ECLI:NL:RBAMS:2024:7093

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
13/171746-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag en veroordeling poging tot zware mishandeling na steekincident

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 19 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft op 24 mei 2024 in Uithoorn meermalen met een mes in de richting van de schouder van het slachtoffer gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet met opzet heeft gehandeld om het slachtoffer te doden, omdat het steken in de schouder niet automatisch de aanmerkelijke kans op de dood met zich meebrengt. Daarom is de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag. Echter, de rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte wel een poging tot zware mishandeling oplevert, omdat het steken met een mes in de richting van de schouder volgens algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebrengt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van honderdnegentig dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte en de impact van het delict op het slachtoffer en de samenleving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/171746-24
Datum uitspraak: 19 november 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in [detentieadres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 5 november 2024. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B. ter Steege, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.P.G. van der Weide, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt er - kort gezegd - van beschuldigd dat hij op 24 mei 2024 in Uithoorn heeft geprobeerd [slachtoffer] te steken met een mes. Dit is primair tenlastegelegd als poging tot doodslag, subsidiair als poging tot zware mishandeling en meer subsidiair als bedreiging.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ivan dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde poging tot doodslag. Verdachte heeft onverhoeds en met grote kracht meerdere malen in de richting van het bovenlichaam van aangeefster gestoken en heeft daarmee de aanmerkelijke kans dat zij zou komen te overlijden bewust aanvaard. Het is een feit van algemene bekendheid dat het bovenlichaam meerdere vitale organen en belangrijke (slag)aderen bevat en dat het meermalen steken in dat deel van het lichaam dus een aanmerkelijke kans op de dood oplevert. Een messteek kan immers zomaar in één van die vitale organen terecht komen. De gedraging van verdachte is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm gericht op het teweegbrengen van letsel zodat het niet anders kan zijn dan dat hij met zijn handelen de aanmerkelijke kans op de dood van aangeefster bewust heeft aanvaard. Verdachte heeft daarmee voorwaardelijk opzet gehad op het doden van aangeefster. Dat aangeefster geen (steek)verwondingen heeft opgelopen doet hier niet aan af.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] heeft aanvaard. In het schoudergebied zitten geen organen van dusdanige vitale aard dat kan worden gesteld dat met het in de richting daarvan een stekende beweging maken, bewust de aanmerkelijke kans op de dood wordt aanvaard. Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling heeft de raadsman geen verweer gevoerd. De verdediging refereert zich wat het subsidiair tenlastegelegde betreft aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting vast dat verdachte op 24 mei 2024 in Uithoorn meermalen met een mes in de richting van de schouder van [slachtoffer] heeft gestoken.
Vrijspraak poging doodslag
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte opzet heeft gehad op het doden van [slachtoffer] , ook niet in de zin van voorwaardelijk opzet. Het steken met een mes in de schouder, niet zijnde een lichaamsdeel waarin zich vitale organen bevinden, levert niet zonder meer de aanmerkelijke kans op de dood op. Dat hierop wel een aanmerkelijke kans bestaat, zou moeten worden afgeleid uit de omstandigheden. Verdachte heeft met een zogenoemd aardappelschilmesje, in de richting van de schouder van [slachtoffer] gestoken, waarna – terwijl [slachtoffer] zich verdedigde – een worsteling ontstond tussen verdachte en [slachtoffer] . In de korte tijdspanne van de worsteling heeft verdachte vervolgens meerdere steekbewegingen gemaakt in de richting van de buitenkant van de schouder van [slachtoffer] . Omdat er met een betrekkelijk klein mes steekbewegingen zijn gemaakt in de richting van de buitenzijde van de schouder van [slachtoffer] , is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag.
Bewezenverklaring poging zware mishandeling
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte wel een poging tot zware mishandeling oplevert en overweegt daartoe als volgt. Het steken met een mes in de richting van de schouder levert naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op. Nu dit een algemene ervaringsregel is, stelt de rechtbank vast dat ook verdachte zich hiervan bewust is geweest. Verdachte heeft die kans met zijn handelen bewust aanvaard. Gelet op het gegeven dat er geen zwaar letsel is toegebracht, is het bij een poging gebleven.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 24 mei 2024 te Uithoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen heeft gestoken in de richting van de schouder van [slachtoffer] , met een mes, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van het voorarrest. Van belang is dat verdachte wordt behandeld voor zijn psychotische kwetsbaarheid en verslaving. De psychiater heeft geconcludeerd dat verdachte hiervoor het best terug kan keren naar zijn thuisland Servië. Hij heeft daar een huis, familie die op hem wacht en een reeds opgestarte behandeling. Omdat verdachte uitzetbaar is, zal hij na zijn straf gecontroleerd uitgezet worden door de Dienst Terugkeer en Vertrek en in Servië de zorg kunnen ontvangen die hij nodig heeft.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de duur van de op te leggen gevangenisstraf gelijk te stellen aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, eventueel vermeerderd met de dagen die nodig zijn voor de Dienst Terugkeer en Vertrek om de directe terugkeer vanuit [detentieadres] naar Servië te kunnen organiseren.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals op zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling, door uit het niets meermalen met een mes in de richting van de schouder van [slachtoffer] te steken. Dit moet voor het slachtoffer een uiterst beangstigende ervaring zijn geweest, te meer nu het incident plaatsvond op haar werk, een plek waar zij zich juist veilig zou moeten voelen. Naast de impact op het directe slachtoffer, maakt een gebeurtenis als deze een inbreuk op het veiligheidsgevoel in de samenleving en meer in het bijzonder op de andere aanwezigen bij het incident. Meerdere getuigen hebben gezien hoe een willekeurig slachtoffer werd aangevallen met een mes.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 22 juli 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van 30 september 2024, opgesteld door psychiater M.B.F. van Berkel. Hieruit blijkt – zakelijk weergegeven –dat sprake is van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en dat sprake is van een stoornis in het gebruik van cannabis. Verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde psychotisch. Het denken en handelen van verdachte werd tijdens het tenlastegelegde gekleurd door paranoïdie en angst. Vanuit de psychotische stoornis is sprake (geweest) van een gestoorde realiteitstoetsing en matig ziektebesef, vanuit de verslaving is sprake van een gestoorde impulscontrole. Ten aanzien van de toerekenbaarheid wordt geadviseerd om het tenlastegelegde verdachte in verminderde mate toe te rekenen. Ten aanzien van behandeling wordt geadviseerd om, gelet op de afloop van de verblijfsvergunning van verdachte, de behandeling voor de verslaving voort te zetten in het thuisland van verdachte. Verdachte lijkt hier het beste af te zijn.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting e-mailcorrespondentie overgelegd waaruit blijkt dat er mogelijkheden bestaan voor een zogenoemde zachte landing van verdachte, wat betekent dat verdachte op de luchthaven in Servië zal worden opgehaald door zijn familie. Daarnaast zal [detentieadres] een medische brief opstellen met indien nodig advies, waarmee verdachte een arts in Servië kan raadplegen. Voor het organiseren van een gecontroleerd vertrek vanuit Nederland zijn minimaal twee werkdagen nodig.
Strafoplegging
De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten dienen als uitgangspunt bij het bepalen van de straf. Voor een voltooide zware mishandeling met behulp van een wapen is het LOVS-oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden. De rechtbank houdt rekening met het oordeel dat het gaat om een poging, maar houdt ook rekening met de ernst van het feit zoals hiervoor is weergegeven. In de persoon van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om aan te sluiten bij het advies van de Pro Justitia rapportage en het tenlastegelegde verdachte in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank acht het in het belang van verdachte dat hij, met indien gewenst een brief met medische informatie voor een arts in Servië, vanuit detentie wordt overgebracht naar het vliegveld, opdat de zachte landing in Servië gerealiseerd kan worden en verdachte wordt opgevangen door zijn familie en aansluitend daar in behandeling kan gaan.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van honderdnegentig dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
45, 302 Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Verklaart verdachte,
[verdachte], strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 190 (honderdnegentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Wiewel, voorzitter,
mrs. C.P.E. Meewisse en M. Bakhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. Ketelaers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 november 2024.