Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer vordering tul: 13/018531-22
Rechtbank Amsterdam
Op 9 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 november 2023 in Amsterdam een mishandeling heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1993 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft een man mishandeld door hem met gebalde vuist in het gezicht en op het hoofd te stompen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 26 januari 2024 heeft de officier van justitie, mr. E.H. de Bruijn, de vordering tot oplegging van een ISD-maatregel voor de duur van twee jaar zonder aftrek van voorarrest ingediend. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. W.P.A. Vos, heeft verzocht om een voorwaardelijke straf of een voorwaardelijke ISD-maatregel, met argumenten over de moeilijke leefomstandigheden van de verdachte en eerdere mislukte pogingen tot begeleiding.
De rechtbank heeft de omstandigheden van de verdachte en de ernst van het gepleegde feit in overweging genomen. De rechtbank heeft kennisgenomen van een rapport van GGZ Reclassering Inforsa, waarin de instabiliteit van de verdachte op verschillende leefgebieden werd beschreven, evenals zijn alcoholproblematiek en zorgmijdende houding. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte een hoog risico op recidive vertoont en dat eerdere pogingen tot begeleiding niet succesvol zijn geweest. Daarom heeft de rechtbank besloten om de ISD-maatregel voor de maximale duur van twee jaar op te leggen, zonder aftrek van voorarrest, en heeft zij de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen. De rechtbank zal de noodzaak van voortzetting van de ISD-maatregel binnen 12 maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging toetsen.