In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 19 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft op 24 mei 2024 in Uithoorn meermalen met een mes in de richting van de schouder van het slachtoffer gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet met opzet heeft gehandeld om het slachtoffer te doden, omdat het steken in de schouder niet automatisch de aanmerkelijke kans op de dood met zich meebrengt. Daarom is de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag. Echter, de rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte wel een poging tot zware mishandeling oplevert, omdat het steken met een mes in de richting van de schouder volgens algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebrengt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van honderdnegentig dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte en de impact van het delict op het slachtoffer en de samenleving.