ECLI:NL:RBAMS:2024:718

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
13/019879-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van diefstal met geweld en vernieling van een enkelband op station Sloterdijk

Op 9 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van diefstal met geweld en het vernielen van een enkelband. De feiten vonden plaats op 26 maart 2022 op station Sloterdijk in Amsterdam, waar de verdachte samen met anderen een straatroof pleegde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een groep, de slachtoffers heeft aangesproken en hen heeft beroofd van persoonlijke bezittingen, waaronder een tas met waardevolle spullen. De rechtbank heeft camerabeelden bekeken die de betrokkenheid van de verdachte bevestigen. De verdachte heeft tijdens de zitting erkend dat hij de tas van een van de slachtoffers heeft gepakt en geweld heeft gebruikt. Daarnaast heeft de verdachte op 28 maart 2022 een enkelband vernield die aan hem was opgelegd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten en een taakstraf van 240 uren opgelegd, waarvan 80 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder een bedrag van € 1.359,00 aan [slachtoffer 1] en € 302,50 aan DV&O. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers benadrukt, evenals de recidivegevoeligheid van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/019879-23
Datum uitspraak: 9 februari 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. K. van der Willigen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R. Pothast, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. het medeplegen van diefstal met geweld van een tas met daarin een telefoon, twee Visa cards, € 200,00, een ID-kaart, een rijbewijs en/of een zorgpas; een pet en/of een tas toebehorende aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] op 26 maart 2022 te Amsterdam;
2. vernieling van een enkelband op 28 maart 2022 te Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de diefstal met geweld van een tas met daarin een telefoon, twee Visa cards, € 200,00, een ID-kaart, een rijbewijs en een zorgpas toebehorende aan [slachtoffer 3] kan worden bewezen. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte partieel vrij te spreken van het ten laste gelegde medeplegen en daarmee ook van de diefstal van een pet toebehorende aan [slachtoffer 2] en een tas toebehorende aan [slachtoffer 3] .
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde diefstal met geweld van een tas met daarin een telefoon, twee Visa cards, € 200,00, een ID-kaart, een rijbewijs en een zorgpas toebehorende aan [slachtoffer 3] en de onder 2 ten laste gelegde vernieling geen bewijsverweer gevoerd. Ten aanzien van het ten laste gelegde medeplegen en de diefstal van een pet toebehorende aan [slachtoffer 2] en een tas toebehorende aan [slachtoffer 3] heeft hij verzocht verdachte partieel vrij te spreken. Voor de diefstal van de pet van [slachtoffer 2] is onvoldoende bewijs. De tas van [slachtoffer 3] is op een andere locatie gestolen. Er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de dader van die diefstal.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
4.3.1.1. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit
Aangever [slachtoffer 3] en zijn vrienden [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zijn op 26 maart 2023 aan de achterzijde van station Sloterdijk in Amsterdam aangesproken door een vijf of zestal mannen. Zij kwamen om hen heen staan. Toen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] door wilden lopen, werd [slachtoffer 2] van zijn Gucci-pet beroofd. Hierna probeerde een van de mannen de Gucci-tas van [slachtoffer 3] zijn nek te trekken. Dit lukte niet. Daarna sloeg diezelfde man [slachtoffer 3] met zijn vuist op zijn kaak. Hierdoor hing [slachtoffer 3] voorover, waarna het diezelfde man lukte om de tas van [slachtoffer 3] af te pakken. De man rende weg. In de Gucci-tas zaten de volgende goederen: IPhone 13 Pro, 2 Visa cards, € 200,00, een Franse ID-kaart, een Frans rijbewijs en een zorgkaart. [2]
Er zijn camerabeelden vastgelegd door bewakingscamera’s op station Sloterdijk en deze zijn toegevoegd aan het dossier. De camerabeelden zijn ter terechtzitting bekeken. De rechtbank stelt vast dat de manspersoon met donkergetinte huidskleur, zwart kort haar, zwart vest/jas, donkerkleurige spijkerbroek, een zwarte tas en zwarte sneakers op alle camerabeelden verdachte is. Verdachte heeft zichzelf ter terechtzitting van 26 januari 2024 ook op de camerabeelden als voornoemde persoon herkend. [3]
De rechtbank heeft op de camerabeelden met titel ‘ASS-012 Hal D thv Sp5/6/OVCP ri Metro 2022-03-26’ het volgende waargenomen. De camerabeelden tonen de hal in Station Sloterdijk aan de achterzijde van het station. Te zien is dat verdachte samen met drie andere jongens loopt richting de poortjes die toegang geven tot de opgang naar de metrosporen. Bij de poortjes komt daar nog een persoon bij. De mannen praten en lachen met elkaar, waarna ze zich verspreiden (00:25). Verdachte blijft bij de poortjes staan (00:30). Hij blijft met de andere jongens communiceren. Op enig moment kijkt verdachte links in beeld de gang van het station in en zegt hij iets tegen de andere jongens, waarna ze rechts in beeld bij de uitgang verzamelen (vanaf 01:40). De drie slachtoffers (de rechtbank stelt vast: [slachtoffer 3] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ) verschijnen links in beeld. [slachtoffer 3] draagt een tas. [slachtoffer 2] draagt een pet. [slachtoffer 3] draagt een tas (01:50). Ze lopen in de richting van verdachte en de andere jongens. Verdachte zegt iets tegen de slachtoffers (01:58). [4] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de andere jongens op het station kent, met hen praatte en iets tegen een van de slachtoffers heeft gezegd. [5]
De rechtbank heeft op de camerabeelden met titel ‘ASS-005 Loopbrug thv Trap ri Sp3_4-2022-03-26’ het volgende waargenomen. De camerabeelden tonen de buitenruimte aan de achterzijde van Station Sloterdijk, te zien zijn de externe trap richting de perrons voor de treinen en de loopbrug die zich achter het station bevindt. Het gaat dus om de buitenruimte die direct grenst aan de hal aan de achterzijde van het station die op de als eerstgenoemde camerabeelden te zien is. Op de beelden komt eerst [slachtoffer 2] in beeld. Hij draagt geen pet meer (00:18). [slachtoffer 3] komt in beeld en loopt richting de trap naar beneden (00:20). Hij draagt zijn tas nog (00:23). [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] lopen rechts van de trap weg (00:23). Verdachte en de andere jongens komen in beeld. Een van de andere jongens (
gelet op de overige inhoud van het dossier begrijpt de rechtbank: [medeverdachte 2]) heeft een pet in zijn handen (00:25). [slachtoffer 3] rent de trap af. Verdachte rent hier achteraan (00:25). Op de helft van de trap staan ze stil en zegt verdachte iets tegen [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] loopt verder naar beneden in de richting van de poortjes die toegang geven tot de perrons. Verdachte rent achter hem aan. Een andere jongen (
gelet op het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 juni 2023 begrijpt de rechtbank: [medeverdachte 1]) loopt achter verdachte aan op de trap naar beneden (00:30). Tegelijkertijd rent [medeverdachte 2] achter [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aan (00:30). Hij pakt de tas van [slachtoffer 3] af en slaat hem een keer in zijn gezicht (vanaf 00:35). Ondertussen staan bij de poortjes beneden aan de trap [slachtoffer 3] , verdachte en [medeverdachte 1] stil (00:40). [medeverdachte 1] loopt naar boven, de trap op (00:50). Verdachte en [slachtoffer 3] staan nog bij de poortjes. Verdachte pakt de band van de tas van [slachtoffer 3] vast en geeft daar een ruk aan (01:03). Hierna rent verdachte naar boven (01:18). Achter hem aan rent [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] heeft geen tas meer om (01:25). [6]
De rechtbank heeft op de camerabeelden met als titel ‘ASS-2030 P7 thv Loopbrug ri Sp3/4 L 2022-03-26’ het volgende waargenomen. Op deze beelden zijn de poortjes richting de perrons te zien die ook op de hiervoor genoemde camerabeelden te zien zijn. Omdat het camerastandpunt dichterbij de poortjes is, is op deze beelden beter te zien wat zich daar heeft afgespeeld. Te zien is dat [medeverdachte 1] de band van de tas van [slachtoffer 3] vastheeft (00:02). [medeverdachte 1] laat de band los en loopt weg (00:07). Verdachte heeft de arm van [slachtoffer 3] vast (00:13). Verdachte heeft de band van de tas van [slachtoffer 3] vast en probeert die over [slachtoffer 3] hoofd te doen (vanaf 00:20). Dit lukt niet. Verdachte geeft een ruk aan de tas (00:25). De band van de tas hangt los. Verdachte geeft [slachtoffer 3] drie vuistslagen tegen zijn kaak (00:27, 00:30 en 00:31). Daarna loopt verdachte met de tas in zijn handen weg. [7] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het klopt hij de tas van [slachtoffer 3] heeft gepakt en dat hij hem drie vuistslagen tegen zijn kaak heeft gegeven. [8]
4.3.1.1. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit
Op 25 januari 2022 is bij verdachte een enkelband met transponder van het type Buddi Smart Tag 4, toebehorende aan DV&O, aangesloten. Op 28 maart 2022 om 18.54 uur is er ten aanzien van die enkelband een melding ontvangen dat de batterij tracker laag is. Vervolgens is er op diezelfde dag om 19.06 uur een melding ontvangen dat de batterij in zijn geheel is uitgeschakeld. Het laatste signaal was in Amsterdam. Verdachte was niet meer traceerbaar. Op 8 april 2022 is verdachte in [penitentiaire inr] geplaatst. Hij kwam zonder enkelband binnen. Hij verklaarde dat hij de enkelband heeft doorgeknipt en weggegooid. [9] Verdachte heeft ter terechtzitting van 26 januari 2024 verklaard dat het klopt dat hij een enkelband had en dat hij die heeft afgedaan. [10]
4.3.2.
Bewijsoverweging ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten
De rechtbank vindt op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang en tegen de achtergrond van het dossier bezien, bewezen dat verdachte zich op 26 maart 2022 samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld van een tas met daarin een telefoon, twee Visa cards, € 200,00, een ID-kaart, een rijbewijs en een zorgpas toebehorende aan [slachtoffer 1] , een pet toebehorende aan [slachtoffer 2] en een tas toebehorende aan [slachtoffer 3] en dat hij zich op 28 maart 2022 heeft schuldig gemaakt aan vernieling van een enkelband.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het medeplegen van diefstal met geweld – gelet op de door de raadsman genoemde verweren – in het bijzonder het volgende.
Medeplegen
De vraag die aan de rechtbank voorligt, is of sprake is van medeplegen. Medeplegen vereist een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het voltooien van het delict. Daarnaast moet de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van verdachte van voldoende gewicht zijn geweest. De rechtbank vindt – anders dan de raadsman en de officier van justitie – dat verdachte als medepleger van de ten laste gelegde gedragingen is aan te merken. De verklaring van verdachte dat hij alleen op het station was, vindt de rechtbank ongeloofwaardig. Uit de camerabeelden blijkt namelijk dat de jongens daar als groep in de hal van het station bij elkaar zijn gekomen, ieder een eigen plek innam, er overleg werd gepleegd en zij vervolgens – toen de slachtoffers aan kwamen lopen – weer als groep bij elkaar kwamen, waarna de ten laste gelegde gedragingen door verschillende deelnemers van de groep zijn uitgevoerd. Hieruit leidt de rechtbank af dat de gedragingen van de groep op grond van een vooropgezet plan en een onderlinge taakverdeling zijn uitgevoerd. Hierdoor is de samenwerking aan te merken als een gezamenlijke uitvoering. De bijdrage van verdachte aan het delict, het met geweld wegnemen van de tas met inhoud van [slachtoffer 3] , is van voldoende gewicht. Dat niet verdachte maar (een van de) andere personen uit de groep de wegnemingshandeling van de pet van [slachtoffer 2] en de tas van [slachtoffer 3] heeft/hebben verricht, staat gelet op voorgaande niet aan een veroordeling voor het medeplegen (van ook die onderdelen van de tenlastelegging) in de weg.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1
op 26 maart 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen,
a. a) een tas (merk Gucci) en een mobiele telefoon (merk Apple Iphone 13 PRO) en twee Visa cards en een geldbedrag van 200 euro en een Franse ID kaart en een Frans rijbewijs en een zorgpas en
b) een pet (merk Gucci) en
c) een tas,
die aan
ad a) [slachtoffer 1] en
ad b) [slachtoffer 2] en
ad c) [slachtoffer 3] ,
toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] achterna te lopen en als [slachtoffer 1] weg willen rennen de weg voor hen te blokkeren en af te snijden en de pet van [slachtoffer 2] zijn hoofd te trekken en vervolgens nadat [slachtoffer 1] is ingesloten met kracht aan de tas van [slachtoffer 3] te trekken en te rukken en vervolgens met kracht drie maal tegen de kaak van [slachtoffer 3] te stompen en een tas van het lichaam van [slachtoffer 3] te trekken en vervolgens in het gezicht van [slachtoffer 3] te slaan;
2
op 28 maart 2022 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een enkelband (Buddi Smart Tag 4 transponder), die aan DV&O toebehoorde, heeft vernield.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel (artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht). Bij strafoplegging heeft de verdediging subsidiair verzocht om verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf met een proeftijd van 1 jaar dan wel meer subsidiair een werkstraf voor de duur van 60 uren op te leggen. De raadsman heeft hierbij gewezen op de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en in dit geval zwaar weegt. De rechtbank Amsterdam heeft op 26 februari 2023 vonnis gewezen. De pleegdatum van die bewezenverklaarde straatroof komt overeen met de pleegdatum van voorliggend onder 1 ten laste gelegd feit. Er is een forse straf opgelegd. Verdachte heeft acht maanden vastgezeten. Het jeugdstrafrecht is toegepast.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte was op 26 maart 2022 met een groep jongens op station Sloterdijk te Amsterdam om een straatroof te plegen. De jongens hebben zich in de hal van het station verzameld en vervolgens verspreid. Er was sprake van een onderlinge taakverdeling. Toen verdachte de drie slachtoffers zag, heeft hij de rest van de groep gealarmeerd en heeft de groep zich bij de uitgang verzameld om de slachtoffers op te wachten. Toen de slachtoffers de groep passeerden, sprak verdachte hen aan. De groep is achter de slachtoffers aangelopen de loopbrug op. Een van de personen uit de groep heeft ondertussen de pet van [slachtoffer 2] afgepakt. Op de loopbrug is verdachte achter [slachtoffer 3] de trap naar beneden afgerend. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] konden de rechts op de loopbrug de trap passeren. Bij de poortjes onderaan de trap heeft verdachte [slachtoffer 3] ingesloten. Verdachte heeft de tas met inhoud met kracht van [slachtoffer 3] lichaam getrokken. Daarna heeft hij hem drie vuistslagen op zijn kaak gegeven. Verdachte rende vervolgens lachend de trap op. Ondertussen is onder andere [medeverdachte 2] achter [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aangerend. Hij heeft de tas van [slachtoffer 3] lichaam getrokken en hem in zijn gezicht geslagen. Verdachte heeft zich met zijn gedrag kennelijk laten leiden door een financieel motief en heeft zich niet bekommerd om zijn slachtoffers. Naast de materiële schade die de slachtoffers lijden vanwege het geld en de goederen die zij kwijtraakten, laten dit soort feiten sporen na in het emotionele welzijn van de slachtoffers. Alle slachtoffers in deze zaken waren als toerist te gast in Nederland. Het op gewelddadige wijze worden beroofd van geld en persoonlijke spullen is hoe dan ook vreselijk, maar als je in het buitenland bent, ben je doorgaans extra kwetsbaar. Daarnaast leidt dit soort delicten in de samenleving tot gevoelens van onrust en onveiligheid. Dat de straatroof op een openbare plaats heeft plaatsgevonden, waar nietsvermoedende mensen worden geconfronteerd met dit soort geweld, vindt de rechtbank een strafverzwarende factor.
Daarnaast heeft verdachte op 28 maart 2022 een enkelband vernield. Dit is een vervelend en hinderlijk feit.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 21 december 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden vaker onherroepelijk is veroordeeld voor gewelds- en vermogensmisdrijven. De rechtbank houdt in strafverminderende zin rekening met de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van het voortgangsverslag (Reclassering Nederland) van 24 januari 2024, opgesteld door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker. In dat verslag geeft de reclassering zicht op het verloop van het huidige toezicht op de uitvoering van de bijzondere voorwaarden die zijn opgelegd in het kader van de strafzaak met parketnummer 13/136164-22. In het verslag wordt – kort gezegd – geconcludeerd dat het toezicht moeizaam verloopt, dat de verdachte een ongemotiveerde houding laat zien en slecht meewerkt aan de opgelegde bijzondere voorwaarden. Verdachte is daar meermaals op aangesproken en op gesanctioneerd. De status van het huidige toezicht kan worden gezien als zorgelijk. Gelet op het verloop van het toezicht en met name dat verdachte meerdere afspraken niet nakomt in de laatste maanden, is het op dit moment onduidelijk of een reclasseringstoezicht met de huidige bijzondere voorwaarden verder bijdraagt aan het terugdringen van het recidiverisico. Een positief signaal is dat verdachte vanaf de start van het toezicht niet meer in aanraking/in beeld is gekomen bij de politie en dat hij heeft laten zien in staat te zijn om werk te vinden en in de afgelopen maanden zijn werk heeft weten te behouden.
De op te leggen straf
De rechtbank acht een taakstraf gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en hetgeen hiervoor is beschreven over de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met inachtneming van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden. De rechtbank ziet anders dan de officier van justitie aanleiding om een deel van deze taakstraf als voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Ondanks dat de feiten al langere tijd geleden zijn gepleegd, hecht de rechtbank belang aan de zorgen die zijn geuit over hoe het gaat met verdachte en het risico op recidive dat daarmee lijkt te bestaan. Het voorwaardelijke deel strekt ertoe verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden lijkt verdachte een stok acht de deur nodig te hebben.
Alles overwegend zal verdachte worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

9.De vorderingen van de benadeelde partijen

9.1.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert ten aanzien van feit 1 € 2.259,00 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij ten aanzien van de kostenpost ‘Gucci Bag Neo’ niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering. Die kostenpost is niet onderbouwd. De vordering is voor het overige, namelijk de kostenposten ‘iPhone 13 Pro Noir’ en ‘€ 200,00 cash’, voldoende onderbouwd en moet daarom worden toegewezen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat slechts de kostenpost ‘iPhone 13 Pro Noir’ voldoende is onderbouwd en kan worden toegewezen, mits uit de vordering blijkt dat de telefoon in het jaartal 2022 is gekocht.
Oordeel rechtbank
De vergoeding van de kostenposten ‘Gucci Bag Neo’ en ‘€ 200,00 cash’ zijn betwist. Slechts de kostenpost ‘Gucci Bag Neo’ is naar het oordeel van de rechtbank niet voor toewijzing vatbaar, omdat zij onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij zal daarom voor dat deel van de vordering, begroot op € 900,00, niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De kostenost ‘€ 200,00 cash’ is naar het oordeel van de rechtbank wel voor toewijzing vatbaar, omdat voldoende uit de aangifte blijkt dat dit geldbedrag is weggenomen.
De overige kostenpost ‘iPhone 13 Pro Noir’ is inhoudelijk niet betwist. Dat bedrag komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen. Uit de bijlage van de vordering blijkt dat de telefoon is gekocht op zaterdag 12 februari. Het jaartal ontbreekt, maar dit kan, gelet op het feit dat de genoemde iPhone eind 2021 is uitgekomen en de pleegdatum 26 maart 2022 was, alleen 12 februari 2022 zijn geweest. Dit betekent dat de telefoon ten tijde van de bewezenverklaring slechts één maand oud was. Voor afschrijving op de waarde ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding.
De rechtbank wijst de vordering tot vergoeding van materiële schade toe tot een bedrag van in totaal € 1.359,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten op 26 maart 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd, zodat de benadeelde partij de opgelopen schade niet zelf hoeft te innen en de schade ook vergoed krijgt als verdachte die niet kan betalen.
9.2.
Ten aanzien van benadeelde partij DV&O (feit 2)
De benadeelde partij DV&O vordert ten aanzien van feit 2 € 302,50 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen. De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vordering.
Oordeel rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 5 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding van € 302,50 komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten op 28 maart 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van feit 2:
vernieling
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 (tweehonderdveertig) uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
80 (tachtig) uren, van deze taakstraf
niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 (veertig) dagen.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer 1]gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 1.359,00 (duizenddriehonderdnegenenvijftig euro)aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 26 maart 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.359,00 (duizenddriehonderdnegenenvijftig euro) aan vergoeding van materiële schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 26 maart 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 23 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering benadeelde partij DV&O (feit 2)
Wijst de vordering van de
benadeelde partij DV&Otoe tot een bedrag van
€ 302,50 (driehonderdtwee euro en vijftig eurocent)aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 28 maart 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan DV&O voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. Bode, voorzitter,
mrs. B. Kuppens en L. Noyon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.L. Scheeren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 februari 2023.
[...]
[...]
[...]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 17-19.
3.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 januari 2024.
4.De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 26 januari 2024.
5.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 januari 2024.
6.De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 26 januari 2024.
7.De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 26 januari 2024.
8.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 januari 2024.
9.Een proces-verbaal van aangifte van [medewerker DV&O] (namens DV&O), p. 250-253.
10.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 januari 2024.