ECLI:NL:RBAMS:2024:7134

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
13/244042-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 Overleveringswet in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 november 2024 uitspraak gedaan in het kader van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Roemeense autoriteiten. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon geweigerd op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de opgeëiste persoon zijn aanwezigheidsrecht heeft opgegeven of dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet bij alle zittingen aanwezig is geweest en dat het onduidelijk is of hij op de juiste wijze is opgeroepen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de opgeëiste persoon niet in staat is geweest om zijn verdedigingsrechten uit te oefenen, wat een belangrijke factor is in de beslissing om de overlevering te weigeren. De rechtbank heeft de termijn voor het nemen van een beslissing verlengd, maar uiteindelijk is de overlevering geweigerd omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van zijn verplichtingen en rechten, en er geen garantie was dat hij op de hoogte was van de zittingen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/244042-24
Datum uitspraak: 14 november 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 2 augustus 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op 22 mei 2024 door
the Suceava Court of Law(Roemenië) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] (Roemenië),
laatst bekende verblijfadres: [adres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB op de zitting van 18 september 2024 is aangehouden om aanvullende vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit ter beoordeling van de in artikel 12 Overleveringswet (OLW) bedoelde weigeringsgrond.
De behandeling is voortgezet op de zitting van 31 oktober 2024, in aanwezigheid van
mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E. van de Rakt, advocaat in Breda, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen over de verzochte overlevering op de zitting van 18 september 2024 met 30 dagen verlengd. [2] Op diezelfde zitting is ook de gevangenhouding bevolen. Voorafgaand aan de zitting van 31 oktober 2024 heeft de rechtbank geconstateerd dat de reeds verlengde beslistermijn op 27 oktober 2024 is afgelopen. [3] Op 30 oktober 2024 is de overleveringsdetentie daarom met onmiddellijke ingang opgeheven. De verstreken beslistermijn ontslaat de rechtbank echter niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen. Het betekent echter wel dat geen wettelijke grondslag meer bestaat voor gevangenhouding. [4]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
criminal sentence no. 272 from 18.04.2024 pronounced by Suceava Court in file no. 10882/314/2022, final by lack of appeal on 08.05.2024.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en tien maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [5]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Inleiding
Uit het EAB en de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van
10 en 28 oktober 2024 blijkt het volgende. In het kader van het proces dat tot het onder 3 genoemde vonnis heeft geleid hebben inhoudelijke zittingen plaatsgevonden op 12 juli 2023, 4 oktober 2023 en 28 februari 2024. De opgeëiste persoon is enkel aanwezig geweest bij de inhoudelijke zitting op 12 juli 2023. Bij de zittingen was steeds een door de rechtbank aangewezen advocaat aanwezig. Verder blijkt uit de informatie dat de opgeëiste persoon is opgeroepen op een tweetal adressen in Roemenië (onduidelijk is voor welke zitting(en) dat precies is geweest). Het is onduidelijk of deze adressen door de opgeëiste persoon zelf zijn opgegeven. De opgeëiste persoon zelf heeft ter zitting aangegeven deze adressen niet aan de Roemeense autoriteiten doorgegeven te hebben. Hij heeft aangegeven een e-mailadres en een telefoonnummer doorgegeven te hebben na de eerste zitting, waarna hij teruggekeerd is naar Nederland voor zijn werk. Vanwege wisselende projecten heeft de opgeëiste persoon in Nederland naar eigen zeggen geen vast adres dat hij aan de autoriteiten door kon geven. Evenmin had hij een adres in Roemenië.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering geweigerd dient te worden op grond van artikel 12 OLW. De opgeëiste persoon heeft zijn verdedigingsrechten niet uit kunnen oefenen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW van toepassing is, maar dat kan worden afgezien van weigering. De opgeëiste persoon is tijdens de zittingsdag waarop hij aanwezig was, gewezen op zijn rechten en verplichtingen. Hij had de Roemeense autoriteiten zelf op de hoogte moeten houden van onder andere zijn adres en wijzigingen daarin. Al met al heeft de opgeëiste persoon stilzwijgend afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het gehele inhoudelijke proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet op het bovenstaande kan de overlevering op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Op grond van de informatie die voorhanden is kan niet de conclusie getrokken worden dat de opgeëiste persoon kennelijk onzorgvuldig heeft gehandeld of stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. De opgeëiste persoon is op
12 juli 2023 weliswaar gewezen zijn op zijn ‘rechten en verplichtingen’, maar uit de aanvullende informatie blijkt niet of deze verplichtingen inhielden dat hij op een bepaald adres bereikbaar moest zijn. Evenmin is duidelijk hoe en voor welke zittingen de opgeëiste persoon precies is opgeroepen, of die eventuele oproeping(en) heeft/hebben plaatsgevonden op een adres dat door de opgeëiste persoon in het kader van de onderhavige procedure is opgegeven en zo ja, of hij erop gewezen is dat hij eventuele adreswijzigingen door moest geven aan de autoriteiten. Gelet op de reeds verstreken beslistermijn ziet de rechtbank geen mogelijkheid tot het (nogmaals) stellen van vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 12 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Suceava Court of Law(Roemenië).
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en J.E. van Bruggen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 november 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie artikel 22 OLW.
4.De termijn van vrijheidsbeneming (en mogelijkheden tot verlenging daarvan) moeten in samenhang worden bezien met de wettelijke beslistermijn.
5.Zie onderdeel e) van het EAB.