ECLI:NL:RBAMS:2024:712

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
10514853 \ CV EXPL 23-7279
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding door Q-Park afgewezen wegens oneerlijke bedingen in algemene voorwaarden

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor schadevergoeding wegens het zogenaamde 'treintje rijden' in een parkeergarage. Q-Park vorderde een bedrag van € 150,00 voor een verloren kaart, € 346,95 aan schadevergoeding en € 74,54 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Q-Park stelde dat er een parkeerovereenkomst was gesloten en dat [gedaagde] deze had geschonden door de auto zonder betaling van het verschuldigde parkeergeld te laten uitrijden.

[gedaagde] betwistte de vordering en voerde aan dat zij de auto niet bestuurde op het moment van het incident. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel er geen wettelijke basis is om de kentekenhouder als contractspartij aan te merken, er wel een gerechtvaardigd vermoeden bestaat dat de kentekenhouder ook de bestuurder was. [gedaagde] kon dit vermoeden niet weerleggen, waardoor de rechter concludeerde dat zij de contractspartij was.

De rechter heeft vervolgens de algemene voorwaarden van Q-Park beoordeeld aan de hand van het Europese en Nederlandse consumentenrecht, met name de Richtlijn 93/13 EG over oneerlijke bedingen. De rechter oordeelde dat de bedingen in de algemene voorwaarden van Q-Park, die de consument met een schadevergoeding zouden confronteren die de daadwerkelijk geleden schade overstijgt, oneerlijk zijn en het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen aanzienlijk verstoren. Daarom werden de bedingen vernietigd en de vorderingen van Q-Park afgewezen. Q-Park werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10514853 \ CV EXPL 23-7279
Vonnis van 8 februari 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS B.V.,
te Maastricht,
eisende partij,
hierna te noemen: Q-Park,
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 mei 2023, met producties;
- het proces-verbaal van het beginnende mondelinge antwoord;
- het aanvullende schriftelijke antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 13 juli 2023;
- de akte van van Q-Park, met producties;
- de bij brief van 5 september 2023 door Q-Park toegezonden algemene voorwaarden.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 januari 2024, waarbij door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Namens de gemachtigde van Q-Park zijn verschenen [naam 1] en [naam 2] . [gedaagde] is in persoon verschenen. Partijen zijn gehoord, waarbij de gemachtigde van Q-Park een productie heeft overgelegd, en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Vervolgens is de datum voor vonnis bepaald op heden.
De feiten
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1. Q-Park exploiteert en beheert parkeeraccomodaties in Nederland, waaronder de accommodatie in Amsterdam-Byzantium (hierna: de parkeergarage). Q-Park biedt tegen betaling parkeerplaatsen aan in de parkeergarage.
1.2. [gedaagde] is kentekenhouder van de auto met kenteken [kenteken] .
Het geschil
2. Q-Park vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 150,00 aan tarief verloren kaart, € 346,95 aan schadevergoeding en € 74,54 aan buitengerechtelijke kosten, alles te vermeerderen met wettelijke rente en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. Volgens Q-Park is tussen partijen een (parkeer)overeenkomst tot stand gekomen, omdat zij aan [gedaagde] tegen betaling een parkeerplaats heeft aangeboden en dat aanbod is geaccepteerd. Met het voertuig waarvan het kenteken op naam van [gedaagde] staat, is op 21 januari 2023 om 21:19 uur in de parkeergarage treintje gereden. Er is derhalve in strijd gehandeld met de overeenkomst en de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden. [gedaagde] is op grond daarvan de schadevergoeding en het tarief verloren kaart verschuldigd.
3. [gedaagde] is het niet eens met de vordering en voert - kort gezegd - aan dat zij geen parkeerovereenkomst met Q-Park heeft gesloten, omdat zij de auto niet bestuurde toen daarmee de garage werd in- en uitgereden. De auto is bij het verlaten van de garage doorgereden omdat de inzittenden ondanks meerdere pogingen geen contact konden krijgen met Q-Park.
4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
De beoordeling
5. Hoewel er geen wettelijke basis is om de kentekenhouder zonder meer als contractspartij van Q-Park aan te merken, kan uit de registratie als kentekenhouder naar het oordeel van de kantonrechter wel het gerechtvaardigd vermoeden worden afgeleid dat de kentekenhouder ook de bestuurder van de auto is. Het ligt dan op de weg van de kentekenhouder om dat vermoeden te weerleggen door aan te tonen dat een derde in het voertuig reed.
6. Daarin is [gedaagde] niet geslaagd. Weliswaar heeft zij uiteindelijk verklaard dat haar partner de auto bestuurde, maar dit deed zij pas ter zitting en een nadere onderbouwing hiervan – zoals een ondertekende verklaring van haar partner – ontbreekt. Daarom moet voorbij gegaan worden aan deze niet onderbouwde stelling van [gedaagde] . Dat betekent dat voldoende is komen vast te staan dat [gedaagde] de parkeerder was en daarmee de contractspartij van Q-Park.
7. [gedaagde] heeft erkend dat er op 21 januari 2023 om 21:19 uur treintje is gereden met de auto. Haar stelling dat dit is gedaan omdat zij geen contact kon krijgen met Q-Park, heeft Q-Park gemotiveerd betwist. Uit de ter zitting afgespeelde audio-opname van het algemene telefoonnummer blijkt dat de helpdesk van Q-Park 24 uur per dag bereikbaar is. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om contact te leggen met Q-Park om het probleem op te lossen en treintje rijden te voorkomen.
8. Ondanks het voorgaande worden de vorderingen van Q-Park afgewezen. Daarvoor is het volgende van belang.
9. Vast staat dat de overeenkomst waarop Q-Park zich beroept, is gesloten met een consument. Dat betekent dat ambtshalve moet worden getoetst aan het Europese en Nederlandse consumentenrecht, in het bijzonder aan de Richtlijn 93/13 EG (Richtlijn oneerlijke bedingen).
10. Dat houdt in dat de kantonrechter uit eigen beweging (onder meer) moet beoordelen of de bedingen in de overeenkomst en de algemene voorwaarden oneerlijk zijn. Bij die beoordeling gaat het erom of dat beding, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort (artikel 3 lid 1 van de richtlijn). Hierbij moeten alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst worden meegewogen en alle andere bedingen van de overeenkomst, rekening houdend met de aard van de goederen of de diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft, in aanmerking worden genomen. Voor het toetsingsmoment moet worden uitgegaan van de datum waarop de overeenkomst is gesloten. Irrelevant voor deze toets is daarom de feitelijke toepassing en uitvoering van de bedingen, of een achteraf gegeven uitleg. Verder moet rekening worden gehouden met de toepasselijke regels van het nationale recht wanneer partijen geen regeling zouden hebben getroffen.
11. Tot op heden werd geoordeeld dat Q-Park aanspraak kan maken op vergoeding van het tarief verloren kaart van artikel 5.6 en dat het beding dat ziet op een vast bedrag aan aanvullende schadevergoeding bij treintje rijden (van artikel 5.8), niet oneerlijk is in de zin van de richtlijn.
12. In het arrest van het Hof van Justitie van 13 juli 2023 (ECLI:EU:C:2023:578, rov. 67) is recent (opnieuw) duidelijk gemaakt dat voor de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding van een overeenkomst onder meer rekening moet worden gehouden met alle andere bedingen van die overeenkomst. Dat geeft aanleiding de algemene voorwaarden van Q-Park opnieuw tegen het licht te houden.
13. In artikel 5.6, 5.8, 7.5, 8.1, 8.2 en 8.3 van de in deze zaak overgelegde versie 12.2020 van de algemene voorwaarden, zijn bepalingen opgenomen over door De Klant (verder ook: de consument) te vergoeden schade:

5.Gebruiksvoorschriften(..)5.6 In geval van verlies of het ontbreken van het Parkeerbewijs, is de Parkeerder het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd. De Parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de Parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de Parkeerder het werkelijke Parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”. Indien de Klant achteraf door middel van de klachtenprocedure aan kan tonen wat de daadwerkelijke parkeertijd was, zal restitutie op basis daarvan plaats vinden. De bewijslast met betrekking tot de daadwerkelijke parkeertijd berust bij de Klant.5.7 Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde Parkeergeld met het Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de Klant direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan.5.8 Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in artikel 5.5 of 5.7 van deze Voorwaarden constateert, is de Klant het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 319,97- (incl. BTW prijspeil 2020).Q-Park heeft het recht daarnaast en daarenboven overige, daadwerkelijk geleden (gevolg)schade vorderen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om het werkelijke parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.

7.Aansprakelijkheid

(..)
7.5 De Klant is aansprakelijk voor alle schade die door hem is veroorzaakt. Schade door de Klant veroorzaakt aan de Parkeerfaciliteit of de daarbij behorende apparatuur en installaties dient ter plaatse te worden vergoed tenzij, naar het oordeel van Q-Park, de Klant voldoende zekerheid kan bieden dat de schade wordt vergoed. Indien de schade ter plaatse wordt vergoed, houdt Q-Park zich het recht voor de Klant een naheffing te zenden indien de daadwerkelijke schade hoger is dan ter plaatse ingeschat. Voor het definitief vaststellen van de hoogte van de schade zal het rapport van een door Q-Park aangewezen deskundige beslissend zijn. Kosten voor het opstellen van het rapport zijn voor rekening van de Klant.
Niet-nakoming
8.1
Indien de Klant tekortschiet in de nakoming van enige verplichting die ingevolge de Wet, de plaatselijke verordeningen en gebruiken en/of de met hem gesloten overeenkomst inclusief de daarop van toepassing zijnde Voorwaarden op hem rusten, pleegt de Klant wanprestatie, zonder dat daartoe enige verdere ingebrekestelling is vereist. Q-Park is alsdan gerechtigd de overeenkomst middels schriftelijk bericht te beëindigen en de Klant de toegang tot de Parkeerfaciliteit te weigeren. De Klant is gehouden om aan Q-Park alle schade te vergoeden, door Q-Park te lijden als gevolg van de in het voorgaande bedoelde fout, nalatigheid en/of enig ander in gebreke blijven, onverminderd de gehoudenheid van beide partijen tot nakoming van die verplichtingen die tot aan de beëindiging van de overeenkomst voor ieder van hen zouden zijn ontstaan of zullen ontstaan.
8.2 Indien Q-Park genoodzaakt is een sommatie, ingebrekestelling of ander exploot aan de Klant te doen uitbrengen of in geval van noodzakelijke procedures tegen de Klant, is de Klant verplicht alle daarvoor gemaakte kosten, waaronder de kosten van rechtskundige bijstand, zowel in als buiten rechte, aan Q-Park te vergoeden. Voor zover incassomaatregelen noodzakelijk zijn, worden de buitengerechtelijke kosten tussen partijen bij voorbaat vastgesteld op 15% van de onbetaalde hoofdsom, met een minimum van
€ 250,-, tenzij hiervoor een andersluidende bindende wettelijke regeling geldt.
8.3
Q-Park is te allen tijde gerechtigd het Motorvoertuig van de Klant onder zich te houden en/of daartoe geëigende maatregelen te treffen, zoals het aanbrengen van een wielklem, zolang de Klant niet al hetgeen hij verschuldigd is aan Q-Park, heeft voldaan.
14. In artikel 5 gaat het specifiek over bedragen en schade die moeten worden vergoed als treintje is gereden, artikel 7 ziet op aansprakelijkheid van de consument in het algemeen en artikel 8 heeft betrekking op het niet nakomen van de overeenkomst dan wel de algemene voorwaarden door de consument en de gevolgen daarvan. Q-Park stelt in de dagvaarding dat zij schade lijdt wanneer parkeerders treintje rijden, onder andere vanwege omzetderving, gemaakte kosten, uitgevoerde werkzaamheden, gedane en toekomstige investeringen en het inschakelen van derden. In veel gevallen is ook schade toegebracht aan de slagboom. Q-Park kan dus in gevallen van treintje rijden een beroep doen op de hiervoor aangehaalde artikelen, waarin onder meer is bepaald dat Q-Park naast en bovenop het tarief verloren kaart én de aanvullende schadevergoeding overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade kan vorderen. Verder kan Q-Park het werkelijke parkeergeld in rekening brengen, naast het tarief verloren kaart, waarvan ze zelf stelt dat het één, twee of drie keer het geldende dagtarief bedraagt. Schade aan de parkeerfaciliteit en de daarbij behorende apparatuur en installaties moet bovendien ter plaatse worden vergoed, tenzij naar het oordeel van Q-Park de consument voldoende zekerheid kan bieden dat de schade wordt vergoed (zie artikel 7.5). Daarbij gaat het om een schatting, kan Q-Park de consument een naheffing sturen indien de echte schade later hoger blijkt en zijn de kosten voor het vaststellen daarvan – door een door Q-Park aangewezen deskundige – voor rekening van de consument.
15. Naast deze schade is in artikel 8.2 bepaald dat de consument verplicht is alle gemaakte kosten, waaronder de kosten van rechtskundige bijstand, zowel in als buiten rechte aan Q-Park moet vergoeden. Tot slot is Q-Park ingevolge artikel 8.3 te allen tijde gerechtigd het motorvoertuig van de consument onder zich te houden en/of daartoe geëigende maatregelen te treffen zoals het aanbrengen van een wielklem, zolang de consument niet al hetgeen hij verschuldigd is aan Q-Park, heeft voldaan.
16. Q-Park heeft ter zitting toegelicht dat de artikelen ieder een andere strekking hebben en een ander doel dienen. Q-Park ontvangt geen dubbele beloning; zij kiest per situatie op welk(e) beding(en) een beroep wordt gedaan en kijkt daarbij naar de omstandigheden van het geval.
17. Ook als daarvan wordt uitgegaan, maakt dat de bedingen nog niet eerlijk. Een achteraf gegeven uitleg of de omstandigheid dat Q-Park zich in de praktijk niet beroept op meerdere bedingen tegelijkertijd, is niet van invloed op de kwalificatie van de bedingen. Het gaat er om dat Q-Park met de door haar gehanteerde algemene voorwaarden bij het aangaan van de overeenkomst de mogelijkheid heeft gecreëerd om op alle bedingen tegelijkertijd een beroep te doen. Of zij dit vervolgens ook daadwerkelijk doet is voor de weging of bedingen eerlijk zijn niet relevant.
18. Anders dan Q-Park betoogt, valt uit de tekst van de bedingen niet op te maken dat zij een andere strekking hebben en op andere situaties zien. De betreffende bedingen hebben allen betrekking op (vergoeding van) schade die ontstaat door het niet nakomen van de overeenkomst en zijn zodanig ruim geformuleerd, dat Q-Park in het geval van treintje rijden, op alle vijf bedingen van rov. 13. een beroep zou kunnen doen. Het cumulatieve effect van de bedingen is dat Q-Park de consument met een schadevergoeding zou kunnen confronteren die de daadwerkelijk geleden schade (ver) overstijgt. Bovendien voorzien de algemene voorwaarden van Q-Park er ook nog in dat de schade ter plaatse moet worden vergoed, dat Q-Park gerechtigd is het motorvoertuig van de consument onder zich te houden en dat zij maatregelen kan treffen zoals het aanbrengen van een wielklem, zolang niet alles is betaald. De conclusie is dat de bedingen het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. De artikelen 5.6, 5.8, 7.5, 8.1 en 8.3 zijn daarom in onderlinge samenhang beschouwd oneerlijk en worden vernietigd.
18. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de noodzaak om te kunnen optreden tegen treintje rijden en de wil van Q-Park om de daaruit volgende schade te kunnen verhalen evident is, maar de wijze waarop Q-Park dat op dit moment in haar algemene voorwaarden heeft opgenomen het evenwicht aanzienlijk verstoort. Q-Park kan haar algemene voorwaarden eenvoudig aanpassen met inachtneming van voorgaande overwegingen, waarbij zij overigens een groot deel van haar vorderingen op de wet kan baseren, waardoor het hanteren van algemene voorwaarden (met het risico dat deze oneerlijk worden bevonden) onnodig is.
20. Daarbij moet benadrukt worden dat uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie blijkt dat het de bedoeling is om een einde te maken aan het gebruik van oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen consumenten en verkopers (onder meer ECLI:EU:C:2014:282 en ECLI:EU:C:2012:349). Ter zitting heeft Q-Park desgevraagd meegedeeld dat het beding van artikel 8.2 met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten nog altijd wordt gehandhaafd, ondanks dat het door meerdere rechters oneerlijk is bevonden. Daarmee gaat zij in tegen het doel van de richtlijn om de zwakkere positie van de consument te beschermen, wat alleen lukt als bedingen zoals hier aan de orde verdwijnen uit overeenkomsten tussen consumenten en verkopers. Tegen die achtergrond is voor een welwillende lezing van de algemene voorwaarden als door
Q-Park bepleit ook geen aanleiding.
21. Slotsom is dat de vorderingen van Q-Park niet toewijsbaar zijn. De vorderingen zullen worden afgewezen.
22. Q-Park is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde] worden tot dit vonnis vastgesteld op nihil.
De beslissing
De kantonrechter:
I. wijst de vorderingen af;
II. veroordeelt Q-Park in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Sissing en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier, mr. D.C. Vink.
57327