ECLI:NL:RBAMS:2024:7188

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
AMS 23/5444
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de toewijzing van een aanvraag om uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de toewijzing van zijn aanvraag om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven op grond van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven. Eiser, slachtoffer van mishandeling en bedreiging met geweld op 27 mei 2022, had op 26 augustus 2022 een aanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag op 29 december 2022 toegewezen en een uitkering van € 1.000,- toegekend. Eiser maakte bezwaar, waarop verweerder op 28 juli 2023 het bezwaar gegrond verklaarde en de uitkering verhoogde naar € 2.500,-. Eiser ging tegen dit besluit in beroep.

De rechtbank heeft op 14 november 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Eiser verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank beoordeelde vervolgens de toekenning van de uitkering aan eiser. Eiser stelde dat zijn psychisch letsel in letselcategorie 3 zou moeten vallen, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder terecht was uitgegaan van het aantal daadwerkelijk gevolgde behandelingen, dat op dat moment nog niet meer dan 17 sessies bedroeg. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/5444

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 november 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit Amsterdam, eiser

en

de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Himdi).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de toewijzing van zijn aanvraag om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven op grond van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg).
1.2.
Eiser heeft op 26 augustus 2022 een aanvraag gedaan op grond van de Wsg, omdat hij slachtoffer is geworden van mishandeling en bedreiging met geweld op 27 mei 2022. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 29 december 2022 toegewezen en eiser een uitkering van € 1.000,- toegekend. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
Naar aanleiding van het bezwaar heeft verweerder opnieuw medisch advies opgevraagd. De medisch adviseur heeft op 7 juni 2023 advies uitgebracht en een verhoging geadviseerd naar letselcategorie 2.
1.4.
Met het besluit van 28 juli 2023 op het bezwaar van eiser (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en eiser een uitkering van € 2.500,- toegekend in plaats van de eerdere toekenning van € 1.000,-.
1.5.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Vrijstelling griffierecht
2. Eiser heeft de rechtbank verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. Eiser heeft aannemelijk gemaakt dat hij niet over voldoende inkomsten of vermogen beschikt om in staat te zijn het verschuldigde bedrag aan griffierecht te betalen. Het beroep op betalingsonmacht slaagt dan ook. Eiser wordt vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
Conclusie ten aanzien van het beroep
3. De rechtbank beoordeelt de toekenning door verweerder van een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven aan eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Valt het psychisch letsel van eiser in letselcategorie 3?
5.1.
Eiser voert samengevat het volgende aan. Hij kan niet meer normaal functioneren in de maatschappij. Eiser heeft een trauma gehad toen hij 9 jaar oud was en is toen een oog verloren. Door de mishandeling heeft eiser opnieuw een trauma gekregen, omdat er een kans bestond dat hij blind zou raken. Bovendien is eiser gedeeltelijk zijn gehoor verloren en gaat dit achteruit. Zijn klachten zijn niet herstelbaar.
5.2.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wsg kunnen uit het schadefonds uitkeringen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.
Bij het beoordelen van een aanvraag om een uitkering uit het schadefonds hanteert verweerder beleid, neergelegd in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven. Verweerder gebruikt zes letselcategorieën, waaraan vaste, in hoogte oplopende bedragen zijn gekoppeld. Aan de hand van een letsellijst van 1 november 2022 bepaalt verweerder in welke letselcategorie het opgelopen letsel past.
5.3.
Voor letselcategorie 2 geldt als uitgangspunt een behandeling van maximaal 16 sessies. Voor letselcategorie 3 geldt als uitgangspunt een behandeling van 17 sessies of meer. Bij het aantal sessies wordt blijkens de letsellijst uitgegaan van het daadwerkelijk aantal gevolgde behandelingen, ook na onderbreking van de behandeling, inclusief de gesprekken die voor de intake zijn gevoerd.
5.4.
De rechtbank stelt vast dat ten tijde van de beslissing op bezwaar feitelijk nog geen sprake was van een behandeling van meer dan 17 sessies. Uit de brief van 22 juni 2023 van de psychiater volgt dat eiser 8 behandelingen heeft gehad en dat de behandeling nog niet was beëindigd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij de vraag van welke letselschadecategorie sprake is, mogen uitgaan van het aantal daadwerkelijk gevolgde behandelingen ondanks dat op dat moment duidelijk was dat de behandeling nog niet was geëindigd. [1] De rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder in het geval van eiser van de beleidsuitgangspunten had moeten afwijken en neemt daarbij in aanmerking dat, zoals ook volgt uit de Beleidsbundel, onder F.1, eiser een aanvullende aanvraag met nieuwe medische informatie kan indienen als het letsel na ontvangst van een (gedeeltelijk) toewijzend besluit substantieel ernstiger blijkt dan waarmee rekening is gehouden in het besluit op de eerste aanvraag. Hierbij kan dan het aantal op dat moment ondergane behandelsessies worden betrokken.
5.5.
Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Dolfing, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Simonis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2014.