbank gaat ervan uit dat de officier van justitie – zoals is besproken op zitting – erop zal toezien dat verdachte op 16 oktober 2024 vanuit detentie zal worden overgebracht naar de FPA [forensische kliniek] in [plaats] .

8.Vordering tenuitvoerlegging

De vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling betreft het onherroepelijk geworden vonnis van 6 december 2022 van de politierechter van de rechtbank Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/243342-22. Verdachte is in deze zaak veroordeeld tot een gevangenisstraf van tweeënzeventig dagen, waarvan drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Omdat de rechtbank als bijzondere voorwaarde een klinische opname oplegt en op 16 oktober 2024 plaats is in de kliniek, acht de rechtbank toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging niet passend. De rechtbank vindt het belangrijk dat verdachte vanuit detentie naar de kliniek wordt vervoerd en daar wordt opgenomen en behandeld. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling daarom afwijzen.
Gelet op de nieuwe bijzondere voorwaarden die de rechtbank in dit vonnis zal opleggen, zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals verbonden aan het vonnis van 6 december 2022 van de politierechter van de rechtbank Amsterdam beëindigen zoals is verzocht door de officier van justitie.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende goederen in beslag genomen:
  • 1 STK Slijpmachine (goednummer 6364467);
  • 1 STK Fiets, Cortina Dames (goednummer 6364488).
De rechtbank oordeelt als volgt.
De slijpmachine moet verbeurd worden verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp het bewezenverklaarde in zaak C is begaan.
De fiets (zaak C) moet worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45, 57, 63, 310, 311 Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
zaken A en B
telkens: diefstal;
zaak C
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Zaak D
diefstal, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
14 (veertien) dagen, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijd van 3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich bij Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
Omdat veroordeelde geplaatst wordt in een zorginstelling voor een klinische behandeling, zal de reclassering contact met veroordeelde opnemen en hoeft hij zich niet te melden op het kantoor van de reclassering. Als veroordeelde na de klinische behandeling uitstroomt naar een instelling voor begeleid of beschermd wonen, zal hij zich bij de reclassering van het Leger des Heils in de regio van verblijf moeten melden.
Meewerken aan diagnostiek en opname in een zorginstelling
Veroordeelde werkt mee aan het afnemen van diagnostiek, en eventueel aan de daaruit voortvloeiende plaatsing voor een klinische behandeling. Veroordeelde laat zich dan opnemen in zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
Veroordeelde laat zich behandelen door Inforsa of een soortgelijke forensische zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan liet nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14e, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan de Reclassering Leger des Heils de opdracht als bedoeld in artikel 14e, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Wijst de vordering tot tenuitvoerleggingin de zaak met parketnummer 13/243342-22
af.
Wijzigt de bijzondere voorwaarden die de politierechter op 6 december 2022 (parketnummer 13/243342-22) bij de oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf heeft bepaald, in die zin dat de bijzondere voorwaarden met ingang van heden worden beëindigd.
Verklaart
verbeurd:
1 STK Slijpmachine (Goednummer 6364467).
Gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan:
1 STK Fiets, Cortina Dames (Goednummer 6364488).
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Grüschke, voorzitter,
mrs. M. Nieuwenhuijs en S.J. Mees-Bolle rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. Ketelaers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 oktober 2024.
[...]
[...]
[...]