ECLI:NL:RBAMS:2024:7215

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
C/13/757281
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 8 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSS) betreffende een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige 1]. De kinderrechter heeft de ouders, mw. [de moeder] en dhr. [de vader], als belanghebbenden aangemerkt. De procedure begon met een verzoekschrift van de WSS, ontvangen op 27 september 2024, en de mondelinge behandeling vond plaats met gesloten deuren. Tijdens de behandeling heeft de kinderrechter de mening van [minderjarige 1] gehoord, die in de gelegenheid was gesteld om haar standpunt kenbaar te maken.

De feiten tonen aan dat de ouders gehuwd zijn en gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] uitoefenen. Het gezin, dat tot de Jezidi gemeenschap behoort, is gevlucht uit Irak en verblijft sinds 2015 in Nederland. [minderjarige 1] heeft eerder onder toezicht gestaan en is op 14 mei 2024 voorlopig onder toezicht gesteld. De kinderrechter heeft in eerdere beschikkingen verschillende machtigingen tot uithuisplaatsing verleend, maar de WSS verzoekt nu om een reguliere machtiging voor de duur van drie maanden, omdat [minderjarige 1] momenteel op een open jeugdzorg accommodatie verblijft.

De kinderrechter heeft het verzoek van de WSS afgewezen, omdat de gesloten machtiging niet ten uitvoer is gelegd en [minderjarige 1] goed functioneert op de open plek. De kinderrechter oordeelt dat er onvoldoende belang is om voor één dag een andere titel te verlenen, aangezien [minderjarige 1] op 9 november 2024 met de juiste titel op de groep zal verblijven. De kinderrechter hoopt dat de positieve ontwikkeling van [minderjarige 1] zich voortzet en dat ook de ouders hiervan profiteren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/13/757281 / JE RK 24-624
Datum mondelinge uitspraak: 8 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de WSS,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
advocaat mr. M.G.C. van Riet te Amsterdam
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
mw. [de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
en
dhr. [de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .
hierna gezamenlijk te noemen de ouders.
advocaat mr. K.H.T. van Gijssel te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 27 september 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
- ouders bijgestaan door hun advocaat, mr. K.H.T. van Gijssel;
- [minderjarige 1] bijgestaan door haar advocaat, mr. M.G.C. van Riet
- mevrouw [naam] , de jeugdbeschermer van de WSS
1.3.
[minderjarige 1] is, gelet op haar leeftijd, in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft kort voorafgaand aan de mondelinge behandeling, afzonderlijk en achter gesloten deuren, met de kinderrechter gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] heeft verteld.

2.De feiten

2.1.
Ouders zijn gehuwd en gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] .
2.2.
Het gezin bestaat uit ouders, [minderjarige 1] en haar twee zusjes [minderjarige 2] (geboren op [geboortedatum 2] 2011) en [minderjarige 3] (geboren op [geboortedatum 3] 2013). Het gezin behoort tot de Jezidi gemeenschap en is gevlucht uit Irak. Sinds 2015 verblijft het gezin in Nederland.
2.3.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben eerder, van 18 februari 2019 tot 18 februari 2020.
onder toezicht gestaan.
2.4.
Bij spoedbeschikking van 14 mei 2024 is [minderjarige 1] voor veertien dagen voorlopig onder toezicht gesteld en is een machtiging tot uithuisplaatsing voor verblijf in een voorziening voor crisisopvang uitgesproken. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
2.5.
Bij beschikking van 3 juni 2024 is voornoemde spoedbeschikking gehandhaafd en is [minderjarige 1] aansluitend voorlopig onder toezicht gesteld tot 27 augustus 2024 en is aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing voor verblijf in een accommodatie van een zorg-/jeugdaanbieder verleend tot 27 augustus 2024.
2.6.
Bij spoedbeschikking van 2 augustus 2024 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor verblijf van [minderjarige 1] in een gesloten instelling voor de duur van veertien dagen met aanhouding van het overige deel van het verzoek.
2.7.
Bij beschikking van 9 augustus 2024 is voornoemde spoedbeschikking gehandhaafd en is [minderjarige 1] onder toezicht gesteld van de WSS voor de duur van één jaar, te weten tot 9 augustus 2025. Bij diezelfde beschikking is een machtiging voor gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van drie maanden, te weten tot 9 november 2024, en is aansluitend een machtiging voor verblijf in een accommodatie jeugdhulp voor de duur van zes maanden verleend, te weten tot 9 mei 2025.
2.8.
[minderjarige 1] is tegen voornoemde beschikking in hoger beroep gegaan, omdat zij vindt dat zij een gesloten plaatsing niet verdient. Het hoger beroep dient op 2 december 2024.
2.9.
[minderjarige 1] verblijft – ook sinds de verleende gesloten machtiging met ingang van 9 augustus 2024 – bij een open jeugdzorg accommodatie.

3.Het verzoek

3.1.
De WSS verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van drie maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

De WSS
4.1.
Ter onderbouwing van het verzoek voert de WSS het volgende aan. Er is een gesloten machtiging voor uithuisplaatsing voor [minderjarige 1] verleend voor de duur van drie maanden, te weten met ingang van 9 augustus 2024 tot 9 november 2024, omdat [minderjarige 1] wegliep en haar veiligheid niet kon worden gewaarborgd. Aansluitend is een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulp voor [minderjarige 1] verleend voor de duur van zes maanden, te weten met ingang van 9 november 2024 tot 9 mei 2025, zodat [minderjarige 1] leert wat haar grenzen zijn en leert om 'nee' te zeggen. Het is tot op heden niet gelukt om de gesloten machtiging te verzilveren, omdat er geen gesloten plekken beschikbaar zijn. [minderjarige 1] verblijft momenteel bij een open jeugdzorg accommodatie. De reguliere machtiging liep tot 27 augustus 2024 en gaat pas weer in op 9 november 2024. Zij verblijft dus op onjuiste titel op de open plek. De WSS verzoekt daarom als formaliteit om alsnog een juiste machtiging te verlenen. [minderjarige 1] doet het de laatste weken erg goed. Zij houdt zich aan afspraken en is niet meer weggelopen. Dat maakt dat haar veiligheid niet meer zodanig in het geding is en de WSS van mening is dat [minderjarige 1] met een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing bij de huidige locatie kan verblijven.
[minderjarige 1] en haar advocaat
4.2.
De reguliere machtiging tot uithuisplaatsing kan op grond van de wet en vaste jurisprudentie niet met terugwerkende kracht worden verleend. Het is duidelijk dat er eerst een machtiging moet zijn en daarna pas over gegaan kan worden tot de uitvoeren. Dat betekent dat het verzoek enkel per vandaag kan worden toegewezen.
Ouders en hun advocaat
4.3.
Ouders willen dat het goed gaat met [minderjarige 1] . Aan de ene kant hebben zij het gevoel dat zij de grip op [minderjarige 1] kwijtraken. Aan de andere kant zien zij dat het steeds beter gaat met [minderjarige 1] . Gekeken moet worden wat juridisch kan. Het verzoek van de WSS kan niet met terugwerkende kracht worden toegewezen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter zal het verzoek afwijzen en overweegt daartoe als volgt. Voor de periode van 9 augustus 2024 tot 9 november 2024 is een gesloten machtiging voor [minderjarige 1] verleend. Deze machtiging is niet ten uitvoer gelegd. [minderjarige 1] verblijft bij een open jeugdhulp accommodatie. Het gaat goed met [minderjarige 1] op de open groep, waardoor de WSS een gesloten machtiging niet meer noodzakelijk en in het belang van [minderjarige 1] vindt. De WSS verzoekt daarom om alsnog een reguliere machtiging voor [minderjarige 1] te verlenen met ingang van 27 augustus 2024 tot 9 november 2024, omdat zij in die periode met een onjuiste titel op de open groep heeft verbleven.
5.2.
Gelet op de zittingscapaciteit bij de rechtbank vindt de mondelinge behandeling pas op 8 november 2024 plaats. Het verzoek is daarom voor het grootste deel ingehaald door de tijd. De kinderrechter kan namelijk niet met terugwerkende kracht een machtiging tot uithuisplaatsing verlenen. De wet biedt daar geen ruimte voor, nu de kinderrechter ex nunc moet toetsen. Dat betekent dat het verzoek enkel nog ziet op de dag van de behandeling van het verzoek, te weten 8 november 2024. De vraag die rijst is of het noodzakelijk is dat er voor één dag nog een andere titel komt.
5.3.
Gebleken is dat [minderjarige 1] zonder problemen op de open plek heeft kunnen verblijven. Zij hoefde niet halsoverkop weg en, desgevraagd, heeft een en ander niet tot problemen met betrekking tot de financiering geleid. Naar het oordeel van de kinderrechter is er dan ook onvoldoende belang om nu voor één dag te beslissen dat het anders moet, wetende dat morgen (9 november 2024) de reguliere machtiging ingaat en [minderjarige 1] vanaf dat moment dus met de juiste titel op de groep verblijft. Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het gehele verzoek afwijzen.
5.4.
Ten overvloede wenst de kinderrechter nog op te merken dat hij blij is dat het nu beter gaat met [minderjarige 1] . [minderjarige 1] doet het hartstikke goed op de groep. Hopelijk kan zij deze positieve, stijgende lijn vasthouden. De kinderrechter hoopt ook dat het met ouders beter gaat als zij zien dat het met [minderjarige 1] goed gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2024 door mr. J.W.B. Snijders Blok, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Saruhan als griffier, en op schrift gesteld op 19 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.