ECLI:NL:RBAMS:2024:7117

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
AMS 23/6971
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep van Fastned tegen de vergunningverlening aan BP voor een energielaadpunt op verzorgingsplaats in Brielle

In deze uitspraak van 7 november 2024 beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van Fastned B.V. tegen de vergunning die aan BP Europe SE is verleend voor het realiseren van een energielaadpunt op verzorgingsplaats [verzorgingsplaats 1] in de gemeente Brielle. Fastned, vertegenwoordigd door mr. L.P.W. Mensink en mr. I.A. Siskina, stelt dat de vergunning in strijd is met het vierde criterium uit de Kennisgeving 2022, omdat de complexiteit van de verkeersstromen zou toenemen en de verkeersveiligheid in het geding zou zijn. De minister van Infrastructuur en Waterstaat, vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Ferdinandus, heeft het beroep bestreden en stelt dat de vergunningverlening niet leidt tot een onveilige situatie. De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2024 behandeld, gelijktijdig met andere zaken, en heeft geconcludeerd dat de minister in redelijkheid de vergunning heeft kunnen verlenen. De rechtbank oordeelt dat Fastned onvoldoende bewijs heeft geleverd om de verkeerskundige beoordelingen van de minister te weerleggen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat Fastned geen griffierecht terugkrijgt en ook geen proceskosten vergoed krijgt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/6971

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2024 in de zaak tussen

de besloten vennootschap Fastned B.V. (Fastned), uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigden: mr. L.P.W. Mensink en mr. I.A. Siskina),
en

de minister van Infrastructuur en Waterstaat (de minister), verweerder

(gemachtigde: mr. M.J.A. Ferdinandus).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
BP Europe SE - BP Nederland(BP)
,uit Capelle aan den IJssel.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van Fastned tegen de aan BP verleende vergunning [1] op verzorgingsplaats [verzorgingsplaats 1] in de gemeente Brielle.
2. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. BP heeft niet op het beroep gereageerd.
3. De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2024 op zitting behandeld, gelijktijdig met de zaken AMS 23/4849, AMS 24/780 en AMS 24/3548. In die zaken is separaat uitspraak gedaan. Aan de zitting hebben deelgenomen: de gemachtigden van Fastned, vergezeld door [gemachtigde 1], de gemachtigde van de minister bijgestaan door mr. K.E. Masmeijer-Haan en [gemachtigde 2] namens BP.

Totstandkoming van het besluit

4. BP beschikt over een Wbr-vergunning voor het behouden en onderhouden van het benzinestation [verzorgingsplaats 1] als basisvoorziening. Op het benzinestation staan drie tankzuilen voor fossiele brandstoffen met in totaal tien opstelplaatsen. Fastned is vergunninghouder van een basisvoorziening laadstation met twee opstelplaatsen
.
5. BP heeft op 17 juni 2022 een Wbr-vergunning aangevraagd voor het realiseren van een energielaadpunt met twee laadplekken als aanvullende voorziening op verzorgingsplaats [verzorgingsplaats 1].
6. De minister heeft de vergunning voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De ontwerpvergunning voor een energielaadpunt met twee laadplekken heeft van 16 december 2022 tot en met 26 januari 2023 ter inzage gelegen. Fastned heeft tegen de ontwerpvergunning een zienswijze ingediend.
7. Met het bestreden besluit van 26 oktober 2023 heeft de minister de vergunning aan BP verleend, met een looptijd tot 29 oktober 2028. Fastned heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Juridisch kader

8. Per 1 januari 2024 is de Wbr ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat vóór die datum de aanvraag om een Wbr-vergunning is ingediend, is in deze zaak de Wbr met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dit volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet.
9. Artikel 3, eerste lid, van de Wbr bepaalt, voor zover hier relevant, dat een vergunning slechts kan worden geweigerd, gewijzigd of ingetrokken ter bescherming van waterstaatswerken en ter verzekering van het doelmatig en veilig gebruiken van die werken, met inbegrip van het belang van verruiming of wijziging anderszins van die werken. Een aanvraag tot wijziging van een Wbr-vergunning moet, kort gezegd, worden beoordeeld op veiligheid en doelmatigheid.
10. Het toetsingskader voor aanvragen om een vergunning voor het aanbieden van voorzieningen op een verzorgingsplaats langs rijkswegen, als bedoeld in artikel 3, van de Wbr, is het beleid, zoals neergelegd in de Kennisgeving Voorzieningen op verzorgingsplaatsen langs rijkswegen (hierna: de Kennisgeving). De Kennisgeving is in 2004 vastgesteld en – voor zover in deze zaak relevant – in 2022 gewijzigd. Deze wijziging van de Kennisgeving is op 17 mei 2022 in de Staatscourant gepubliceerd en op 18 mei 2022 in werking getreden. De rechtbank zal de gewijzigde Kennisgeving hierna aanduiden als de Kennisgeving 2022.
11. De Kennisgeving 2022 maakt onderscheid tussen basisvoorzieningen en aanvullende voorzieningen op verzorgingsplaatsen langs rijkswegen. Basisvoorzieningen zijn benzinestations, wegrestaurants, servicestations en energielaadpunten. In de Kennisgeving 2022 staan zeven cumulatieve criteria waaraan wordt getoetst om te beoordelen of een voorziening aanvullend is. Voor de beoordeling van dit beroep is het vierde criterium relevant. Het vierde criterium houdt in dat de aanvullende voorziening er niet toe leidt dat de verkeersstromen in complexiteit toenemen of ten koste gaan van de (verkeers)veiligheid op de verzorgingsplaats. Een aanvullende voorziening mag de doorstroming van de verkeersstromen niet belemmeren.

Beoordeling door de rechtbank

12. De rechtbank beoordeelt of de minister in redelijkheid heeft kunnen besluiten de Wbr-vergunning aan BP te verlenen. Dat doet de rechtbank aan de hand van de gestroomlijnde beroepsgronden van Fastned in het ‘nader stuk’ van 30 augustus 2024 dat Fastned op verzoek van de rechtbank heeft ingediend. De rechtbank beschouwt daarmee het eerder ingediende beroepschrift als vervangen.
13. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
14. Fastned stelt dat de vergunning in strijd is met vierde criterium uit de Kennisgeving 2022. Zij voert aan dat de complexiteit van de verkeersstromen zal toenemen, dan wel dat de (verkeers)veiligheid op de verzorgingsplaats zal afnemen. Het laadstation is namelijk voorzien aan de rechterzijde van de shop bij het bestaande benzinestation. Op de vergunde plek is geen wachtruimte voor wachtende auto’s als het laadstation bezet blijkt. Het ontbreken van wachtruimte leidt tot belemmering van de doorstroming en onverwachte verkeersbewegingen ter plekke.
15. De minister stelt zich op het standpunt dat de nagestreefde optimalisatiering van de inrichting van de verzorgingsplaats niet betekent dat een geringe wachtruimte onder het huidige beleid per definitie verkeersonveilig is. Dit vergt een toets van geval tot geval. Volgens de minister gaat het in dit geval niet om laadplekken op het voorterrein en volgt uit de verkeerskundige beoordelingen dat sprake is van voldoende wachtruimte. Twee laadplekken op deze locatie zullen niet leiden tot een grote toename van personenauto's of een wijziging van het soort verkeersstroom. Gelet op de verkeerssituatie is de rijsnelheid erg laag. Daarnaast is het moeten verrichten van in- en uitparkeerbewegingen niet relevant voor de verkeersstromen en vonden deze verkeersbewegingen bovendien al plaats. De minister onderbouwt zijn standpunt met de verkeerskundige beoordelingen van 27 juni 2023 en 10 september 2024.
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister hiermee voldoende gemotiveerd dat het energielaadpunt met twee laadplekken op de verzorgingsplaats niet zorgt voor toename in complexiteit van de verkeersstromen zoals in het criterium uit de Kennisgeving 2022 is weergegeven. Fastned heeft geen tegenrapport overgelegd om de conclusies gebaseerd op de verkeerskundige beoordeling te bestrijden of te weerleggen. De beroepsgrond kan dan ook niet slagen.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep is ongegrond. Fastned krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Sanders, voorzitter, mr. A.M. van der Linden-Kaajan en mr. J.W. Vriethoff, leden, in aanwezigheid van mr. I.N. van Soest, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 november 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat in het hogerberoepschrift de gronden van hoger beroep kenbaar moeten worden gemaakt. Na de genoemde termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. Indien binnen de beroepstermijn geen gronden zijn ingediend, wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr).