Op 8 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSS) betreffende een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige 1]. De kinderrechter heeft de ouders, mw. [de moeder] en dhr. [de vader], als belanghebbenden aangemerkt. De procedure begon met een verzoekschrift van de WSS, ontvangen op 27 september 2024, en de mondelinge behandeling vond plaats met gesloten deuren. Tijdens de behandeling heeft de kinderrechter de mening van [minderjarige 1] gehoord, die in de gelegenheid was gesteld om haar standpunt kenbaar te maken.
De feiten tonen aan dat de ouders gehuwd zijn en gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] uitoefenen. Het gezin, dat tot de Jezidi gemeenschap behoort, is gevlucht uit Irak en verblijft sinds 2015 in Nederland. [minderjarige 1] heeft eerder onder toezicht gestaan en is op 14 mei 2024 voorlopig onder toezicht gesteld. De kinderrechter heeft in eerdere beschikkingen verschillende machtigingen tot uithuisplaatsing verleend, maar de WSS verzoekt nu om een reguliere machtiging voor de duur van drie maanden, omdat [minderjarige 1] momenteel op een open jeugdzorg accommodatie verblijft.
De kinderrechter heeft het verzoek van de WSS afgewezen, omdat de gesloten machtiging niet ten uitvoer is gelegd en [minderjarige 1] goed functioneert op de open plek. De kinderrechter oordeelt dat er onvoldoende belang is om voor één dag een andere titel te verlenen, aangezien [minderjarige 1] op 9 november 2024 met de juiste titel op de groep zal verblijven. De kinderrechter hoopt dat de positieve ontwikkeling van [minderjarige 1] zich voortzet en dat ook de ouders hiervan profiteren.