ECLI:NL:RBAMS:2024:72

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
KG ZA 23-1037
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurster hoeft woning niet te verlaten na incident met buren

Op 2 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam in een kort geding uitspraak gedaan in de zaak tussen de stichting Woningstichting Eigen Haard en [naam 1]. Eigen Haard vorderde de ontruiming van de woning van [naam 1] na een incident op 10 oktober 2023, waarbij [naam 1] beschuldigd werd van het slaan van haar buurvrouw [naam 5] met een hamer. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat [naam 1] zich schuldig had gemaakt aan een ernstig incident dat een ontruiming rechtvaardigde. De verklaringen van de betrokken partijen verschilden aanzienlijk, en er ontbraken getuigenverklaringen die het verhaal van [naam 5] konden ondersteunen. De voorzieningenrechter merkte op dat Eigen Haard niet voldoende hoor en wederhoor had gepleegd door [naam 1] niet te horen voordat de ontruimingsprocedure werd gestart. De rechter weigerde de gevraagde ontruiming en veroordeelde Eigen Haard in de proceskosten van [naam 1].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/742846 / KG ZA 23-1037 MDvH/BB
Vonnis in kort geding van 2 januari 2024
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING EIGEN HAARD,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 6 december 2023,
advocaat mr. M.G. Blokziel te Almere,
tegen
[naam 1],
wonende te [woonplaats 1]
gedaagde,
advocaat mr. M. Heikens te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Eigen Haard en [naam 1] worden genoemd.

1.De procedure

Op de mondelinge behandeling van 18 december 2023 heeft Eigen Haard de vordering zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. [naam 1] heeft verweer gevoerd.
Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en [naam 1] tevens een pleitnota.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de kant van Eigen Haard: [naam 2] (bedrijfsjurist) en [naam 3] (medewerker Zorg en Overlast) met mr. Blokziel;
aan de kant van [naam 1] : [naam 1] en [naam 4] (van de Reclassering) met mr. Heikens.
Verder was aanwezig [naam 5] met haar echtgenoot (buren van [naam 1] ).
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[naam 1] huurt sinds 4 juli 2021 van Eigen Haard de woning (met berging en zolder) aan de [adres] ) [woonplaats 2] Het betreft een woning in de vrije sector.
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Voorwaarden Geliberaliseerde Woonruimte (hierna: de AV) van toepassing. Daarin staat, voor zover hier relevant, het volgende:
“(…)7.2 goed huurderschap
Huurder zal zich ten aanzien van het gebruik van het gehuurde als goed huurder gedragen.
(…)
7.7
overlast
Huurder zorgt ervoor dat aan omwonenden geen overlast, hinder of gevaar wordt veroorzaakt door huurder (…). Onder overlast, hinder of gevaar vallen in ieder geval:
  • het veroorzaken van geluidsoverlast
  • het uiten van intimidaties of bedreigingen
(…).”
2.3.
[naam 1] heeft bij Eigen Haard meerdere keren geklaagd over geluidsoverlast vanuit de woning aan de [adres] , waar [naam 5] met haar echtgenoot woont. [naam 1] heeft [naam 5] ook meerdere keren aangesproken op de geluidsoverlast.
2.4.
Op 10 oktober 2023 heeft er op straat een incident plaatsgevonden tussen [naam 1] en [naam 5] , waarbij [naam 5] gewond is geraakt.
[naam 5] heeft dezelfde dag bij de politie aangifte gedaan van mishandeling. Haar aangifte komt er kort gezegd op neer dat zij op straat door [naam 1] is aangevallen en meerdere keren met een hamer op haar hoofd is geslagen.
[naam 1] is eveneens op 10 oktober 2023 door de politie gehoord. In het
proces-verbaal van verhoor is opgenomen kort gezegd dat [naam 1] heeft verklaard dat zij [naam 5] op straat heeft aangesproken over de geluidsoverlast, dat dit gesprek is uitgelopen op een handgemeen waarbij is getrokken en geduwd en dat zij, om zich te verdedigen, [naam 5] met haar tas heeft geslagen. Volgens de verklaring van [naam 1] zat er geen hamer in haar tas, maar (slechts) haar telefoon, oplader en persoonlijke verzorgingsproducten.
2.5.
[naam 1] moet in verband met dit incident op 23 januari 2024 voor de politierechter verschijnen.
2.6.
Bij brief van 2 november 2023 heeft Eigen Haard [naam 1] gesommeerd haar huurovereenkomst op te zeggen. Als reden heeft Eigen Haard gegeven het incident van 10 oktober 2023, waarbij zij ervan uitgaat dat [naam 1] [naam 5] meerdere keren met een hamer heeft geslagen.
2.7.
[naam 1] heeft aan de sommatie geen gehoor gegeven.

3.Het geschil

3.1.
Eigen Haard vordert – samengevat – [naam 1] te veroordelen om de woning aan [adres] te [woonplaats 2] binnen 48 uur na betekening van dit vonnis te ontruimen, met machtiging om deze ontruiming zo nodig, op kosten van [naam 1] , met behulp van de sterke arm te bewerkstelligen. Ten slotte vordert Eigen Haard om [naam 1] te veroordelen in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
Eigen Haard legt aan haar vordering ten grondslag dat [naam 1] met haar handelen ernstig is tekortgeschoten in de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 7:213 Burgerlijk Wetboek (goed huurderschap) en de bepalingen onder 7.2 en 7.7 van de AV. [naam 1] en [naam 5] kunnen volgens Eigen Haard niet meer naast elkaar wonen. Het belang van [naam 1] bij behoud van haar woning dient volgens Eigen Haard te wijken voor het belang van [naam 5] bij een rustige en veilige woonomgeving. Eigen Haard heeft een inspanningsverplichting om (rechts)maatregelen te nemen om het rustig woongenot van haar huurders, in dit geval [naam 5] , te waarborgen.
3.3.
[naam 1] voert verweer. Zij erkent dat het gesprek dat zij op 10 oktober 2023 met [naam 5] heeft willen voeren is uitgelopen op een handgemeen, maar zij betwist dat zij [naam 5] daarbij met een hamer heeft geslagen. Daarvan is volgens haar ook geen bewijs. [naam 1] vindt het onbegrijpelijk dat Eigen Haard, zonder eerst ook haar verhaal te horen, het verhaal van [naam 5] als waar heeft aangenomen. [naam 1] betwist ten slotte dat Eigen Haard een spoedeisend belang bij de ontruiming heeft. Zij heeft in dit verband, met verwijzing naar het – naar aanleiding van haar aanhouding – opgestelde Reclasseringsrapport, verklaard dat zij geen agressief persoon is en het recidiverisico laag is.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In een kort geding is een vordering tot ontruiming slechts toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering eveneens toewijst en indien van de eisende partij niet kan worden gevergd dat de uitkomst van een bodemprocedure wordt afgewacht.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat als het waar is dat [naam 1] [naam 5] enkele malen met een hamer heeft geslagen, dit voldoende reden zou zijn voor de gevorderde ontruiming. Bij de huidige stand van zaken is het echter onduidelijk wat er op 10 oktober 2023 precies is gebeurd. [naam 5] en [naam 1] hebben over het incident een volledig andere verklaring afgelegd en meer dan het woord van [naam 5] tegen het woord van [naam 1] is er niet. Er missen bijvoorbeeld verklaringen van getuigen van het incident, die er volgens de aangifte van [naam 5] en het proces-verbaal van verhoor van [naam 1] wel waren. Eigen Haard heeft in dit verband verwezen naar de vermelding in het proces-verbaal van verhoor van [naam 1] dat zij tegen de na het incident gesproken politieagenten zou hebben gezegd dat zij daadwerkelijk een hamer bij zich had. [naam 1] heeft echter betwist dit ooit te hebben gezegd en niet uitgesloten is dat de agenten in het proces-verbaal hebben overgenomen wat [naam 5] hen had verteld. Van de hamer waarmee [naam 1] [naam 5] zou hebben geslagen ontbreekt vooralsnog ieder spoor; deze is kennelijk niet op de plaats van het incident of bij [naam 1] thuis aangetroffen.
4.3.
Gelet op dit alles is onvoldoende aannemelijk geworden dat [naam 1] zich op 10 oktober 2023 schuldig heeft gemaakt aan een zodanig ernstig incident dat dit een ontruiming rechtvaardigt.
4.4.
De voorzieningenrechter deelt overigens de verbazing van [naam 1] dat Eigen Haard zonder haar te horen de ontruimingsprocedure heeft ingezet. Indien Eigen Haard eerst ook [naam 1] haar verhaal had laten doen, had zij allereerst de (geheel andere) versie van het incident van [naam 1] te horen gekregen en ook geweten dat [naam 1] op 23 januari 2024 voor de politierechter moet verschijnen. Niet alleen heeft Eigen Haard hiermee verzuimd behoorlijk hoor en wederhoor te plegen, maar het was ook logischer geweest om de zitting bij de politierechter – die zal oordelen over hetgeen waarvan [naam 1] wordt verdacht – eerst af te wachten. Eigen Haard heeft in dit verband ter zitting om een aanhouding van het kort geding gevraagd, maar daar is [naam 1] niet mee akkoord gegaan.
4.5.
Dit alles betekent dat de gevraagde voorziening zal worden geweigerd.
4.6.
De ter zitting aanwezige medewerker Zorg en Overlast van Eigen Haard heeft verklaard dat het na het incident (wat er ook precies is gebeurd) beter lijkt dat [naam 1] en [naam 5] niet langer naast elkaar blijven wonen, maar dat Eigen Haard – in geval [naam 1] wordt vrijgesproken – voor [naam 1] een andere woning zal zoeken. Dit lijkt de voorzieningenrechter een goed idee, maar een verhuizing zal dan voorshands alleen in overleg en met instemming van [naam 1] kunnen plaatsvinden.
4.7.
Eigen Haard zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [naam 1] worden begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal € 1.393,00
4.8.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorziening,
5.2.
veroordeelt Eigen Haard in de proceskosten, aan de zijde van [naam 1] tot op heden begroot op € 1.393,00,
5.3.
veroordeelt Eigen Haard in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 173,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 90,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
5.4.
verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. B.P.W. Busch, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2024. [1]

Voetnoten

1.type: BPWB