ECLI:NL:RBAMS:2024:7197

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
C/13/724214 / HA ZA 22-848
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor ontwerpfout bij damwandconstructie

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] een vordering ingesteld tegen [gedaagde] B.V. naar aanleiding van een geschil over de uitvoering van een damwandconstructie. De rechtbank heeft op 4 december 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarin de vordering van eisers werd afgewezen. De procedure begon met een tussenvonnis op 22 november 2023, waarin een deskundigenbericht werd bevolen. De deskundige, ir. G.W.N. Jol, heeft op 30 mei 2024 zijn rapport gepresenteerd, waarin hij concludeerde dat de damwandconstructie niet voldeed aan de technische eisen, maar dat de tekortkomingen voortkwamen uit een ontwerpfout en niet uit een uitvoeringsfout van [gedaagde].

Eisers vorderden onder andere schadevergoeding voor herstelkosten en een verklaring voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] haar opdracht conform de instructies had uitgevoerd en dat de ontwerpfout niet voor haar rekening kwam. De rechtbank concludeerde dat [gedaagde] niet aansprakelijk was voor de schade, omdat de opdrachtgever, [eisers], verantwoordelijk was voor het ontwerp en de bijbehorende eisen. De rechtbank wees de vorderingen van eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten, die op € 12.666,50 werden vastgesteld.

De rechtbank benadrukte dat de deskundige zijn oordeel had gebaseerd op eigen onderzoek en dat de conclusies voldoende waren onderbouwd. De vordering van eisers werd afgewezen, omdat er geen toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door [gedaagde] was vastgesteld. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de aansprakelijkheid van aannemers in gevallen waar ontwerpfouten aan de opdrachtgever kunnen worden toegerekend.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/724214 / HA ZA 22-848
Vonnis van 4 december 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. E. Zondervan,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te Breukelen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. C.A.M. Jansen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 november 2023 waarin een deskundigenbericht is bevolen en ir. G.W.N. Jol tot deskundige is benoemd,
- het deskundigenbericht van 30 mei 2024, met bijlagen,
- de conclusie na deskundigenbericht tevens eisvermeerdering van [eisers] ,
- de antwoordconclusie na deskundigenbericht en reactie eisvermeerdering van [gedaagde] , met producties,
- de akte uitlating van [eisers] , met een productie, en
- de akte uitlating van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

De vordering na eiswijziging
2.1.
[eisers] heeft zijn eis gewijzigd en vordert nu een hoger bedrag aan herstelkosten. [gedaagde] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging en de eiswijziging wordt toegestaan.
2.2.
Samengevat vordert [eisers] na eiswijziging, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primairom [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van kosten voor herstel en afronding van het werk van € 100.000,-- te vermeerderen met wettelijke rente,
subsidiairom [gedaagde] te veroordelen tot afronding van het werk en herstel van de gebreken binnen drie maanden na dit vonnis conform het rapport van de deskundige (waarbij [eisers] uitgaat van optie B en subsidiair optie C) met onderbouwing door middel van een constructieve berekening, op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag(deel), en
meer subsidiairom [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een naar de regelen des rechts te bepalen bedrag aan schadevergoeding voor herstel van schade en gevolgschade, te vermeerderen met wettelijke rente.
En daarnaast vordert [eisers] in alle gevallen:
I. te verklaren voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, althans ondeugdelijk werk heeft afgeleverd;
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de kosten van de gevolgschade nader op te maken bij staat, althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag;
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de expertisekosten van € 2.456,30 inclusief BTW;
IV. [gedaagde] te veroordelen tot voldoening van de wettelijke rente over II en III;
V. [gedaagde] te veroordelen in de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.356,86 met wettelijke rente, en
VI. [gedaagde] te veroordelen in de (na)kosten van deze procedure met wettelijke rente.
Geen bevel om de dagvaarding tegen Inarchitects te overleggen
2.3.
[eisers] heeft opgemerkt dat hij inmiddels ook Inarchitects heeft gedagvaard en dat Inarchitects en [gedaagde] volgens hem hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade.
2.4.
[gedaagde] wijst erop dat [eisers] nu een situatie in het leven heeft geroepen die mogelijk twee tegenstrijdige uitspraken oplevert. Zij wil dat [eisers] de dagvaarding tegen Inarchitects in het geding brengt, omdat het om stukken gaat die mogelijk relevant kunnen zijn voor deze procedure.
2.5.
De rechtbank zal geen bevel op de voet van artikel 22 Rv geven. Het verwijt dat [eisers] in deze zaak aan [gedaagde] maakt, kan namelijk los van het verwijt aan Inarchitects worden beoordeeld; [eisers] houdt immers beide ( [gedaagde] en Inarchitects) aansprakelijk voor de hele schade. Overlegging van de dagvaarding tegen Inarchitects is dan ook niet relevant voor de beoordeling van de vordering tegen [gedaagde] .
Het deskundigenbericht
2.6.
Centraal staat de vraag of [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen bij het plaatsen van de damwand deel B en deel C. De deskundige heeft de aan hem voorgelegde vragen als volgt beantwoord.
1. Voldoet deel C van de door [gedaagde] gerealiseerde damwand (inclusief 1,4 lange delen) aan de daaraan te stellen technische eisen?
De vraagstelling noemt ‘te stellen technische eisen’, waardoor het essentieel is om die eisen eerst te formuleren. (…)
a.
Er zijn geen eisen vastgelegd in de opdrachtovereenkomst noch in het ontwerp van de architect.
b.
Het was van begin af aan, en nog steeds, onduidelijk wat het doel is van de ‘damwand’, of deze nu waterkerend is, of grondkerend, en van welke kant belasting komt.
c.
(…)
d.
Het dijklichaam, met talud, (…) is niet stabiel omdat de grondsoort met losgepakt zand, zonder bescherming, niet op zijn plaats blijft. (…)Het is essentieel dat een deskundig civieltechnisch ingenieur een rol heeft in het ontwerpproces, en dat de omstandigheden van het dijklichaam inclusief talud, boven water en onder water, stabiel zijn. Een dergelijke ontwerpvaardigheid kan niet van [gedaagde] worden verlangd als [gedaagde] louter de taak had om uit te voeren. Dit ook in de context dat de andere adviseurs en de eigenaar kennelijk dit ook niet hebben herkend, zelfs niet de in 2023 door [gedaagde] ingeschakelde ‘ingenieur’ om een oplossing te vinden voor de opening tussen de houten damwandgedeeltes.
e.
Pas als een deskundig civieltechnisch ingenieur zijn analyse heeft gemaakt, wordt duidelijk wat de eisen zijn die gesteld worden aan en damwand, en aan de omgeving erom heen.
f.
Als gevolg, voldoet de aangebrachte damwand van [gedaagde] nergens aan. Het zand spoelt sowieso weg, en dat sleept de damwand mee. De damwand is dan meer een probeersel dat kansloos is. [gedaagde] heeft geleverd volgens de opdrachtovereenkomst.(…)
g.
(…)
Na bestudering van de technische gegevens van het project, en inclusief de in de vraag genoemde tekening, blijkt dat de op tekening gesuggereerde ‘damwand’ niet ontworpen is en daarom geen deel is van het Definitief Ontwerp. De technische eisen zijn daarom ook nergens geformuleerd of vastgelegd. Op geen enkele tekening en in geen enkel document wordt duidelijk wat het ontwerp van de damwand inhoudt. Het is onduidelijk welke kering van water nodig is, of dit is vanaf de waterzijde of van de landzijde. De tekening geeft een tamelijk korte en dunne damwand aan. Specificaties ontbreken, maar afgeschaald gaat het globaal om planken van globaal 1.5 meter lengte.
Er is geen onderbouwing en toetsing aan de hand van het Bouwbesluit, geen geotechnische berekeningen (etc.), en geen deskundige analyse van de werkelijke situatie. (…) Dit is een groot contrast met de uitwerking van de woning (…). Juist omdat de woning tamelijk uitgebreid is uitgewerkt en gedetailleerd, en de tekening de status heeft van Definitief Ontwerp, wordt de suggestie gewekt dat de damwand ook is uitgewerkt, terwijl dat niet het geval is. (…) Als gevolg weet niemand wat de bedoeling is, en of dit voldoet. (…)
2. Is de afgesproken constructie van deel B – te weten het plaatsen van de damwand achter de funderingsbalk – deugdelijk? Zo nee, had [gedaagde] dat redelijkerwijs moeten weten?
Nee. [gedaagde] had dat redelijkerwijs niet kunnen weten. De analyse en beantwoording is gelijk aan vraag 1.
3. Heeft de afgesproken constructie van deel B gevolgen voor het onderhoud of voor het vervangen daarvan in de toekomst? Zo ja, welke gevolgen? En had [gedaagde] [eisers] daarop moeten wijzen?
De aangebrachte damwand geeft wellicht een beetje vertraging in het onvermijdelijke proces met zand dat wegspoelt. (….) [gedaagde] zou, net als iedere andere partij, een waarschuwing hebben kunnen geven, maar van [gedaagde] kan niet worden verlangd deskundig civieltechnisch inzicht te hebben in de daadwerkelijke gebrekkige situatie. Dit gaat namelijk niet alleen om aandacht voor de geotechnische ondergrond van het gebouw en terrein, dat op de weg zou liggen van de eigenaar zelf die verantwoordelijk is voor het ontwerp, maar ook om de gebrekkige situatie van het talud van het dijklichaam, zowel onder water als boven water, dat meer op de weg ligt van de gemeente. (…) In dit kader hadden ook anderen waarschuwingen kunnen geven zoals de adviseurs van de opdrachtgever, of (zelfs) de door [gedaagde] ingeschakelde ingenieur in 2023.
4. Voldoet deel B van de door [gedaagde] gerealiseerde damwand aan de daaraan te stellen eisen? Kunt u daarbij betrekken of bij dat deel sprake is van een risico dat bij de twee openingen aan weerszijden van de funderingspaal en tussen deel B en C grond achter de damwand/onder de woning afkalft, of de damwand voldoende is verankerd en of de damwand conform overeenkomst is uitgevoerd met 2 meter lange delen?
zelfde antwoord als voorgaand.
5. Is de toegepaste houtsoort geschikt voor een damwand onder de waterlijn? Zo nee, had [gedaagde] dat moeten weten en [eisers] daarover moeten informeren?
Nee. Het toegepaste hout is niet duurzaam voor deze omgeving. Ook niet als het geimpregneerd is (…)
6. Indien de delen B en C niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen, hoe zou herstel van die delen moeten plaatsvinden en welke kosten zijn daarmee gemoeid?
(…) De vraagstelling suggereert een grondkering en daarom wordt daar verder op ingegaan.A. deugdelijke oeverbescherming onder en boven water, en een helling die daarbij past.B. een permanente oplossing, in de vorm van een stalen damwand of betonnen damwand.C. een permanente oplossing voor de parkeerplaats en een ‘damwand’ met beperkte levensduur
(…)Bij B: (…) totaal € 100.000 geraamd.Bij C (…) € 50.000.”
7. Indien de toegepaste houtsoort niet geschikt is: moet de damwand eerder worden vervangen, en tot welke extra kosten leidt dat ten opzichte van de situatie dat een wel geschikte houtsoort zou zijn gebruikt?
Het eenvoudigweg vervangen van de huidige damwand door een vergelijkbare houten damwand van ander materiaal, is zinloos.
8. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
(…) In de eerste begroting van [gedaagde] ontbreekt de post voor de damwand. De calculatie van 10-10-2017 heeft de post bij nummer 203 opgenomen als 11 strekkende meter damwand, vuren verduurzaamd, € 1750,- (…). Dat is slechts één regel aan tekst. (…) Het ontwerp van de ‘damwand’ ontbreekt. De aanduiding in de calculatie wijst er alleen op, dat er ‘iets’ nodig is of gewenst is op gebied van grondkering, ook al wordt dit waterkering genoemd. (…)
De aannemer verzorgt niet het ontwerpwerk maar verzorgt de realisatie. (…) Op basis van de summiere omschrijving en het lage calculatiebedrag kan niet worden verwacht, en dat is ook niet genoemd, dat aannemer eerst een ontwerptraject verzorgt inclusief daarvoor benodigde geotechnische berekeningen (etc.) volgens Bouwbesluit en de geotchnische norm, en vervolgens een robuste damwand levert en aanbrengt. (…)
Het ontwerp blijkt niet te voldoen, en niet te kunnen voldoen. [gedaagde] is niet deskundig op gebied van het ontwerpen van civieltechnische constructies en dijklichamen. Gelet op de calculatie, is geleverd wat is overeengekomen ook al is het een kansloos product. (…)
2.7.
De rechtbank stelt vast dat de deskundige zijn oordeel heeft gebaseerd op eigen onderzoek van de hem ter beschikking gestelde gegevens, gecombineerd met een onderzoek ter plaatse. De conclusies worden in voldoende mate gedragen door de bevindingen van de deskundige, de uitleg en zijn op ervaring en inzicht gebaseerde deskundigheid. De deskundige is in zijn bericht ingegaan op de opmerkingen van partijen op zijn conceptbericht en heeft gemotiveerd aangegeven waarom de opmerkingen wel of niet tot aanpassing van het bericht hebben geleid. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de conclusies van de door haar geraadpleegde deskundige niet te volgen.
Geen toerekenbare tekortkoming in de nakoming
2.8.
De rechtbank concludeert op grond van het deskundigenrapport dat er bij de damwanden B en C geen sprake is van een uitvoeringsfout, maar van een ontwerpfout. Bij dit onderdeel van het werk is door of namens [eisers] niet (voldoende) uitgezocht aan welke (geo)technische eisen het werk moest voldoen en daarom zijn er vervolgens ook geen eisen vertaald naar het uitvoeringsontwerp van dit deel van het werk. Wat resteerde was de summiere opdracht aan [gedaagde] om ‘een damwand’ aan te brengen, wat zij heeft gedaan. [gedaagde] heeft haar opdracht conform deze instructie uitgevoerd en is niet toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van die summiere opdracht. Het ontwerp was afkomstig van [eisers] als opdrachtgever en was niet de verantwoordelijkheid van [gedaagde] . De ontwerpfout komt dan ook niet voor haar rekening en risico. Of [gedaagde] had moeten waarschuwen voor de ontwerpfout komt hierna (vanaf 2.12) aan de orde.
2.9.
[eisers] wijst nog erop dat hij in een e-mail van maart 2018 zowel richting Inarchitects als richting [gedaagde] zijn zorgen heeft geuit over de damwand (productie 7 bij dagvaarding). Door mee te denken en de uitvoering met Inarchitects te bespreken, mocht [eisers] op de deskundigheid van [gedaagde] vertrouwen, wat volgens [eisers] ertoe moest leiden dat [gedaagde] verantwoordelijk werd voor het ontwerp van een deugdelijke damwand.
2.10.
Het klopt dat [eisers] zijn zorgen heeft geuit, maar [gedaagde] heeft in de e-mailwisseling niet de verantwoordelijkheid voor het ontwerp op zich genomen. In de e-mailwisseling vraagt [eisers] aan Inarchitects of zij de specificaties die de gemeente en Waternet stelt aan de damwand, met [gedaagde] heeft doorgenomen. De e-mail is kennelijk doorgestuurd naar [gedaagde] , die antwoordt dat zij hebben afgesproken om verduurzaamd vuren, lengte 2 meter, toe te passen, en dat zij ( [gedaagde] ) dit verder niet heeft gecheckt en dat dit ook zo met Inarchitects en [eisers] is besproken. [eisers] had nog steeds zorgen. Hij heeft vervolgens aan Inarchitects geschreven niet te kunnen beoordelen wat voldoet aan de gestelde eisen voor een waterkerende damwand, dat het hem zinvol lijkt dat Inarchitects en [gedaagde] hier nog in het bijzonder naar kijken, ook omdat er bij het ontwerp in aanvang geen rekening mee is gehouden. Inarchitects antwoordt dat [gedaagde] de damwanden gaat inbrengen aan de binnenzijde van de funderingsbalk, dat het verduurzaamde vuren delen worden en dat [gedaagde] heeft verteld hoe hij deze handeling gaat uitvoeren, en dat Inarchitects het hiermee eens is.
In deze e-mailwisseling heeft [gedaagde] geen extra verantwoordelijkheid op zich genomen. In tegendeel: op de vraag van [eisers] over de specificaties van de gemeente en Waternet, heeft [gedaagde] geschreven dat zij dit niet heeft gecheckt. [gedaagde] heeft het nadrukkelijk alleen over de uitvoering (verduurzaamd vuren, lengte 2 meter). Inarchitects schrijft daarna dat zij [gedaagde] heeft gesproken en dat Inarchitects het met de voorgestelde uitvoering eens is. Door dit overleg heeft Inarchitect de voorgestelde werkwijze goedgekeurd; [gedaagde] heeft door dit overleg niet meer verantwoordelijkheid voor het ontwerp gekregen.
Geen schade door het toegepaste hout
2.11.
[gedaagde] heeft hout toegepast dat niet duurzaam is voor deze omgeving, ook niet als het geïmpregneerd is. Op zichzelf is dat een tekortkoming, omdat een aannemer geschikte materialen moet toepassen. Tot een causaal verband met schade leidt dat hier echter niet, omdat het toepassen van geschikt hout geen verschil had gemaakt: de constructie is een ‘kansloos probeersel’ en vervanging van het materiaal is volgens de deskundige dan ook zinloos.
Geen schending waarschuwingsplicht
2.12.
[eisers] wijst erop dat een redelijk handelend en redelijk bekwaam aannemer had moeten zien dat de damwanden niet zouden voldoen en dat aanvullend onderzoek nodig was, omdat dat kennelijk evident was volgens de deskundige. [gedaagde] had hem dus moeten waarschuwen, aldus [eisers] .
2.13.
Artikel 7:754 BW bepaalt dat de aannemer (in dit geval [gedaagde] ) bij het aangaan of het uitvoeren van de overeenkomst verplicht is de opdrachtgever (in dit geval [eisers] ) te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Hetzelfde geldt in geval van gebreken en ongeschiktheid van zaken afkomstig van de opdrachtgever, daaronder begrepen de grond waarop de opdrachtgever een werk laat uitvoeren, alsmede fouten of gebreken in door de opdrachtgever verstrekte plannen, tekeningen, berekeningen, bestekken of uitvoeringsvoorschriften.
In beginsel rust op de aannemer de verplichting om te waarschuwen voor onjuistheden in door de opdrachtgever aangeleverde tekeningen zoals hier het geval is. Of een op de aannemer rustende waarschuwingsplicht ook daadwerkelijk kan worden aangenomen, hangt echter af van de omstandigheden van het geval.
2.14.
Op grond van het volgende komt de rechtbank tot het oordeel dat in dit geval voor [gedaagde] geen waarschuwingsplicht gold. Voor het antwoord op de vraag of [gedaagde] de ontwerpfout van de damwanden redelijkerwijs had kunnen en moeten zien, is de verdeling van taken en verantwoordelijkheden relevant. Voor vraagstukken op dit gebied liet [eisers] zich bijstaan door een architect, Inarchitects, die dus deskundig moet worden geacht om een bouwwerk te ontwerpen en te adviseren over de uitvoering daarvan. Als opdrachtgever van [gedaagde] wordt de kennis van zijn architect aan [eisers] toegerekend. [eisers] en zijn architect hebben in een vroeg stadium, al voor de opdracht aan [gedaagde] , contact gehad met de gemeente en Waternet over de (geo)technische voorwaarden voor het bouwen op deze locatie. [eisers] , althans zijn architect, moet van die voorwaarden dus op de hoogte zijn geweest. [gedaagde] is niet betrokken bij het uitvragen van de (geo)technische voorwaarden of van de verwerking van die voorwaarden in het ontwerp of het bestek. [gedaagde] is geen expert in (geo)technische bouwnormen en heeft zich ook niet als zodanig gepresenteerd. Ook is van belang dat [eisers] de uitvoering van de werkzaamheden aan de waterkant, inclusief oeverbekleding, zelf zou (laten) uitvoeren. De gevolgen van de hierbij door [eisers] gemaakte keuzes zijn niet doorgevoerd in de opdracht aan [gedaagde] . [gedaagde] is ook niet op een andere manier geïnstrueerd om bij het aanbrengen van de damwanden rekening te houden met bepaalde eisen. [eisers] wist ook dat [gedaagde] dit deel van de werkzaamheden alleen maar uitvoerde, en niet had gecheckt of het voldeed aan bepaalde eisen (zie de eerder genoemde e-mailwisseling uit maart 2018).
Het was [gedaagde] kortom niet bekend
waaraande damwanden moesten voldoen. Dat hoefde ook niet, omdat zij op het gebied van (geo)technische bouwnormen mocht rekenen op de deskundigheid van de daarvoor door [eisers] ingeschakelde expert. In die situatie kon zij redelijkerwijs ook niet voor het bedoelde risico waarschuwen. Dat maakt dat de rechtbank van oordeel is dat in deze situatie voor [gedaagde] geen waarschuwingsplicht gold, en dat de schade die voortvloeit uit het aanbrengen van de damwanden niet op [gedaagde] kan worden afgewenteld.
2.15.
De slotsom is dat de vorderingen van [eisers] worden afgewezen.
[eisers] moet de proceskosten betalen
2.16.
[eisers] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. [gedaagde] heeft verzocht tweemaal het normale aantal procespunten toe te kennen, omdat de procedure niet noodzakelijk was geweest als [eisers] zich redelijk had opgesteld en zich had verdiept in de materie. De rechtbank ziet geen grond om af te wijken van de gebruikelijke proceskostenveroordeling. De omstandigheid dat er een deskundigenbericht nodig was om de vordering te beoordelen laat al zien dat de door [eisers] ingestelde vordering niet evident ongegrond was.
2.17.
[eisers] heeft het voorschot voor de kosten van het deskundigenonderzoek betaald (€ 12.492,04). Aangezien hij in het ongelijk wordt gesteld, blijft dat bedrag voor zijn rekening. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 5.737,00
- salaris advocaat € 6.751,50 (3,5 punten × € 1.929,00)
- nakosten
€ 178,00
Totaal: € 12.666,50
2.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
3.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 12.666,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
veroordeelt [eisers] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.4.
verklaart 3.2 en 3.3 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. Jöbsis en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2024.