9.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn echtgenote [echtgenote] . Hij heeft met een keukenmes een zwaaiende beweging gemaakt in de richting van haar hals, het keukenmes naar beneden getrokken toen [echtgenote] dit vasthield, [echtgenote] geduwd en haar in haar rug gestoken. [echtgenote] heeft hierdoor letsel opgelopen. Verdachte deed dit, omdat hij haar verdacht van vreemdgaan. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [echtgenote] . Uit de verklaring van [echtgenote] blijkt dat de situatie zeer bedreigend en beangstigend is geweest. De gevolgen hadden veel ernstiger kunnen zijn. Dit soort geweld veroorzaakt daarnaast gevoelens van onveiligheid bij anderen in de maatschappij. Buren hebben [echtgenote] horen schreeuwen en hebben haar in de gang van het appartementencomplex aangetroffen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 21 december 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Zoals reeds in rubriek 8 overwogen, is rechtbank is van oordeel dat verdachte ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar is. De rechtbank weegt dit als strafverminderend mee.
Deskundige S.J.D. Dijkstra heeft in de voormelde rapportage geadviseerd om verdachte, in het kader van op te leggen bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, ambulant te behandelen. De behandeling dient zich te richten op (het voorkomen van heropleving van) de waanstoornis, ziektebesef en psycho-educatie. Daarnaast moet de behandeling zich richten op behandeling van de insomniastoornis en de dysthyme stoornis, omdat beiden het risico op (heropleving van) psychotische problematiek verhoogt. Van belang is dat de echtgenote bij de behandeling wordt betrokken en psycho-educatie aangeboden krijgt zodat zij vroege signalen van terugval leert herkennen.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het reclasseringsrapport van Inforsa van 5 oktober 2023, opgemaakt door [ reclasseringswerker 1] , reclasseringswerker. De reclassering concludeert dat hoewel verdachte openstaat voor psychische hulp en systeemtherapie, hij de diagnose van een waanstoornis niet lijkt te onderkennen. Daarnaast lijkt verdachte na zijn detentie weer in de valkuil van zijn eerdere afweermechanismes, zoals hard werken en in controle zijn, te zijn gestapt en veel last te hebben van een slaapstoornis. Behandeling is derhalve noodzakelijk. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling bij de Waag, FACT Inforsa of een soortgelijke zorgverlener.
Ter terechtzitting is [reclasseringswerker 2] , reclasseringswerker, gehoord. Zij heeft het advies uit het reclasseringsrapport waar nodig toegelicht en bevestigd. In aanvulling hierop heeft zij over het verloop van het schorsingstoezicht verklaard dat verdachte zich aan alle afspraken houdt en dat verdachte sinds oktober met behandeling bij de Waag is gestart. De behandeling is gestart met kennismakingsgesprekken en is vooralsnog met name gefocust op verdachtes slaapstoornis. Hiervoor krijgt hij medicatie. Van belang is dat de bijzondere voorwaarde dat verdachte verblijft bij zijn neef op het adres [adres 2] en zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering, wordt gehandhaafd.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij mee wil en blijft werken aan de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
De op te leggen straf
De aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit rechtvaardigt een gevangenisstraf met een voorwaardelijk strafdeel. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering (ter terechtzitting) geadviseerd, passend en geboden. Het is van belang dat verdachte een passende behandeling krijgt. Het voorwaardelijke deel strekt er verder toe verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken.
De rechtbank vindt, anders dan de raadsvrouw, een taakstraf niet passend. De rechtbank heeft daarbij gelet op het advies van de reclassering dat een taakstraf vanwege verdachtes fulltime baan en de geadviseerde behandelverplichting in combinatie met het advies om minder hard te werken, niet wenselijk is. Los hiervan zou oplegging van een taakstraf in het kader van de generale preventie niet passend zijn gelet op de ernst van het feit.
Alles overwegend vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 112 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 71 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de (ter terechtzitting) door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.