ECLI:NL:RBAMS:2024:7217

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
C/13/757792
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 8 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in de zaak van Jeugdbescherming regio Amsterdam (JBRA) betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter heeft de moeder, de vader, de oma van de minderjarige en de Raad voor de Kinderbescherming als belanghebbenden aangemerkt. De procedure begon met een verzoekschrift van JBRA, waarin werd verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing bij de oma van de minderjarige. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 november 2024 werd de situatie van de minderjarige besproken, die momenteel bij zijn oma woont en positieve ontwikkelingen doormaakt op school. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige, mede door de conflicten tussen de ouders. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, met de nadruk op het belang van stabiliteit en continuïteit voor de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/13/757792 / JE RK 24-647
Datum mondelinge uitspraak: 8 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming regio Amsterdam, gevestigd te [locatie] ,
hierna te noemen JBRA,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
Mevr. [de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. N. van der Vegt te Bussum,
en
Dhr. [de vader],
hierna te noemen de vader,
gedetineerd te [detentieplaats] ,
advocaat mr. I.M. Thieme te Zaandam.
De kinderrechter merkt als informant aan:
Mevr. [oma mz.],
hierna te noemen oma mz. (moederszijde),
wonende te [woonplaats 2] .
en
De Raad voor de Kinderbescherming, regio Amsterdam,
hierna te noemen de Raad.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 10 oktober 2024;
- het verweer van de moeder met bijlagen, ontvangen op 1 november 2024;
- het verweer van de vader met bijlagen, ontvangen op 1 november 2024;
- de brief van de Raad van 4 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat mr. I.M. Thieme;
- de moeder met haar advocaat mr. N. van der Vegt;
- de oma mz.;
- de heer [naam 1] , de gezinsmanager werkzaam bij JBRA.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover, afzonderlijk en achter gesloten deuren, een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Bij de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat hij hem heeft verteld. De aanwezigen hebben daar op kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2
De vader heeft [minderjarige] erkend.
2.3
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 5 december 2023 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 5 december 2024 en een machtiging uithuisplaatsing verleend in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij oma mz., tot 5 juni 2024.
2.4
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 21 juni 2024 de machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij grootmoeder mz., verlengd tot 5 december 2024.

3.Het verzoek

3.1.
JBRA verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van één jaar. Ook verzoekt JBRA een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor verblijf bij oma mz. voor de duur van de ondertoezichtstelling. JBRA verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

JBRA
4.1.
Ter onderbouwing van het verzoek voert JBRA het volgende aan. [minderjarige] verblijft op dit moment bij oma mz. In de afgelopen jaren is er een patroon ingeslopen van niet naar school gaan en – daardoor – sociale isolatie. [minderjarige] heeft geen positieve dagbesteding, gamet veel en heeft een verstoord dag-/nachtritme. Er is geprobeerd Credible Messengers in te zetten voor [minderjarige] , zodat hij ondersteund wordt bij het vinden van passende dagbesteding. Helaas is dat niet van de grond gekomen, omdat [minderjarige] daarvoor niet te motiveren was.
Sinds het huidige schooljaar (2024-2025) gaat [minderjarige] naar een andere school, het [naam school] . Het is [minderjarige] gelukt om sinds de start van het schooljaar de lessen volgens rooster te volgen. [minderjarige] lijkt steeds meer zijn plek te vinden. Hij doet leuke activiteiten met klasgenootjes en heeft, zo bleek tijdens de mondelinge behandeling, voor vier vakken een hoger niveau aangeboden gekregen (van KBL naar TL). Dat zijn positieve ontwikkelingen waar [minderjarige] , maar ook oma mz., moeder én vader een groot compliment voor verdienen.
JBRA ziet dat de afgelopen maanden de focus vooral is geweest op het afhandelen van diverse, uiteenlopende juridische procedures die vooral gericht waren op de onderlinge strijd tussen ouders. Doordat het ouders niet lukt om tot een constructieve samenwerking te komen en naleving van gemaakte afspraken, blijft [minderjarige] onderhevig aan de strijd tussen zijn ouders en wordt hij belast met volwassenproblematiek. Het is zorgwekkend dat ouders volwassenzaken met [minderjarige] bespreken. Gekeken moet worden of parallel solo ouderschap helpend is om de focus weer op het welzijn van [minderjarige] te krijgen. Het is positief dat zowel de vader als de moeder daarvoor open staat. Het lukt ouders evenwel nog onvoldoende om zich te richten op de overige, pedagogische doelen van de ondertoezichtstelling. Dit maakt dat het onvoldoende is gelukt om aan de diverse doelen van de ondertoezichtstelling te werken waardoor de ondertoezichtstelling moet worden verlengd.
Ook een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is nodig. Op dit moment is er nog altijd sprake van een verstoorde relatie tussen moeder en [minderjarige] waarin beide handelingsverlegenheid ervaren. Inmiddels is vanuit Arkin systeemtherapie opgestart. Dat is nu één keer per maand. Er wordt bekeken of het ook mogelijk is om vaker af te spreken. De schoolgang van [minderjarige] zal daarin leidend zijn.
Ook is moeder nog steeds op zoek naar een geschikte woonruimte. Zij stond lange tijd ingeschreven op het adres van oma mz., terwijl zij feitelijk in haar schoonheidssalon in [woonplaats 1] verbleef. Door de inschrijving van de moeder op het adres van de oma mz. heeft hulp voor de oma mz. nog niet kunnen starten. Inmiddels staat moeder ingeschreven bij een vriendin die in [woonplaats 1] woont, waardoor ook de hulp voor oma kan worden opgestart. Voorgaande maakt dat plaatsing bij de moeder tot op heden niet mogelijk is. [minderjarige] gaat nu in [woonplaats 2] naar school. Voortgezet verblijf bij oma mz. in [woonplaats 2] is daarom op dit moment de meest passende plek, zodat [minderjarige] zijn schooljaar hier kan afronden. Het perspectief is nog altijd dat [minderjarige] weer bij zijn moeder gaat wonen.
De Raad
4.2.
De raad adviseert om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor verblijf bij oma mz. voor de duur van twaalf maanden te verlengen.
De moeder
4.3.
De moeder kan zich vinden in de verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder vindt de verlenging van de uithuisplaatsing bij de oma mz. gevoelsmatig lastig, omdat zij er weliswaar achter staat dat [minderjarige] op dit moment bij oma mz. woont, maar meent dat dit ook in een vrijwillig kader zou moeten kunnen. De moeder ziet dat [minderjarige] een positieve ontwikkeling doormaakt. Zij vindt het fijn dat [minderjarige] zich ook weer beter voelt. Ook vindt de moeder het prettig dat de systeemtherapie bij Arkin van start is gegaan. Het helpt haar inzicht te krijgen in de belevingswereld van [minderjarige] .
De moeder heeft daarnaast gewezen op het gebrek aan hulpverlenging aan oma mz. en aan begeleiding voor haar. Recentelijk is daarin gelukkig verbetering gekomen. Zij hoopt dat daarmee in het komende jaar verder wordt gegaan.
De vader
4.4.
De vader kan zich vinden in de verlenging van de ondertoezichtstelling en ook in de verlening van de uithuisplaatsing, maar niet in de plaatsing bij oma mz. De vader zou graag zien dat [minderjarige] bij [naam 2] , de partner van de vader, woont. Volgens de vader is de situatie bij de oma mz. niet duurzaam gelet op haar gezondheidstoestand. Plaatsing bij [naam 2] , die in een rustig dorp woont, is geschikter. Ook de reistijd naar school is vanuit [naam 2] even ver als vanuit oma mz. En omdat de moeder en [naam 2] rechtstreeks met elkaar kunnen communiceren, hoeft ook dat niet in de weg te staan aan plaatsing van [minderjarige] bij [naam 2] .
In het geval de kinderrechter plaatsing bij oma mz. op dit moment het meest geschikt vindt, dan is het verzoek om dat voor kortere duur uit te spreken, zodat er een toetsmoment ontstaat waarop gekeken kan worden wat op dat moment de beste plek voor [minderjarige] is.
De oma mz.
4.5.
De oma mz. geeft aan dat er te veel gedoe is tussen ouders. Het is belangrijk dat [minderjarige] rust ervaart. [minderjarige] ontwikkelt zich goed sinds hij bij haar woont. Het belangrijkste was dat hij weer naar school zou gaan en dat doet hij nu ook. Het gaat heel goed op school.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar verlengen en overweegt daartoe het volgende. JBRA heeft verzocht de ondertoezichtstelling te verlengen en daartegen is geen verweer gevoerd. Er is nog steeds sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] . Mede als gevolg van diverse juridische procedures over het gezag over [minderjarige] en de invulling van de contactregeling, is het in afgelopen jaar niet gelukt om aan alle gestelde doelen te werken. Een grote positieve ontwikkeling is dat [minderjarige] weer naar school gaat en dat hij het daar ontzettend goed doet. [minderjarige] is daardoor ook in een normaal ritme gekomen en heeft in toenemende mate sociale contacten. Aan de andere doelen is, als geschreven, nog onvoldoende gewerkt. Het blijkt nog steeds dat [minderjarige] klem zit tussen ouders. Gelukkig wordt er gekeken naar een andere manier van het invullen van het ouderschap. Hopelijk wordt op die manier de druk die [minderjarige] voelt als gevolg van de strijd tussen zijn ouders, minder. Het is belangrijk dat JBRA betrokken blijft als regievoerder en dat het komende jaar verder gewerkt wordt aan de doelen.
5.3.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] (artikel 1:265b, eerste lid, BW). De stijgende lijn die is ingezet moet worden behouden en voortgezet. Terugkeer naar de moeder is uiteindelijk het doel, maar dat kan op dit moment nog niet. Daar zijn alle betrokkenen het ook over eens. Het geschilpunt zit in de plek van de uithuisplaatsing. De moeder wenst dat [minderjarige] bij de oma mz. blijft wonen, terwijl de vader plaatsing bij [naam 2] geschikter vindt. JBRA en de Raad vinden plaatsing bij de oma mz. heeft meest passend.
Ook de kinderrechter vindt het in het belang van [minderjarige] dat hij de komende periode bij oma mz. blijft wonen. De plek bij oma mz. is geen duurzame plek, maar voor nu wel een goede plek. Met name de recent goedlopende schoolgang die vanuit de plaatsing bij de oma mz. is opgestart, maakt dat is gebleken dat oma mz. voldoende structuur, rust en stabiliteit aan [minderjarige] kan bieden. Om die structuur, rust en stabiliteit te behouden, is het goed om de machtiging voor de duur van één jaar te verlengen. Dat biedt voor nu ook duidelijkheid en perspectief aan [minderjarige] . De kinderrechter wenst daarbij wel op te merken dat [minderjarige] erg geniet van het contact met [naam 2] en dat het fijn is als daarin, indien dat mogelijk is, flexibel mee wordt omgegaan.
5.4.
Tijdens de ondertoezichtstelling moest worden gewerkt aan de volgende doelen:
- [minderjarige] groeit op in een veilige en stabiele opvoedsituatie;
- [minderjarige] ervaart dat de volwassen mensen in zijn leven op een goede manier afspraken maken en hij niet meer een bemiddelende rol tussen zijn ouders op zich moet nemen;
- [minderjarige] wordt niet belast met volwassenenproblematiek;
- [minderjarige] wordt niet belast met negativiteit over de andere ouder;
- [minderjarige] heeft een prettig en onbelast contact met beide ouders;
- [minderjarige] gaat naar school en heeft een positieve vrijetijdsbesteding;
- Er dient onderzocht te worden wat [minderjarige] nodig heeft om weer bij zijn moeder te kunnen wonen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van één jaar, te weten met ingang van 5 december 2024 tot 5 december 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor verblijf in een voorziening van pleegzorg, te weten bij de oma mz., voor de duur van één jaar, te weten met ingang van 5 december 2024 tot 5 december 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2024 door mr. J.W.B. Snijders Blok, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Saruhan als griffier, en op schrift gesteld op 19 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.